Toen ik vrijdag bij de bobo-receptie van de Gouverneur de burgemeester tegenkwam en hem voorstelde aan Tom, mijn plus-één van die avond, was één van zijn eerste vragen of hij me zondagochtend ook in de kerk zou vergezellen. Als de eerste burger van Breda zoiets vraagt, kun je natuurlijk niet weigeren.
Jaarlijks wordt tijdens het Jazzfestival twee gospelconcerten gehouden. Eén voor betalende bezoekers, één voor sponsors, genodigden en andere hoogwaardigheidsbekleders. Voor dat tweede concert worden ook de fractievoorzitters uitgenodigd. Met partner. Daarnaast, en dat is wel zo aardig, worden de fractievoorzitters in de gelegenheid gesteld om zelf nog een gast uit te nodigen. Ik had dit jaar gekozen voor dichteres Yvonne Né en haar eveneens kunstzinnige partner Jaap Mulder.
Na afloop van het concert bleven we voor de Gotische Onze Lieve Vrouwekerk hangen. Het zonnetje straalde uitbundig en de tap stond op kruipafstand. Onderwijl we de wereld herschikten naar onze eigen, zelfbenoemd intellectuele maatstaven, kwamen we steeds nieuwe bekenden tegen. René Hollaars bijvoorbeeld, die wist te meldden dat boekhandel De Koperen Tuin in Middelburg absoluut de moeite van het bezoeken waard was.
Nadat een lichte avondmaaltijd en de afscheidsceremonie van het festival achter respectievelijk de kiezen en de rug waren en de zon langzaam aan zijn afdaling begon, zette ik Tom op de trein terug naar Eindhoven. Plus-één voor een weekeindje. Benieuwd hoe dat de rest van het jaar zal gaan. Dan ben ik de plus-één.
De Drukkery zal je bedoelen, of zal René bedoeld hebben.
[sÇ: je hebt gelijk. de koperen tuin is een fraaie boekhandel in goes waar ik eens ben geweest.]
“Ik wil die plus-één nu ook wel eens in levende lijve zien”, pruilde de fag hag verongelijkt…
[sÇ: hoezo? je ziet me toch regelmatig?]