Toen ik maanden geleden al las dat Aangezien André Manuel in Breda kwam optreden, belde ik direct Jaap met de vraag, nee, de mededeling dat hij mee moest. En per ommegaande bestelde ik twee kaartjes. Het zou immers maar eens uitverkocht raken.
Weken later gaf een medewerker van het poppodium me daar nog complimenten over. „Ik ben altijd benieuwd wie de eerste is die kaarten bestelt. Jij bent de eerste”, lachte hij. „Nog steeds ook de enige trouwens”, vulde hij aan.
„De enige?”, vroeg ik verbaasd, „voor André Manuel?”. „Tsja”, antwoordde de medewerker van het poppodium. „Het blijft natuurlijk Breda”.
Het was alleen maar de bedoeling even wat te eten in De Boulevard. Ik wilde het weekeinde goed beginnen. En waar dat doorgaans betekent dat ik graag in het café vertoef, bedoel ik daar dit maal mee dat ik het weekeinde wilde besteden aan het afwerken van mijn paper over ontwikkelingssamenwerking.
Helaas. Er bleek een avondje punkbandjes geprogrammeerd te zijn. En daar ga je dan met al je goede bedoelingen. Het werd dus een avond zuipen en springen. Met een gratis cd-tje van The 101’s als cadeautje, omdat ik om een uurtje of twee de enige was die nog steeds op en neer huppelde tussen voor de rest moegedanst publiek.
Terwijl ik doorgaans toch een tamelijk beroerde conditie heb.
De treinreis terug verliep iets minder voorspoedig en betekende voor ons vooral dat we op het mooie en geheel gerenoveerde station Antwerpen een tijdje moesten blijven wachten. Er zijn ergere plaatsen om te moeten rondhangen.
Vier dagen Werchter is al met al toch een behoorlijke uitputtingsslag. Jaap en ik zaten stil voor ons uit te staren terwijl om ons heen het Vlaamse landschap voorbijgleed.
Eenmaal thuisgekomen wachtte mij de heerlijk warme douche en vervolgens het uitpakken van de tas. Wasmachine vol, wandelschoenen in een bak warm water en de tent uitgerold over de stoelen om goed te kunnen drogen. En daarna meteen achter de computer, niet om mijn mail te checken, maar om eens rustig te bekijken welke LP’s ik wilde bestellen van de vele bandjes die ik heb gezien.
De platenzaak had uiteindelijk toch nog een goede dag. Ze hadden de hele dag niets verkocht, maar een half uur voor sluit konden ze toch nog zo’n dertien platen aan me kwijt.
Devotchka, Panic at the Disco (Tim Vanhamel zie ik op Breda Barst wel), The Kooks, The Raconteurs, Kaiser Chiefs, Underworld en dEUS. Niet helemaal verwonderlijk dat je over de hoofden van het publiek kon lopen, zo druk het was.
Oh ja, nadrukkelijk niet naar Anouk, even voor de duidelijkheid. Ik besloot te gaan chillen bij Hercules & Love Affair. Waarmee ik, volgens de rest van het gezelschap, ook ongeveer het meest oninspirerende concert van Werchter heb gemist.
Het was sowieso een beetje een gesplitste dag. Terwijl de rest van ons viermanschap (Wiebe was ons inmiddels al ontvallen) Beck wilde horen, ging ik liever dansen op Underworld die, de muziekgoden zijn geprezen, hun nummer Underworld ten gehore brachten. En terwijl de rest vervolgens naar de Marquee stiefenden om de goth-band Nightwish te zien, liep ik juist naar het hoofdpodium om afsluiter dEUS met volle teugen op te snuiven. Waarna, eenmaal herenigd bij de tenten, een diepe controverse ontstond tussen Jaap, die nog wel enkele nummers van dEUS had opgepikt, en mij. Want waar Jaap het optreden te ingestudeerd en te klinisch vond, had ik de indruk één van de betere dEUS-optredens ooit te hebben gezien. Gelukkig bleek de volgende dag dat ik in ieder geval de Vlaamse pers aan mijn zijde had.
