De camping was al half afgebroken toen we die ochtend uit onze tenten kropen. Het was al dagen achtereen gruwelijk mooi weer. We trokken de laatste blikjes bier open.
Over het festivalterrein vlogen flarden van gesprekken. Her en der staken vertrekkende festivalgangers hun tijdens het weekeinde gescheurde of simpelweg versleten tent in brand. Telkens rende de campingbrigade naar de brand toe om deze te blussen. Pukkelpop heeft van die vreemde tradities.
Het was al goed en wel in de middag voordat ons zevenmanschap voor de laatste keer in de richting van de uitgang liep en per bus naar het treinstation van Hasselt werd vervoerd. Daar scheidde Oost-Brabant zich van West-Brabant. Tom pakte de trein naar Leopoldsburg, de rest van de groep reisde via Antwerpen naar Roosendaal en Breda.
Ik wil het station van Antwerpen een groot compliment maken. Niet zozeer vanwege de frieten die er te krijgen zijn, maar vooral vanwege het feit dat er frisdrankautomaten op het station staan waar ook gewoon blikken Jupiler in zitten. Het was de zondag na Pukkelpop, we hadden nadorst.
Zo zeer zelfs dat, eenmaal aangekomen in Roosendaal, we besloten eerst nog wat biertjes te drinken in het stamcafé van mijn nieuwe Roosendaalse festivalmakkers, De Heksenketel. Ik deed datzelfde later nog eens dunnetjes over in de Boulevard.
Pas ergens rond middernacht sjokte ik, met een nog steeds te zware backpack met stoelen en tent, mijn slaapkamer binnen.