Na het afscheidsavondje van de collegae gingen Jeroen en ik nog naar een huisfeestje bij Steven. Eén van zijn huisgenoten is van adel, een heuse baron.
Op zijn zegelring met wapen na, viel hij verder in eerste instantie helemaal niet op. Een soepele dandy, meer niet. Maar hij had wel karakter. Een uitstraling waar Tsjernobyl niets bij is.
Het familiekapitaal was enkele generaties eerder weggesmolten door de exorbitante levensstijl van één van zijn voorvaderen, en vervolgens opnieuw opgebouwd door zijn grootvader. Maar een echt geprivilegieerde opvoeding heeft hij niet genoten. Zijn geld verdiende hij, net als andere pubers, als afwashulp. Met dat verschil dat zijn titel op alle documenten staat, dus ook zijn loonstrookje. Dat tot grote hilariteit van de rest van het restaurantpersoneel, dat de humor van een baron in een spoelkeuken wel kon waarderen.
Hij deed er schijnbaar achteloos over, en toch droeg hij zijn titel met enige trots, zo leek het. Hij was inmiddels aan zijn zoveelste studie bezig, had een genuanceerd en verrassend doordacht levensbeeld en sprak met enige flair in beschaafde, maar niet overdreven gearticuleerde volzinnen. Noublesse oublige.
Ik heb eigenlijk niets met blauw bloed, maar deze jonge baron gunde ik zijn adellijke titel. Al is het maar omdat hij aantoonde dat beschaving niet is af te meten aan uiterlijk vertoon. Adel zit van binnen.
Een collega vertelde een prachtig verhaal over een jonge jonkheer, die toen iemand zei “een beter milieu begint bij jezelf” ad-rem antwoordde “een beter milieu begint bij je geboorte!”. :)
[sÇ: of, in zijn geval, beide.]