De Brief

Breda, 19 juni 2011

‘Waarom sturen mensen eigenlijk nooit meer een brief?’, vroeg hij zich af. Via twitter. Ik vond het eigenlijk wel een intrigerende vraag. Want een brief is in essentie natuurlijk een gruwelijk mooi medium.

Rationeel gezien kon ik de antwoorden allemaal wel verzinnen. Brieven zijn traag. Ze doen er een dag over om aan te komen, nog eens een halve dag om gevonden en gelezen te worden en God weet hoe lang voor je er een antwoord op krijgt. We zijn te ongeduldig geworden voor brieven. Tegenwoordig moet alles meteen,. Directe bevrediging, dat willen mensen.

Ik ben dol op internet. Geen spontaan opgekomen vraag waarop Google en Wikipedia via een smartphone niet du moment een antwoord op kunnen leveren. De verwondering over vraagstelling heeft plaats gemaakt voor verwondering over de technologische capaciteit hierop direct een antwoord te produceren.

Wat we gaande op onze reis langs steeds verdergaande digitalisering een beetje zijn krijtgeraakt is ons geduld. Niet alleen het geduld om te wachten op een reactie. Nee, vooral ons geduld om een mooie brief op te stellen. Om na te denken over elke zin die je opschrijft. Om nog eens na te lezen, voordat je op enter drukt. De enter-toets is de postzegel van weleer.

Ergens heb ik nog een doos liggen met brieven. Brieven die ik ontving. Ik vraag me af of de afzender al mijn brievenb ook nog ergens heeft liggen. Penvrienden, mensen aan de andere kant van het land of de wereld, waarmee je brieven uitwisselt. Ik vraag me af of ze nog bestaan, mensen die elkaar om de pak ‘m beet drie weken een brief sturen. Ik vraag me af of ze nog aangevuld worden met vers materiaal, die schoenendozen met brieven.

Ik deed er opgeteld misschien wel vier uur over, maar ik heb het gedaan. Voor het eerst sinds jaren heb ik weer een echte brief gestuurd. Handgeschreven. Met vulpen. Het is een lesje nederigheid. Een les in geduld. Al dagen kijk ik elke ochtend op de mat om te kijken of er al een antwoord binnen is. De spanning is welhaast ondraaglijk.

Homo Insolens – vr 22 aug. 2008

Beste Boy,

Zo’n zes jaar zijn wij collegae van elkaar, als lid van de Bredase gemeenteraad. Jij voor Leefbaar Breda, ik voor GroenLinks. Sinds 2002 zijn we zelfs allebei fractievoorzitter en zitten we samen in de tamelijk ongelukkig en onhandige ‘derde ring’ van de raadszaal. Eén van de minder prettige gevolgen van de invoering van het dualisme.

In die zes jaar tijd heb ik je leren kennen als een raadslid dat zich met volle overgave inzet voor het kleine leed in de stad. Geen kwestie is jou te min, of het nu gaat om Belgen die geconfronteerd worden met een afgesloten rondweg, streng optredende hondenwachters of de jaarlijks terugkerende vragen over zwerfvuil. Regelmatig staan we politiek lijnrecht tegenover elkaar, soms strijden we zij aan zij, zoals bij de ontruiming van de Heilig Hartkerk of het memorabele debat over de zendvergunning voor de lokale omroep. Soms vind ik dat je doordraaft. We hebben andere politieke uitgangspunten en daarvoor is in een democratie alle ruime. Wat ik waardeer is dat je van de gemeentelijke overheid eist dat deze absoluut transparant en rechtvaardig te werk moeten gaan. Ik deel die mening: een overheid moet fatsoenlijk te werk gaan.