De schade van vier dagen Werchter: zo’n 400 euro. Maar da’s dan wel inclusief die veel te dure Rock Werchter capuchon-trui die ik mezelf op de eerste avond, bevangen door enige kou, gekocht had. Verder: zo’n 80 biertjes, vier frieten tartaarsaus, een beker aspergesoep, vijf smoskes, een wrap en een vegetarische pizza, waar vervolgens toch ham op bleek te zitten. En dit maal geen enkele keer zonder toiletpapier gezeten. Zoals gezegd: de muziekgoden waren mij gunstig gezind.
Het weer op Werchter was wisselend. Op vrijdag een prachtig zonnige dag, de zaterdag was wisselvallig en geregeld moesten de regenponcho’s aan, en vervolgens vrij snel ook weer uit.
Dag twee van Werchter begon na het opstaan per ommegaande met een biertje en daarna een ontbijtje met gebakken ei. De eerste band van die dag was het verrassend goede ‘The Black Box Revelation’. De dag eindigde met ons, zatte ‘ollanders die het niet konden laten tussen de nummers van Neil Young door telkens maar weer ‘Opa! Opa! Opa!’ te scanderen.
Dag drie was, ondanks de festivaldip die ik aan het eind van de middag eventjes had, eigenlijk een toppertje. Jammer dat ik zo’n beetje de enige was die MGMT wilde horen, terwijl de rest te druk bezig was met een handdynamo zijn telefoon op te laden. Een naast zeer luidruchtige ook behoorlijk futiele bezigheid, aangezien twintig minuten laden ongeveer voldoende is voor het versturen van één sms’je.
Met de Editors en Kings of Leon stiekem een geweldige middag en een prachtig begin van de avond met het sprookjesachtige Sigur Rós. Om vervolgens af te sluiten met een weliswaar helemaal uitgedachte en ingestudeerde, maar daarom niet minder goede show van Radiohead.
Nog even twijfelden we gedurende de dag over de plaats in mijn gezicht waar ik mijn piercing moest laten zetten. Als basisdemocraat ben ik van mening dat je dergelijke beslissingen in gezamenlijkheid moet nemen. We konden het echter niet met elkaar eens worden, waarmee het drieste plan al weer snel in de vergetelheid raakte.
Tijdens ‘Man on the Moon’ van R.E.M. was ik het gezelschap kwijt geraakt. Niet heel vreemd aangezien ik uit pure blijdschap besloot het publiek in te rennen en mee te blèren. R.E.M. heeft dat effect op mensen.
Dat de rest terug naar de tent wilde, was hun probleem. Ik was tijdens Mika al natgeregend en daarna ook nog eens vol uitgegleden in de modder, dus ik vond dat ik nog wel even door kon. En trouwens, the Chemical Brothers moesten nog komen en daarnaast was ik tijdens de pauze tussen de laatste twee bands ook nog een knappe blonde Belg tegengekomen met de naam Tom die, zo ontdekte ik iets later, overigens zowel zeventien als hetero was. Waarvan dan vooral dat laatste een bezwaar vormde en dan met name voor hem.
Op de weg terug naar de tenten nog een Ier ontmoet, met wie ik in één van de vele provisorische biertentjes aan de kant van de weg nog een pint vatte en luidkeels liedjes van Shane McGowen declameerde. Vervolgens ook nog even met twee Finse broers rondgehangen om uiteindelijk, bij aankomst op de camping, het gezelschap op te zoeken van onze Ierse buren – die de volgende dag overigens verdacht goed Vlaams bleken te spreken- van wie ik ook nog een volle beker water aangereikt kreeg -dat na de eerste slok dan weer verdacht veel naar Vodka bleek te smaken. Om me daarna weer aan te sluiten bij een groepje met gitaar. Het begon in het Oosten al weer behoorlijk op de volgende morgen te lijken toen ik eindelijk besloot dat het wel klaar was met de eerste dag Werchter.
Na een jaartje afwezigheid stond Werchter dit jaar weer op het program. En, in het kader van het klimaat maar vooral ook het feit dat ik een kleine twee jaar geleden mijn auto de deur uit heb gedaan, ging de reis dit maal per trein.
