Deze week verbood cultuurwethouder André Adank de directeuren van het cultuurbedrijf mee te werken aan een stedelijk cultuurdebat. Ik vind juist dat deze directeuren een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan dat debat. Ik schreef een open brief aan de wethouder.
Aan de Wethouder van Cultuur
Dhr. André Adank
Claudius Prinsenlaan 10
4811 DJ Breda
verzending per fax en brief
Breda, 28 oktober 2005
Betreft: Open brief aan de Cultuurwethouder van Breda
Beste André,
Allebei hebben wij iets met cultuur. Jij als wethouder, ik als lid van de commissie cultuur. Qua visie op het cultuurbeleid zijn we het grondig oneens. Jij ziet cultuur graag als economische motor van de stad, ik zie het meer als eigenstandige waarde. Jij bepleit een sterke leiding vanuit het stadskantoor, terwijl ik er van overtuigd ben dat het verstandig is om het culturele leven in de stad zoveel mogelijk van onderop te laten inrichten. Ondanks dat verschil van inzicht, heb ik waardering voor de manier waarop je sommige zaken aanpakt. Het enthousiasme waarmee je reageerde op het bevrijdingsschilderij over Breda, dat ook in jouw ogen zeker in Breda een plek moest krijgen, vond ik positief. Ook vond ik het zeer positief dat je bij de laatste commissievergadering cultuur de commissieleden hebt opgeroepen om vooral het debat met het cultuurveld aan te gaan. Wellicht dat deze open brief een aanzet kan geven voor dat in ieder geval door mij, maar als ik je in de commissie goed verstaan heb, ook door jou vurig gewenste debat.
Ik was dan ook erg geschrokken toen ik deze week las dat jij de directeuren van het cultuurbeleid verboden hebt mee te doen aan een cultuurdebat dat het veld zelf van plan is te organiseren. Juist deze directeuren, die met beide voeten in de aarde staan, kunnen een heel zinnige bijdrage leveren aan zo’n debat over het culturele leven in de stad. Hen monddood maken, zou een cultuurdebat op voorhand mankeren. Jij beargumenteert dat met de mededeling dat een cultuurdebat in de politiek thuis hoort. Onjuist, als je het mij vraagt. Debatten over cultuur horen allereerst in de stad plaats, tussen burgers, kunstenaars, beoefenaars en ‘lijndragers’ in de culturele sector. Het probleem van het cultuurdebat is juist dat het zich te veel afspeelt tussen de muren van het stadhuis en op de burelen van de vakdirectie. Een groot, stedelijk cultuurdebat zou juist tot verfrissing en vernieuwing kunnen leiden. Daar heeft de raad behoefte aan. Een ieder die daar anders over denkt, heeft oogkleppen op.
Wie leiderschap wil geven aan de culturele sector in Breda, moet verantwoordelijkheid neerleggen bij de uitvoerders en niet zelf dingen bedenken in stoffige kantoren met pre-fab meubels. Cultuur ontstaat niet op conferenties en congressen over de toeristische meerwaarde van cultuur, maar op bruisende bijeenkomsten met kunst en debat. Een wethouder cultuur moet vertrouwen geven en kritiek accepteren, in plaats van halsstarrig eigen lijnen uitzetten. Ik vind het jammer en schadelijk dat je jezelf, door het buitenspel zetten van de directeuren van ons cultuurbedrijf, deze mogelijkheid voor reflectie ontneemt.
Het spreekverbod verdraagt zich niet met de creativiteit die inherent verbonden is aan deze sector. Het dreigement dat mensen die desondanks hun mond open doen, op zoek kunnen naar een andere baan, gaat in mijn ogen veel, maar dan ook veel te ver. Een cultuur van angst en dreigementen zal het veld lamleggen. Dat geeft jou misschien vrij baan je beleid zonder tegenwind uit te voeren, maar leidt uiteindelijk niet tot een vruchtbaar cultureel klimaat. Het past ook niet in een democratie om criticasters op deze wijze de mond te snoeren. Democratisch leiderschap vereist juist het incasseren en in het beleid verwerken van de kritiekpunten.
Ik roep je op tot een vrijzinnig leiderschap. Waarbij je je meer laat voeden van onderop dan door de rekenmeesters op het stadskantoor. Waarbij je open staat voor kritiek en je linkerwang toekeert, in plaats van terugfluit. Waarbij je je leiderschap gebruikt om het beste bij anderen boven te halen, in plaats van hen in te perken en in het hok te duwen. Wanneer dat lukt, ontstaat er iets moois. Wanneer dat niet lukt, geef ik je ter overweging dat het bij een conflict niet vanzelfsprekend is, dat de ondergeschikten ‘op zoek moeten naar een andere baan’.
Tot slot een culinaire opmerking. Wanneer een woordvoerder zegt dat de vakdirectie ‘het deksel wel op de pan schuift, wanneer deze dreigt over te koken’, geeft dat niet veel vertrouwen. Wie wel eens aardappels op het vuur zet, weet dat wanneer een pan dreigt over te koken, er maar één ding te doen is: het deksel eraf halen. Wie het deksel stevig op de pan drukt, kan twee dingen verwachten: blaren op de vingers en een heel smerig fornuis.
Ik wens je veel succes en wijsheid toe,
met hartelijke groet,
Selçuk Akinci
cc. pers cultuurinstellingen cultuurorganisaties