Maar ik vind dat je gisteren te ver bent gegaan met je schriftelijke vragen omtrent de aanstelling van Els Aarts als tijdelijke vervanger van André Adank. Allereerst zet je onze Tilburgse buur neer als een stad die bezig is Breda op te slokken. Vervolgens stel je dat er in het Bredase college geen plaats zou zijn voor twee capabele vrouwen omdat die elkaar in de haren zouden vliegen. Je insinueert dat de twee Tilburgse wethouders (Willems en Aarts) in het college zitten als een infiltrant van de gemeente Tilburg en, alsof dat allemaal al niet erg genoeg is, pak je de wethouders Oomen en Van Yperen aan op hun lichamelijk gewicht. Je vraag om in de begroting 2010 de kosten van een cursus sumo-worstelen voor deze heren op te nemen om in geval van conflict tussen beiden te komen, is in de verste verte niet politiek relevant te noemen, en is qua humor uitermate smakeloos en onfatsoenlijk. Je vragen zijn seksistisch en Tilbofoob.

Een fatsoenlijke overheid kan alleen bestaan bij de gratie van een fatsoenlijke politiek. Dat betekent in mijn ogen op zijn minst dat wij, raadsleden en bestuurders, op een nette en volwassen wijze met elkaar omgaan. We hoeven het niet met elkaar eens te zijn, om elkaar toch met waardigheid te bejegenen. Dat het in Den Haag steeds normaler wordt om grof taalgebruik te hanteren, wil niet zeggen dat we dat in Breda maar moeten overnemen.

Het zou je sieren als je de vragen zou intrekken. Wellicht is het ook een idee bij de eerste collegevergadering na de installatie van Els Aarts gebak te laten bezorgen bij het college. De kosten daarvan kunnen dan ondergebracht worden in de post ‘relatiebeheer’ op de Begroting 2008 van de fractie van Leefbaar.

Met hartelijke groet,

Selçuk Akinci

Homo Maliqnus – za 23 febr. 2008

klokken

Terwijl de coalitiepartijen halverwege de bestuursperiode de tussenbalans opmaakt, reageert de oppositie voorspelbaar verbolgen. Het is allemaal onderdeel van het politieke spel. Zulke brieven schreef ik vroeger, in de oppositie, ook.

Best stelletje arrogante regenten met lak aan de democratische spelregels,

Met verbazing, ontsteltenis en zeker ook met gefronste wenkbrauwen hebben wij kennis genomen van Uw voornemen om voor het uitkomen van de voorjaarsnota met elkaar al afspraken te maken over de verdeling van de komend jaar beschikbare middelen. Nog voordat er enig gesprek is geweest met burgers en organisaties in de stad, heeft U de middelen al vergeven aan Uw eigen stokpaardjes en prestigeprojecten. Het is exemplarisch voor Uw gebrek aan democratisch besef en Uw pogingen telkenmale de oppositie buiten spel te zetten.

Het is duidelijk dat de coalitie beschikt over een informatievoorsprong. Uw pogingen om te ontkennen dat U de actuele financiële cijfers van de gemeente niet al eerder in Uw bezit had, zijn doorzichtig en goedkoop. Wij hebben geen enkele reden U nog te vertrouwen en als we die wel hadden, deden we dat toch niet. Wij zijn immers van de oppositie.

Discussies over de toekomst van de stad horen thuis in de gemeenteraad, niet in rokerige achterkamertjes. Met Uw coalitieoverleg toont U een flagrante minachting voor het democratisch proces en voor de burger. Dit soort gesprekken hoort immers in de gemeenteraad thuis. Wij, de gezamenlijke oppositie, hebben in ons geheime oppositieoverleg dan ook besloten te eisen dat U Uw regenteske achterkamertjespolitiek per direct staakt.

Helemaal schokkend is Uw voornemen om de financiële ruimte niet dicht te timmeren, maar ruimte over te laten voor wensen uit de stad. Daarmee probeert U de schijn van redelijkheid en openheid hoog te houden. Daarmee maakt U het de oppositie vrijwel onmogelijk om dit proces te bekritiseren. En zo maakt U de oppositie monddood.

Al eerder heeft deze coalitie een flagrante minachting getoond voor de oppositie en de bevolking van de stad. Dat begon al met de coalitieonderhandelingen, toen de vier huidige coalitiepartijen de rest van de gemeenteraad buiten spel zette bij de vorming van deze coalitie. Sindsdien gedragen de wethouders van de coalitie zich alsof ze de baas zijn in de stad.

