Het was de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering van Café de Beyerd. Dit jaar viel onder meer mij de eer te beurt dat ik de vergadering mocht toespreken. Hieronder ongeveer wat ik gezegd heb.
Collega aandeelhouders van Brouwerij de Beyerd, vrienden,
Het gaat goed met ons. De economie trekt aan, mensen gaan weer vrolijk naar de kroeg en het Klassiek vloeit rijkelijk. Gisteren nog zat ik met een collega-stamgast, laten we hem Ad noemen, aan de vuilen hoek. Ik ga daar dan zitten en keer mijn rug naar gans het volk. Aan de bar, turend over de rand van ons zojuist getapte pils, beschouwen wij de wereld. Van bier moet je in stilte genieten.
Gelukkig duurt dat moment nooit lang. Binnen luttele minuten vliegt er wel een mop over de bar waar op enigerlei wijze dan wel seks, dan wel geslachtsziekten een hoofdrol in spelen. Of, om maar eens een andere Beyerd-gast te citeren: „het is lachen man”.
Het gaat goed met de Beyerd. Zo goed dat er regelmatig maandagen en dinsdagen zijn dat er vreemden zitten aan de vuilen hoek. Ad en ik mopperen dan een beetje, maar denken daarna al snel aan het dividend. Trouwens, die vreemden gaan op een gegeven moment altijd wel weg. De aandeelhouder wint.
Toen wij als aandeelhouders drie jaar geleden in dit avontuur stapten, wisten wij een aantal dingen zeker. Belangrijkste was dat het voortbestaan van de brouwerstraditie in deze stad bij de familie de Jong in goede handen is. Maar we wisten ook dat ons aandeel nooit meer waard zou worden, dat we geen inspraak in het beleid van de brouwerij hadden en dat onze rol dan ook louter ceremoniëel zou zijn. Dat hinderde niet: bier is emotie.
Maar vrienden, hoe goed zijn wij, is deze brouwerij beschermd tegen de buitenwereld. Boze geruchten gaan fluisterend over de bar, over private equity, over hedgefondsen die een vijandig overnamebod zouden willen doen om daarna dit prachtige bedrijf op te splitsen en met winst door te verkopen aan de hoogste bieders. Na KBB-Vendex en Stork zou De Beyerd wel eens het volgende slachtoffer kunnen zijn. Als aasgieren kijken de durfkapitalisten kwijlend naar ons.
Maar wat me nog de meeste schrik aanjoeg was een beeld, nog geen drie weken geleden in dit café.
Nietsvermoedend kwam ik dit café binnen. Dronk, aan de vuilen hoek, de nodige hoeveelheden pils. En onvermijdelijk volgde het moment waarop ik de behoefte voelde mijn blaas te ledigen.
Nog steeds nietsvermoedend nam ik plaats achter de linker-urinoir. Of voor, dat mag ik even kwijt zijn. Vervolgens, bij het wassen van de handen, wordt ik geconfronteerd met een nieuwe kraan.
Een kraan met een SEN – SOR.
Een kraan die automatisch begint wanneer de handen onder het mondstuk van de kraan gehouden worden, en acuut weer stopt wanneer je die handen weghaald. Ik was verbijsterd. Onaangenaam verrast door dit modernisme in mijn stamkroeg.
Ja, zeiden Orson en Michael. Da’s goed voor het milieu. Pardon? Zo lichtvaardig wordt daar niet overheen gestapt, dunkt me. Want het zijn schuivende panelen. Vrienden, voor je het weet wordt ook het urinoir zelf volledig geautomatiseerd. Voor je het weet worden in dit café de gloeilampen vervangen door spaarlampen. Of wordt De Beyerd rookvrij. Onverkwikkelijke zaken.
Als aandeelhouders hebben wij geen inspraak in het beleid. Maar niets weerhoudt ons van het geven van ongevraagde adviezen. Daarom vrienden, wil ik hier, met jullie, paal en perk stellen aan deze vreemde invloeden, deze modernistische rariteiten die onze samenleving, ons café bedreigen.
Daartoe heb ik een motie opgesteld.
De aandeelhouders van de Beyerd, bijeen in vergadering op 14 maart 2007 in De Beyerd,
overwegende dat
morsen een onvervreemdbaar recht is van alle café-bezoekers en barpersoneel, hoe zonde dit ook moge zijn van het bier;
dat verregaande automatisering tot vervreemding in samenleving en café kan leiden;
verzoekt de directie van De Beyerd:
de tapinstallatie niet te voorzien van een sensor en deze gewoon te laten zoals deze is.
De motie werd met één stem tegen aangenomen.