De Uitdaging – za 11 juli 2009

Het doel van het driedaagse werkbezoek van de Bredase gemeenteraad aan Hamburg moest vooral inspireren. Breda staat voor een immense herontwikkelingsopgave van zo’n slordige 160 hectare rond het station, de Belcrum en de Markoevers. Hamburg heeft een soortgelijke uitdaging: HafenCity. Ook rond het water en zo’n 155 hectare.

Hamburg, een stad van 1,74 miljoen inwoners, is na Berlijn de grootste stad van Duitsland. Geen vergelijking dus voor Breda, dat met 172.000 inwoners ruim tien keer zo klein is. Dat geeft meteen een beeld van de opgave in Breda. HafenCity behoort tot de grootste herontwikkelingsgebieden van Europa. Breda doet er nog een schepje bovenop. Aan ambitie dus geen gebrek.

Voor een aantal van de deelgebieden zijn de plannen al klaar en wordt er al druk gebouwd. Bij mij in de straat bijvoorbeeld, wordt het oude brouwerijgebouw getransformeerd tot een nieuwe woonbuurt. Nu kan ik vanuit mijn slaapkamer nog net het spoor zien en hoor ik ‘s nachts de goederentreinen voorbij denderen. Binnenkort zal het waarschijnlijk gedaan zijn met dat troostende geluid. Voor een aantal andere deelgebieden staat de hele ontwikkeling nog aan het begin. Dat geldt onder andere voor het terrein van de voormalige suikerfabriek CSM, waar nu voortvarend gesloopt wordt.

Juist de gebieden rond de Mark vragen om extra zorgvuldigheid. De oude industrie aan de westoever van de Mark moet zorgvuldig ingepast worden in het stedebouwkundig plan. Aan de oostzijde zal een compleet nieuwe wijk verreizen. Ook dat vereist verantwoorde keuzes. Wie nu verkeerde keuzes maakt, zit over twintig jaar opgescheept met een wijk waar niemand wil wonen of werken.

Het werkbezoek aan Hamburg heeft me gesterkt in de overtuiging dat de historie van een gebied altijd leidend moet zijn bij het opstellen van stedebouwkundige plannen en uitgangspunten. Aan de westoever is dat het oud-industriële karakter van de wijk, met de loodsen van Backer en Rueb en Van Puijfelik als meest aansprekende voorbeelden. Aan de oostkant moet de nieuwe wijk een link leggen met de rivier en de suikerindustrie die er ruim een eeuw heeft gehuisd.

Een eerste stap in die richting is inmiddels gezet. Enige tijd geleden was ik in de raad nog de enige die er voor pleitte om in het stedebouwkundig ontwerp van de oostoever te refereren aan de suikerindustrie. Dat kan door vorm en volume van de silo’s op die plek als uitgangspunt voor de nieuwe bebouwing te gebruiken en een aantal andere elementen, waaronder de karakteristieke gele letters van de CSM, te integreren in het ontwerp. Het feit dat wethouder Aarts me vertelde dat de gemeente Breda de letters inmiddels in haar bezit had, biedt goede hoop voor de toekomst.

De Schilder – ma 25 mei 2009

CSM-silos gezien vanaf Havenbrug
CSM-silo's gezien vanaf Havenbrug

Een tijdje geleden schreef ik al over het debat over het behoud van de suiker-silo’s. Behoud bleek toen onmogelijk. Wel was er steun voor een alternatief voorstel van mijn kant: een stedebouwkundig plan waarin vorm en volume van de huidige silo’s worden opgenomen en elementen van de huidige bebouwing, zoals de belettering, terugkeert.

Er is in de tussentijd al heel wat gesloopt op het oude terrein van de suikerfabriek. De pulp-loods is van zijn beplating ontdaan en verworden tot een unheimisch aandoend metalen karkas. De silo’s zelf staan er nog steeds en elke dag vormen zij voor mij een referentiepunt in de stad. Onderweg naar het centrum, aan mijn rechterzijde, vormen zij robuuste silhouetten scherp afstekend tegen de laaghangende avondzon. Of onderweg terug vanuit Den Haag, als de intercity naar Venlo de betonnen kolossen rakelings voorbij glijdt.

Nog even, voordat deze bakens aan de Markoevers voorgoed verdwenen zijn. Weemoedig denk ik terug aan de herfstmaanden, als de CSM de stad vulde met de heerlijk weeïge geur van suikerbieten. Het valt al niet meer op hoe lelijk ze eigenlijk zijn. Ik passeer, kijk omhoog en breng een groet hen, deze iconen van een verdwenen industrie.

De laatste weken vraag ik me ineens af. Welke mafketel heeft toch de C van CSM roze geschilderd?

Suikersilo’s – week 16 2009

CSM-silos, gezien vanaf de Boschebrug
CSM-silo's, gezien vanaf de Boschebrug

De laatste weken is er in Breda een discussie losgebarsten over het al dan niet slopen van de silo’s van de voormalige suikerfabriek CSM. De vraag: gelden de betonnen silo’s uit de jaren zestig als industrieel erfgoed.

CSM stopte al een paar jaar geleden met de verwerking van suikerbieten. Spijtig, want daarmee verdween de heerlijke, weeïge  geur van de bietencampagne uit de stad. En sinds kort wordt er op het immense terrein van de CSM ook geen suiker meer verwerkt. Nu staat het CSM-terrein pal naast het historische centrum van de stad, aan de westoever van de Mark. De silo’s zijn dus met recht beeldbepalend te noemen. Waarmee overigens niet gezegd is dat deze betonklotzen ook mooi zijn.

Aanvankelijk was de afgifte van de sloopvergunning voor de silo’s een ambtelijke kwestie, die door GroenLinks-wethouder Willems geagendeerd is voor bespreking in het college. Daar bleek hij de enige die überhaupt wilde onderzoeken of de silo’s wellicht monumentwaardig waren. De bouwwerken werden langs de erfgoedmeetlat gehouden en vervolgens werd het onderwerp geagendeerd in de commissie Bouwen en Wonen. Volgens de erfgoedmeetlat scoorden ze net onvoldoende om in aanmerking te komen voor een status als gemeentelijk monument.

De meeste partijen waren voor sloop van de silo’s. Dat klopt wel ongeveer met de mening van de stad. Wat me opviel in gesprekken die ik hierover de afgelopen weken met diverse mensen heb gehad, is dat met name jongere Bredanaars de silo’s als onderdeel van de Bredase geschiedenis zagen. Ouderen, die nog hebben meegemaakt dat silo’s decennia geleden verrezen, zien ze liever vandaag dan morgen verdwijnen.

De partijen die voor het behoud van de silo’s pleitten, waren de SP, D66 en GroenLinks. De SP omdat zij vond dat er in de silo’s wel goedkope woningen voor studenten en kunstenaars gerealiseerd konden worden. D66 was van mening dat met de sloop van de silo’s een belangrijk stuk industriële historie uit de stad zou verdwijnen. Ik was het met D66 eens. Maar ik had daarbij wel een aantal kanttekeningen.

De betonnen silo’s zijn gebouwd om bieten in op te slaan. De ringbewapening in de betonnen cilinder is vooral bedoeld om zijwaartse druk op te vangen. Voor een bouwconstructie moet een silo vooral neerwaartse druk kunnen opvangen, en dat vereist een andere constructie. Herbestemming zou dus betekenen dat er in de silo een aparte, zelfdragende constructie gebouwd zou moeten worden. