“Je bent net zo stoffig en arrogant geworden als de rest”, zei de chef van de stadsredactie van het plaatselijk dagblad in de kroeg. Hij wilde weten hoe het ging met de onderhandelingen. Ik had hem niets te vertellen.
GroenLinks heeft in Breda altijd een groot punt gemaakt van openbare onderhandelingen. Dat was vaak ook de reden dat we tijdens de onderhandelingsvergaderingen na een half uur vaak al mochten vertrekken. Zo niet dit keer. Openbaarheid mochten geen breekpunt meer zijn, want met openbaarheid verdwijnen de voedselbanken niet uit de stad en met openbaarheid wordt het groen om de stad niet beschermd.
Eén keer waren de onderhandelingen in Breda wel ‘openbaar’, in 1994. Althans, de voorbereidende werkgroepen besloten achter gesloten deuren wat er in het programma-accoord moest komen te staan en de delegaties van de partijen tikten dat tijdens een openbare vergadering af. Dat was toen door GroenLinks afgedwongen symboolpolitiek: het onderhandelingsproces was nog steeds net zo onzichtbaar voor de burgers als anders. Feitelijk kwam het erop neer dat het uiteindelijke program-accoord niet in één keer achteraf, maar per pagina tussentijds werd ‘onthuld’. Best een goede mediastunt, maar met het verzilveren van belangrijke idealen heeft het allemaal weinig te maken.
En dus kwamen we donderdagavond voor het eerst bij elkaar. Met broodjes en een bord soep. Geen overbodige luxe, maar wel een fatsoenlijke maaltijd. Twee afgevaardigden per partij, in ons geval was ik dat samen met de afdelingsvoorzitter. We werden bijgepraat over de financiële ruimte in de stad, of het gebrek daaraan en filosofeerden vrijelijk over de consequenties dat dat zou kunnen hebben. De sfeer was in alle opzichten ontspannen te noemen, maar het maken van moeilijke keuzes moet dan ook nog gaan beginnen. Desondanks is er vertrouwen en dat biedt goede perspectieven.
Bijna parallel aan de onderhandelingen was elders in de stad een ledenvergadering van GroenLinks gepland. De informatieperiode is afgerond en er was behoefte om de resultaten daarvan met de leden te bespreken. Halverwege de ledenvergadering schoof ik, samen met de afdelingsvoorzitter, aan. De ledenvergadering was misschien wel de belangrijkste vuurproef tot nu toe. Hadden de leden vertrouwen in hun delegatie, waren ze tevreden met het resultaat tot nu toe? En, het allerbelangrijkste, waren ze bereid de onderhandelingsdelegatie enige ruimte te geven in het proces? Tot mijn grote vreugde werden al die vragen positief beantwoord en ging de discussie voornamelijk over inhoudelijke punten die we graag willen binnenhalen. Naast het vertrouwen tussen de onderhandelingsdelegaties is het vertrouwen dat de leden hebben in hun onderhandelaars namelijk cruciaal voor een program-accoord dat straks, als het er eenmaal is, breed gedragen wordt.
En zo konden we om half twaalf eindelijk naar onze stamkroeg, De Beyerd. En daar stond, toeval of niet, de chef stadsredactie aan de bar. Die natuurlijk alles wilde weten over de stand van zaken. Ik kon zijn nieuwsgierigheid niet bevredigen. Een openingsartikel zat er naar aanleiding van ons korte gesprek voor hem helaas niet in.
Ik vind wel dat je straks ook wethouder moet worden. Stoer.
Hé Selcuk, zei ik stoffig? Kan ik me niet voorstellen, typisch een woord dat ik alleen achter de typemachine van Dell zou verzinnen. Arrogant? Nou, dat was een deel van het Slecuk-bashen en dat hoort nou eenmaal als je tot de macht toetreedt. Wij zijn als journalisten erg voor de onmachtige partijen van de oppositie, zoals de VVD en de Parel en de SP. Maar ik heb goed nieuws voor je: ik laat GEEN snor staan! Groet, Wire
@Wire: dichtelijke vrijheid.