Er hing een enge stilte in het gebouw. Slechts het geluid van verre voetstappen doorbrak af en toe de auditieve leegte. Nauwelijks hoorbaar, waardoor richting noch afstand goed was in te schatten. Het was wellicht niet meer dan een echo van een vage herinnering.
De gangen zijn lang en donker. Al urenlang schreeuw ik het uit, roep ik namen die langzaam vervagen in de tocht. Maar niemand reageert. Ik kijk uit het raam naar buiten, maar zie slechts een glazen muur, die mijn eigen afbeelding gespiegeld weergeeft. Om de minuut tikt een seconde weg. Het vacuüm wordt ondraaglijk. Ik hoor zelfs mijn eigen stem niet meer in de ondraaglijke stilte.
Dan plots wijst de klok twaalf uur. Ik loop langs een grote ruimte. Stralend licht schijnt naar buiten. Ik probeer een glimp op te vangen van wat er zich daarbinnen afspeelt, terwijl ik wordt overspoeld door een golf van groezelig, gefragmenteerd geluid. De felheid van het licht doet mij knipperen.
Gelijk een ontwikkelende foto in een donkere kamer wordt in het witte licht langzaam een beeld zichtbaar. Ik zie mensen, pratend, lachend, zich tegoed doen aan allerlei heerlijkheden. Ik loop naar binnen en ben ineens niet eenzaam meer.
Het is reces in de Kamer en lunchtijd. Ineens weet je zeker dat je niet alleen bent.
Niet alleen in de Kamer? Da’s pas eenzaam.
[sÇ: eenzaamheid kent vele verschijningsvormen.]
Hé! Mooi beschreven!
[sÇ: eindelijk iemand die mijn literaire kwaliteiten op waarde schat. Dank.]