Wij zijn van mening dat de huidige collegepartijen het huidige programaccoord moeten ontbinden. Alleen wanneer de oppositie wordt opgeheven, is er sprake van een echt democratisch stadsbestuur. Wij pleiten er dan ook voor om toe te treden tot Uw arrogante en regenteske coalitie en te delen in Uw handjeklap. Alleen dan kan het vertrouwen van de burger in de lokale democratie worden hersteld. Wij zien de uitnodiging hiertoe dan ook graag tegemoet.

met beleefde groet,

De oppositie

Ayaan – di 16 mei 2006

Lieve Ayaan,

Volgens mij ben ik in het verleden niet altijd even aardig tegen jou geweest. Niet dat ik daar spijt van heb, je was zelf immers soms ook nogal behoorlijk grof. Maar, dat vinden we waarschijnlijk beiden, een politiek debat mag soms best scherp gevoerd worden. En ik ben het nu eenmaal oneens met jouw polariserende opstelling in het islam-debat. Ik blijf van mening dat je jouw verlichtingsideaal niet af kunt dwingen. En daarnaast houdt verlichting ook in dat je tolerant bent naar mensen die er minder humanistische ideeën op na houden. Dat mis ik bij jou, en nog meer bij je vriendje Wilders.

Maar daar gaat het nu niet om. Verdonk is dit weekeinde tot de conclusie gekomen dat ze jou nationaliteit wil gaan afpakken. Of, zo beweert zij, eigenlijk wordt je geacht deze nooit gehad te hebben. Je hebt immers gelogen bij je asielaanvraag, zo heb je ook zelf toegegeven. En Verdonk is nu eenmaal een autistische minister. Zij noemt dat zelfde recht door zee’, maar eigenlijk is ze een niets ontziende regelneuker.

Ik heb met verbazing zitten luisteren naar de ontwikkelingen van de afgelopen dagen. Het zal voor jou een klap in je gezicht zijn geweest. Dat het land waar je in korte tijd zo’n onvervreemdbaar onderdeel van bent geworden jou op zo’n schofterige manier behandelt. Ik spreek er schande van. En velen met mij.

Ik vond je sterk in je persconferentie, die je, naar ik begrepen heb, samen met Leon de Winter hebt voorbereid. Je deed het geweldig. Een prachtige toespraak, met een krachtige presentatie. Misschien wel je sterkste optreden tot nu toe. Respect daarvoor. Het zal niet makkelijk geweest zijn in een ongetwijfeld zeer emotionele periode.

Je hebt je Kamerlidmaatschap opgezegd. Misschien is dat niet zo erg. Je bent immers meer actievoerder dan parlementariër. De Tweede Kamer is niet echt jouw podium. De reden voor je afscheid vind ik diep triest. Liever had ik een vrolijker, ongedwongener afscheid gezien.

Je gaat nu vervroegd naar Amerika, waar je onderdeel wordt van een denktank en waar je je opnieuw bezig zal houden met ‘jouw’ onderwerp, de relatie tussen het westen en de islam. Eén ding kan ik alleen niet begrijpen; dat je in een zo oer-conservatieve denktank gaat zitten. Volgens mij past dat niet bij je. En dat weet je zelf volgens mij eigenlijk ook wel. Je hebt je altijd beziggehouden met emancipatie. En dat is een progressief ideaal. Je noemde je ook niet voor niets altijd behorend tot de linker-vleugel van de VVD, alhoewel ik zelf bij die opmerking ook wel eens mijn wenkbrauwen moest fronzen. Wat moet iemand als jij nu bij een conservatieve denktank die jouw idealen niet, maar hooguit jouw afkeer tegen de islam deelt. Desondanks hoop ik dat je er op je plaats bent. Misschien kun je vanaf je nieuwe werkplek de neo-cons in Amerika ook wat verlichting bijbrengen.

Ik wens je het allerbeste,
liefs,

Selçuk Akinci

Theo – di 2 nov. 2005

Beste Theo,

Hoe is het daarboven? Is God je pamfletten al beu? Of hebben ze daarboven wel vrijheid van meningsuiting. Lijkt me sowieso wel raar trouwens, om als republikeinse atheïst toch in het koninkrijk Gods terecht te komen. Maar ja, heb je in ieder geval iets om tegenaan te schoppen, moet je maar denken.

De herdenking vanochtend was gênant. Opperkwezel Balkenende was aanwezig met één of andere flauwe speech. Er zat een dronkelap doorheen te schreeuwen die de hele tijd riep: “rot op, bak ellende”. Het was een weinig charmante vertoning maar ik denk dat jij er wel om had kunnen lachen. En waarschijnlijk ook om die Lonsdale-dame die met racistische leuzen de aandacht van de premier probeerde te trekken. Weer iemand die jou niet goed begrepen heeft.

Wist je trouwens dat Poetin in Nederland was. Die gast heeft ook niet echt veel op met de vrijheid van meningsuiting waar jij altijd pal voor stond. En om de handelsbelangen maar niet te schaden, houdt Bot zijn mond stijf dicht als het gaat om mensenrechten. Ook bij het CDA zijn er meer kooplieden dan dominees.

Jouw moord heeft heel wat teweeggebracht in Nederland. Van Aartsen heeft zich deze week plotseling ook als voorstander van het vrije woord ontpopt. De apologie, het goedpraten van geweld, mag wat hem betreft. En dat is goed. Wanneer je niet meer van mening mag verschillen, kun je ook niet nader tot elkaar komen. Iets wat jouw goede vriend, Theodor Holman, ook telkenmale prachtig verwoordt.

Laten we afspreken met elkaar van mening te verschillen. Ik kon het vaak driftig met je oneens zijn. Maar als wandelend pamflet in een onstuimige samenleving, mis ik je. Je columns, je website en je films. Theo, het ga je goed.

Selçuk

zie ook weblog di 2 nov. 2004

Beste André – vr 28 okt. 2005

Deze week verbood cultuurwethouder André Adank de directeuren van het cultuurbedrijf mee te werken aan een stedelijk cultuurdebat. Ik vind juist dat deze directeuren een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan dat debat. Ik schreef een open brief aan de wethouder.

Aan de Wethouder van Cultuur
Dhr. André Adank
Claudius Prinsenlaan 10
4811 DJ Breda
verzending per fax en brief

Breda, 28 oktober 2005

Betreft: Open brief aan de Cultuurwethouder van Breda

Beste André,

Allebei hebben wij iets met cultuur. Jij als wethouder, ik als lid van de commissie cultuur. Qua visie op het cultuurbeleid zijn we het grondig oneens. Jij ziet cultuur graag als economische motor van de stad, ik zie het meer als eigenstandige waarde. Jij bepleit een sterke leiding vanuit het stadskantoor, terwijl ik er van overtuigd ben dat het verstandig is om het culturele leven in de stad zoveel mogelijk van onderop te laten inrichten. Ondanks dat verschil van inzicht, heb ik waardering voor de manier waarop je sommige zaken aanpakt. Het enthousiasme waarmee je reageerde op het bevrijdingsschilderij over Breda, dat ook in jouw ogen zeker in Breda een plek moest krijgen, vond ik positief. Ook vond ik het zeer positief dat je bij de laatste commissievergadering cultuur de commissieleden hebt opgeroepen om vooral het debat met het cultuurveld aan te gaan. Wellicht dat deze open brief een aanzet kan geven voor dat in ieder geval door mij, maar als ik je in de commissie goed verstaan heb, ook door jou vurig gewenste debat.

