Het leven zonder electriciteit, riolering en waterleiding biedt geheel nieuwe uitdagingen. Gelukkig bood de vuurtoren, behalve een mooi uitzicht, ook een voor het publiek opengesteld toilet.
Terwijl Sebi en ik de voortoren beklommen, lag Perlita in bed te zieken. Het vlees van de vorige dag was niet erg goed gevallen. Adelina en haar vrienden probeerden haar met thee en muziek weer op de been te krijgen. Het was onze bedoeling immers om die dag weer verder te rijden.
Het was uiteindelijk tegen het einde van de middag toen we per camionette het idyllische Cabo Polonio verlieten en verder noordwaards reden naar Punte del Diablo, een baai die zijn naam te danken heeft aan de twee hoornachtige landtongen die de baai omarmen. Tijd voor ñoquis, een soort pasta gemaakt van aardappel en zeer populair bij Sebi, die dit traditioneel vooral aan het eind van de maand geserveerde voedsel voor de armen zo ongeveer het hoogtepunt van de Uruguayaanse keuken vindt.
Het beperkt aantal hotels in de omgeving was al volgeboekt. Gelukkig hadden we vlakbij Punte del Diablo een hotelletje aan de snelweg gespot met de naam Santa Theresa. Dat hotelletje leek, geheel onverlicht, tamelijk gesloten maar bleek, nadat we voor de zekerheid even op de deur klopten, toch geopend. Santa Theresa was een vrijwel uitgestorven hotel zonder gasten, eten of ontbijt. Onze kamer moest nog even snel worden gedweild en voorzien van beddegoed. Anderzijds hoefden we voor ons verblijf slechts 500 peso’s te betalen, omgerekend grofweg 14 euro.