Ik zal de eerste zijn die toegeeft dat ik deze woensdagavond niet op mijn best was. Maar het algehele niveau van de commissie ECG liet op deze vergadering nogal te wensen over. Aangezien ook de op het laatste moment opgeroepen plaatsvervangend voorzitter geen tijd meer had gehad om de stukken goed door te lezen, en daardoor weinig lijn in de vergadering kon brengen, ging de discussie alle kanten op.
Eerste punt op de agenda: de ‘restauratie’ van Lunet B (rijksmunument). Het punt zou aanvankelijk niet eens besproken worden, maar is door mij op de agenda gezet (zie web-log ma 23 aug. 2004). Lunet B is een oude kruidopslag en tevens het laatste, nog bewaard gebleven onderdeel van de vestingwerken van de stad. Een mooi, maar lang verwaarloosde ruïne, die door de gemeente als opslagdepot werd gebruikt voor zout. En vooral dat zout heeft heel veel schade aangericht aan het gebouw.
Het plan was om over de Lunet een glazen stolp te bouwen. Daarin zou dan meteen weer een kantoor gevestigd kunnen worden, dat verhuurd moet worden aan een notaris-kantoor. Door het te overdekken blijft het monument behouden, zijn de restauratiekosten goedkoper, zijn de kosten laag en brengt de huur ook nog geld in het laatje. Er moest echter nog een paar euroton bijgelegd worden.
Hoewel ik altijd juich, wanneer een monument van de ondergang gered wordt, was ik over dit plan minder te spreken. De glazen stolp, die het monument zichtbaar moet houden, is eigenlijk een soort fabrieksloods met één glazen ‘muur’. Zo zichtbaar is het monument straks dus niet. Ten tweede is al aan het project begonnen, terwijl de raad nog geen beslissing heeft genomen over de subsidie. Men gaat er gemakshalve maar vanuit dat ze die toch wel krijgen. De commissie werd dus met de rug tegen de muur gezet (en dat is erg gevaarlijk bij een kruidopslag).
Het allerbelangrijkste argument was voor mij echter dat de Rijksdienst voor Monumenten niet blij was met het plan. Volgens de rijksdienst waren er twee andere opties: bedekken met bitumen en zand (maar dan kan niemand het monument nog zien) of fatsoenlijk restaureren en daarmee in de oude staat herstellen. En aangezien ik van mening ben dat de expertise over het onderwerp monumenten bij de daarvoor in het leven geroepen Rijksdienst ligt, volgde ik hun oordeel.
Tot mijn verbazing was ik de enige. Hooguit waren er wat kritische kanttekeningen bij het feit dat het project al is begonnen voor de vertrekking van de middelen, maar over de manier van restaureren was iedereen dik tevreden. Qua monumentenbeleid is er in de stad helaas nog weinig ten goede veranderd.
Het tweede onderwerp ging over het voortbestaan van buurthuis ’t Bakkeleijke. In een bespreekstuk werden 6 mogelijke opties genoemd. Taak van de commissie was om er daar één of enkelen van uit te kiezen. In plaats van een keuze te maken, klaagde eenieder over het feit dat de gegeven informatie gebrekkig was. Kennelijk had niemand zich van tevoren echt verdiept in de materie. Uitkomst van die ruim een uur durende discussie: de politiek neemt geen beslissing. En probeer dat maar eens uit te leggen aan de buurtbewoners die al jaren (!) wachten op duidelijkheid.