Ik was dan ook erg geschrokken toen ik deze week las dat jij de directeuren van het cultuurbeleid verboden hebt mee te doen aan een cultuurdebat dat het veld zelf van plan is te organiseren. Juist deze directeuren, die met beide voeten in de aarde staan, kunnen een heel zinnige bijdrage leveren aan zo’n debat over het culturele leven in de stad. Hen monddood maken, zou een cultuurdebat op voorhand mankeren. Jij beargumenteert dat met de mededeling dat een cultuurdebat in de politiek thuis hoort. Onjuist, als je het mij vraagt. Debatten over cultuur horen allereerst in de stad plaats, tussen burgers, kunstenaars, beoefenaars en ‘lijndragers’ in de culturele sector. Het probleem van het cultuurdebat is juist dat het zich te veel afspeelt tussen de muren van het stadhuis en op de burelen van de vakdirectie. Een groot, stedelijk cultuurdebat zou juist tot verfrissing en vernieuwing kunnen leiden. Daar heeft de raad behoefte aan. Een ieder die daar anders over denkt, heeft oogkleppen op.

Wie leiderschap wil geven aan de culturele sector in Breda, moet verantwoordelijkheid neerleggen bij de uitvoerders en niet zelf dingen bedenken in stoffige kantoren met pre-fab meubels. Cultuur ontstaat niet op conferenties en congressen over de toeristische meerwaarde van cultuur, maar op bruisende bijeenkomsten met kunst en debat. Een wethouder cultuur moet vertrouwen geven en kritiek accepteren, in plaats van halsstarrig eigen lijnen uitzetten. Ik vind het jammer en schadelijk dat je jezelf, door het buitenspel zetten van de directeuren van ons cultuurbedrijf, deze mogelijkheid voor reflectie ontneemt.

Het spreekverbod verdraagt zich niet met de creativiteit die inherent verbonden is aan deze sector. Het dreigement dat mensen die desondanks hun mond open doen, op zoek kunnen naar een andere baan, gaat in mijn ogen veel, maar dan ook veel te ver. Een cultuur van angst en dreigementen zal het veld lamleggen. Dat geeft jou misschien vrij baan je beleid zonder tegenwind uit te voeren, maar leidt uiteindelijk niet tot een vruchtbaar cultureel klimaat. Het past ook niet in een democratie om criticasters op deze wijze de mond te snoeren. Democratisch leiderschap vereist juist het incasseren en in het beleid verwerken van de kritiekpunten.

Ik roep je op tot een vrijzinnig leiderschap. Waarbij je je meer laat voeden van onderop dan door de rekenmeesters op het stadskantoor. Waarbij je open staat voor kritiek en je linkerwang toekeert, in plaats van terugfluit. Waarbij je je leiderschap gebruikt om het beste bij anderen boven te halen, in plaats van hen in te perken en in het hok te duwen. Wanneer dat lukt, ontstaat er iets moois. Wanneer dat niet lukt, geef ik je ter overweging dat het bij een conflict niet vanzelfsprekend is, dat de ondergeschikten ‘op zoek moeten naar een andere baan’.

Tot slot een culinaire opmerking. Wanneer een woordvoerder zegt dat de vakdirectie ‘het deksel wel op de pan schuift, wanneer deze dreigt over te koken’, geeft dat niet veel vertrouwen. Wie wel eens aardappels op het vuur zet, weet dat wanneer een pan dreigt over te koken, er maar één ding te doen is: het deksel eraf halen. Wie het deksel stevig op de pan drukt, kan twee dingen verwachten: blaren op de vingers en een heel smerig fornuis.

Ik wens je veel succes en wijsheid toe,
met hartelijke groet,

Selçuk Akinci

cc. pers cultuurinstellingen cultuurorganisaties

Stadsdichter (2) – wo 3 febr. 2005

Ik had het enkele dagen geleden al over VVD-collega Olaf Douwes Dekker, die tot stadsdichter was verkozen (zie weblog vr 28 jan. 2005). Het leverde een klein relletje op, toen dagblad BN/DeStem besloot wat raadsleden van de oppositie te bellen om te vragen wat die vonden van de combinatie raadslid en stadsdichter.

Vandaag stuurde Olaf Douwes Dekker een verklaring rond, waarin hij meldde afstand te doen van zijn stadsdichterschap. Althans, de bijbehorende formele benoeming daartot. Op informele wijze zou hij de komende twee jaar invulling proberen te geven aan die voor Breda zo nieuwe functie. Aangezien ik één van de raadsleden was die in de krant, na een nieuwsgierig telefoontje van journalist Leo Nierse, mijn kritiek op de combinatie van functies had gegeven, vond ik dat Olaf Douwes Dekker een mailtje van mij verdiende.

