De drukkende pijn op de borst lijkt elke ochtend erger te worden. En ook de oren zij gevoelig. Het lijf protesteert bij elke beweging, elke draai in bed. Maar opstaan wil ik niet. Het is buiten nog donker en al weer koud.
Bij het opstaan schiet een steek door mijn lijf. Onhandig wankelend trotseer ik de kou en loop ik in de richting van de douche. Warme kraan, geen concessies. Het hete water tegen mijn lijf brengt enige verlichting.
Ontbijt krijg ik amper binnen. Elke hap vindt slechts met de grootste moeite zijn weg langs mijn slokdarm naar mijn maag. Vermoeid begin ik aan de dag. Beroerd, half misselijk en moe, onuitgerust.
Mijn stem laat me al weken in de steek. Hees, droge keel. Ik piep meer dan dat ik praat. Hap naar adem bij elk betoog. Houd me stevig vast aan het katheder om niet te wankel over te komen. Sigaretten smaken amper ergens naar. Met tegenzin sleep ik me door de dag.
Het is herfst. Begrotingsgriep.