Omdat de dokter wel even zeker wilde weten of mijn stembanden na het verwijderen van de poliep wel goed aan het genezen waren, moest ik terug naar het ziekenhuis voor een stroboscopische opname.
En dus ging het slangetje met de camera via mijn neus naar binnen. Geen goed idee, vond mijn keel, die zich met alle mogelijke reflexen verzette tegen deze aantasting van de lichamelijke integriteit.
Maar de dokter gaf niet op. Er moest en zou een tweede poging ondernomen worden en dus werd nu mijn keel verdoofd. Het mocht echter niet baten. En terwijl ik kokhalzend en met tranen in mijn ogen in de stoel zat, besloot de dokter zijn pogingen maar te staken.
Vreemd, dacht ik. Toch niet de eerste keer dat ik een lichaamsvreemd object in mijn keel had. Maar het leek me verstandiger dat niet met de KNO-arts te delen.
één woord en niet meer: voos!
[sÇ: maar daarmee niet minder waar.]
Maar toch niet via je neus? (Hij is groot, soit, maar zo groot ook weer niet.)
[sÇ: hoe raad je het zo?]
Misschien was het slangetje te dun?
[sÇ: ik zal de volgende keer om een tv-camera vragen.]
Ik neem aan dat je bedoelt dat je die kennis niet met de dokter wilde delen, en níet dat lichaamsvreemd object.
[sÇ: dat laatste zou een schending van de dokter-patiënt verhouding zijn.]