Beste Olaf,

Allereerst mijn felicitaties met je verkiezing tot stadsdichter. Los van de politieke discussie daarover mag je het als compliment beschouwen dat je dichtwerk zowel kwalitatief als qua toegankelijkheid zo positief is beoordeeld. Toen enkele weken geleden de genomineerden in de krant vermeld werden en zeker toen een week later jij was uitverkozen tot de stadsdichter, heb ik mij afgevraagd in hoeverre het gepast is om die functie te combineren met het raadswerk en je televisiewerk. Vooral de combinatie raadslid/stadsdichter vond ik moeilijk om een oordeel over te vellen. Enerzijds zijn kunst en politiek twee gescheiden disciplines. Anderzijds wachtte de stadsdichter een officiële benoeming door de gemeente en mocht van hem verwacht worden gedichten te schrijven bij belangrijke gebeurtenissen in de stad die ook een politieke lading (kunnen) hebben. Ondanks de bestaande kanttekeningen had ik geen behoefte om er een politieke zaak van te maken. Geen open brieven, verwijten van belangenverstrengeling en wat dies meer zij: daar vond ik de zaak politiek gezien niet gewichtig genoeg voor. Er zijn, dat zul je met me eens zijn, grotere noden in de stad dan de nevenfuncties van de stadsdichter.

Dat ik toch negatief heb geoordeeld in de pers, was dan ook niet ingegeven door eigen initiatief, maar door een wakkere journalist van BN/DeStem die in het kader van de eigen nieuwsgaring bedacht had te polsen hoe er binnen de politiek (en dan met name de oppositie) gedacht werd over jouw stadsdichterschap. Daarbij heb ik mijn mening gegeven, zoals deze in BN/DeStem verwoord werd, ware het niet dat ik er ook de kanttekening bij gemaakt had de zaak niet zelf politiek op de agenda te zetten. Mijn kritische kanttekeningen zijn immers niet van dusdanige aard dat ik er een politieke kwestie van wilde maken. Echter, door de publicaties in BN/DeStem, waarop ik vanuit journalistiek oogpunt overigens niets aan te merken heb, heeft de hele kwestie haar eigen dynamiek gekregen, met de verklaringen van jou en het college als eindpunt.

Want, en laat daar geen enkel misverstand over bestaan, nu je afstand hebt gedaan van de officiële benoeming door het stadsbestuur tot stadsdichter en het daarbij behorende honorarium, is wat mij betreft de kous af. Ik vertrouw erop dat je officieuze dichten net zo mooi zijn als hadden ze geweest wanneer ze door jou als officiëel benoemde stadsdichter waren gedicht. De hele zaak is nu definitief geen politieke meer, de kanttekeningen die er waren, zijn wat mij betreft uitgegumd. Was vorige week het gedicht geopend, inmiddels is de kloof gedicht.

Met hartelijke groet,
Selçuk

Beste Rita – vr 26 nov. 2004

Beste mevrouw Verdonk,

Vandaag vernam ik dat U van plan bent de wet zodanig te wijzigen dat mensen met een dubbele nationaliteit na het beramen of uitvoeren van een terroristische aanslag hun Nederlanderschap verliezen. Op zich kan ik Uw gedachtegang volgen en onderschrijven. Toch heb ik er enige moeite mee. Ik zal U proberen uit te leggen waarom.

Laat ik mezelf eerst even voorstellen: ik ben Selçuk Akinci, een in Nederland geboren en getogen jongen van 26 jaar met een Nederlandse moeder en een Turkse vader. Ik heb nooit in Turkije gewoond of gewerkt, spreek beter Nederlands, Engels en plat Bredaos dan Turks. Ik heb mezelf altijd Nederlander gevoeld, ben blij dat ik in dit land woon (alhoewel de laatste tijd ietsje minder). Ik heb katholiek onderwijs genoten, ben zelf atheïst en drink bier en eet geregeld een frietje.