Om enkele minuten over tien schoot ik recht overeind. Whaaa! Om acht minuten voor elf had ik met Jaap afgesproken op het station en ik moest mijn tas nog helemaal inpakken. En douchen natuurlijk, een luxe die ik de volgende vier dagen zou ontberen.
Nu weet ik niet precies hoe het wereldwonder is geschied, maar op de één of andere wijze is het me gelukt om alles binnen de gestelde tijdslimiet te doen. Toen ik hijgend, met rugtas, tent en een paar stoelen, het station inrende was ik net op tijd om vanuit de binnenkant van de trein te zien hoe de deuren sloten. Dat is altijd de beste kant om terindeuren gesloten te zien worden, tenzij je te laat bent met uitstappen.
Rock Werchter begint vanaf Roosendaal, zo bleek. We moesten onszelf werkelijk in de trein persen om nog een plaats te bemachtigen. De Belgische Spoorwegen boden de treinreis voor Werchtergangers weliswaar gratis aan, maar er waren geen extra treinen ingezet. Enkelen besloten op de meegebrachte strandstoeltjes te gaan zitten. Op het gangpad van de eerste klas, dat dan weer wel. Een mede-festivalganger had geen rugzak bij zich maar had al zijn spullen in een kliko gegooid. Handig, want wieltjes, zo zei hij. Iets waar hij bij de overstap in Mechelen, waar vooral stenen trappen zijn in plaats van roltrappen, al weer een stuk genuanceerder over dacht.
Toen in Leuven enkele dames van Axe anti-transpirant aan het uitdelen waren, was dat zonder twijfel net zo veel een promo-actie als een mensenrechtenkwestie. Nog een laatste busrit en de tent kon worden opgezet. Op camping A4. A3 was, zoals de Vlamingen dat zo mooi plegen te zeggen, al volzet.
Met hiphop heb ik niet bijzonder veel. Toch heb ik me laten overhalen om vrijwilliger te zijn op het eerste Bredase gratis hiphop openluchtfestival Boogiedown Breda.
Ik had wel sympathie voor de jonge organisatoren, allen ergens rond de twintig, die met veel lef en een flinke bak gemeentelijke subsidie in enkele maanden tijd een serieus festival uit de grond gestampt hebben.
Dat lieten ze zich geen twee keer zeggen. Of ik maar wilde beginnen met een muntendienst en ook maar meteen barhoofd van de tweede shift wilde worden. Een shift van vijf tot elf ‘s avonds, dus aanmerkelijk drukker dan de vroege bardienst. En ook nog met een kleinere ploeg, zes vrijwilligers in plaats van acht. Dat werd dus lekker doorwerken.
Ik heb altijd liefst een ploeg die een tikkie krap is dan te groot. Niets zo saai als wachten p werk. Dus we konden ons hart ophalen: gesjouw met vaten, flink doortappen, een enkele keer een instructie fustverwisselen en na een korte gewenningsperiode een goed geoliede samenwerking. En uiteraard mijn stem weer aan gort.
Barren op een festival. Veel leukere dingen zijn er niet te doen. Of, zoals Leo van Lieshout vanaf de andere kant van de bar het nog het meest treffend verwoordde: „het zal weer eens niet dat Akinci op een festival achter de bar staat.”
Dat er zich ineens een pit vormde ergens tijdens de tweede helft van het concert in de Effenaar, was opmerkelijk. Een pit wordt toch meer met punk of met de grunge uit de jaren ‘90 geassocieerd dan met een stevig groovend rockbandje als Claw Boys Claw.
Een goed concert was het alleszins. En zonder iets af te willen doen aan de verwachtigen die ik van dit concert had, was ik positief verbaasd over de volle zaal die de band die zijn hoogtijdagen vijftien jaar geleden beleefde, bij elkaar wist te brengen. Rosie got it made, maar zanger Pieter te Bos duidelijk ook. En hij had er zin in.
Sterker, hij genoot zelf waarschijnlijk nog het meest van de nieuwe tournee langs het zalencircuit van Nederland waar hij een half jaar geleden mee begonnen is. Hij liep het publiek in, nodigde de toeschouwers uit bier naar ‘m te gooien, lachte breeduit en was als een kind zo blij. En wij trouwens ook. Waarvan akte.