De raadsvergadering kende slechts zes punten. Wellicht zijn we al om half acht klaar, merkte een collega nog hoopvol op. Maar niets daarvan. Politici grijpen immers elke aangelegenheid om lang over iets door te praten. Zo lang, dat veel mensen al snel de draad kwijt zijn. Hoofdlijnen, mijn waarde, beperkt U tot de hoofdlijnen.
En zo kon het gebeuren dat over het raadsvoorstel ‘Stemmen in een Willekeurig Stemlokaal’ toch nog drie kwartier werd gesproken. Niet omdat er ook maar één iemand tegen stemde, maar omdat iedereen er wat over wilde vinden. D’66 bijvoorbeeld, die wilde dat de mobiele stembureaus ook dit jaar weer werden ingezet (de burgemeester was dat ook van plan, dus prima zo, zou ik zeggen), het CDA, dat het hele experiment eigenlijk niet zag zitten omdat het geld ging kosten (inderdaad, dictaturen zijn in beginsel goedkoper, jammer alleen dat ze zo’n dure geheime dienst hebben) en de PvdA, die zich afvroeg of het niet juist beter was om het stemmen moeilijker te maken (in Afrika staan de mensen namelijk in de rij om te stemmen). Een sterk staaltje verelendung-theorie dat ik de afgelopen twee decennia eigenlijk niet meer zo duidelijk heb gehoord als deze avond. Het bleek grappig bedoeld te zijn. Gelukkig dat woordvoerder Frans Szablewski dat er nadien voor de zekerheid nog even bijvertelde.
Het enige punt dat echt een goede discussie verdiende, was de verordening voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. In deze WMO wordt straks zorg en welzijn geregeld. Iedereen was erg tevreden, met uitzondering van de VVD. De VVD vond de notitie op het gebied van individuele sportvoorzieningen nogal karig en wilde een verruiming. Overigens zonder eerst zelf uitgerekend te hebben waar dat van betaald moest worden.
En dat is eigenlijk best wel raar: met de verkiezingen wilde de VVD nog bezuinigen op het sociale beleid. Tijdens de kadernota bestempelde de liberale fractie de WMO nog als te luxe. En nu mist de partij ineens allerlei voorzieningen. Een tikkeltje ongeloofwaardig mag je het allemaal best wel noemen.