Toen ik in 1978 in het Bredase diaconessenziekenhuis geboren werd, kreeg ik om één of andere reden de Turkse nationaliteit. Ik geloof dat dit te maken heeft met de Turkse wetgeving die bepaalt dat de zoon van iemand met de Turkse nationaliteit automatisch zelf ook Turk is. De Nederlandse nationaliteit is pas jaren later, in 1982 voor mij aangevraagd en ook verkregen.

Uw stelling dat dubbele nationaliteiten onwenselijk zijn, kan ik billijken. Ik zou, gesteld voor de keuze, ook onverkort voor het Nederlandse burgerschap kiezen. Ik ben immers in dit land opgegroeid, ben betrokken bij de Nederlandse maatschappij en heb veel aan dit land te danken, bijvoorbeeld het door mij genoten onderwijs en de studiefinanciering die daarbij hoort. Mijn primaire bloed- en bodemband is dan ook met Nederland. Hooguit kan ik stellen dat de stad Istanboel voor mij een net iets grotere betekenis heeft dan een willekeurige andere Nederlander, maar dat heeft ongetwijfeld te maken met mijn interesse voor geschiedenis en mijn liefde voor de rijke culinaire traditie.

Het steekt mij dan ook enigszins dat ik in Uw voorstel toch niet als volwaardig Nederlander gezien wordt. Stel, en laat duidelijk zijn, ik ben dit geenszins van plan, dat ik een aanslag op een politicus zou beramen, raak ik mijn Nederlanderschap kwijt. De daders achter de aanslag op bijvoorbeld Aad Kosto, Hans Janmaat en Pim Fortuyn zouden hun Nederlanderschap niet kwijt raken, puur en alleen omdat zij geen dubbele nationaliteit hadden, omdat zij ‘echtere’ Nederlanders zijn dan ik. Waarom, mevrouw Verdonk, ben ik minder Nederlander dan Volkert van de Graaf, of dan U?

Nu zult U wellicht zeggen dat ik pas volwaardig Nederlander ben op het moment dat ik afstand doe van mijn Turkse nationaliteit. Daartoe ben ik op zich best bereid (ik heb mijn Turkse paspoort al sinds 1995 niet meer laten verlengen), maar ik ben bang dat dat zo makkelijk niet gaat. Als ik een briefje aan de Turkse regering zou schrijven met de mededeling dat ik mijn Turkse staatsburgerschap zou opgeven, zou dit simpelweg niet worden geaccepteerd.

Saillant detail bij deze dubbele nationaliteit is het feit dat de Turkse regering ook nog eens van mij verwacht dat ik daar voor mijn 35e de dienstplicht vervul. Vroeger accepteerde de Turkse regering de Nederlandse dienstplicht als volwaardig alternatief, waarmee de Turkse dienstplicht verviel, maar aangezien in Nederland de dienstplicht is afgeschaft, verwacht de Turkse regering (U weet wel, dat land dat niets voor mij heeft betekend) dat ik daar 18 maanden lang Koerden ga neerschieten. Of mijn dienstplicht afkoop voor de som van circa 5000 euro. U begrijpt dat ik voor beide weinig voel.

Ik wil er bij U dan ook voor pleiten Uw beleid voor enkelvoudige nationaliteit anders vorm te geven. Ga eerst onderhandelen met de Marokkaanse en Turkse regering over het versoepelen van de regels omtrent het afstand doen van het staatsburgerschap. Geef mensen met een dubbele nationaliteit vooreerst de mogelijkheid te kiezen voor een eenduidig Nederlands (of buitenlands) staatsburgerschap, alvorens U een rechtsongelijkheid creëert tussen verschillende ‘soorten’ Nederlanders. U zou mij daar in ieder geval een grote dienst mee bewijzen. Ik heb er namelijk nooit voor gekozen een Turkse nationaliteit te hebben.

Met vriendelijke groet,

Selçuk Akinci
(of Tobias de Ridder, als U dat Nederlandser vindt klinken)

Aan Pim – di 16 nov. 2004

Beste Pim,

Hierbij wil ik je feliciteren met je verkiezing tot de grootste Nederlander. Het is de tweede verkiezing die je postuum wint en dat mag best een prestatie heten. Ik vermoed dat je er daarboven smakelijk om zult lachen. Net als ik hier beneden.

Dat de uitslag er anders uit had gezien als alle stemmen geteld waren, vind ik niet zo belangrijk. Jij en ik weten net zo goed dat een heleboel mensen op het laatste moment op Willem van Oranje gestemd hebben, simpelweg omdat ze jou niet wilde laten winnen. Op dezelfde manier is Jamaï twee jaar geleden Idol geworden, alleen maar omdat veel mensen het Jim toentertijd niet gunden. Triest is dat, die afgunst.

Zelf ben ik één van de laatste Nederlanders die geen lijntje met je heeft. Desalniettemin probeer ik me voor te stellen hoe jij je overwinning ervaart. Ik vermoed enigszins meewarig. Je zult zelf wel inzien dat historisch gezien, je geen aanspraak kan maken op de titel ‘grootste Nederlander’. Ik neem aan dat jij, samen met Willem en Willem, de nummers twee en drie, aan de bar gelachen hebben om de hele situatie. Alhoewel ik me ook levendig kan voorstellen dat onze vader des vaderlands er de humor net iets minder goed van kan inzien dan jij. Je kan de Oranjes van veel beschuldigen, maar niet van het hebben van een gevoel voor humor; althans, niet van de Oranjes die ik ken.

Heeft Theo je nog gefeliciteerd? Of is ‘ie, na het bekend worden van de uitslag, een tirade begonnen waarin gans de bevolking van Nederland wordt uitgemaakt voor dom, kinderneukend stemvee?

Ons landje heeft de laatste tijd heel wat te verduren. Sinds jou vertrek is de situatie er hier niet beter op geworden. Maar hoewel je ons te vroeg bent ontvallen, moet je er misschien ook maar blij om zijn. Terwijl de ene na de andere bekende of belangrijke Nederlander van z’n sokkel wordt getrokken, kun jij nooit meer van je voetstuk vallen. Doodgaan op je hoogtepunt, bij voorkeur door toedoen van een ander. Net als John Lennon is een groot gedeelte van je succes daarop berust. Maar ik gun het je van harte.

Het meest trieste vind ik dat de mensen die dankzij jou inspanningen nu op het regeringspluche zitten in jouw naam je eigen idealen in rap tempo verkwanselen. En dan bedoel ik niet de LPF, want eerlijk is eerlijk, ik kan nog best respect opbrengen voor sommige LPF’ers, vooral Eerdmans. Nee, ik bedoel dat enge, gereformeerde zootje van Balkenende en Donner. Bij elke gelegenheid proberen ze onze seculiere staat, de scheiding van kerk en staat die ook jij zo hoog had zitten, ongedaan te maken en proberen ze de criticasters van het geloof monddood te maken. Waarschijnlijk omdat ze dondersgoed beseffen dat zij, als christenen, minstens net zoveel bloed aan hun handen hebben als de eerste de beste moslimfundamentalist. Je noemde het gereformeerde volksdeel niet voor niets pathologische leugenaars.

Vanaf deze plek wens ik je het beste, Pim. En hoewel we het over een heleboel dingen niet snel eens zouden worden, blijf ik het jammer vinden dat we die zaken nooit eens aan de borreltafel hebben kunnen bespreken. Jij met een rood wijntje en een Justis van Maurik, ikzelf aan een potje bier met een zware Brandaris. Het ga je goed. En hou je Theo een beetje in de gaten. Ik kan me voorstellen dat de grote baas op een gegeven moment een beetje ziek wordt van al die beledigingen in zijn richting. Het lijkt me toch nogal gevaarlijk om in de hemel vrijelijk je mening te verkondigen. Misschien wel net zo gevaarlijk als hier in Nederland helaas is gebleken.

Veel liefs,

Selçuk Akinci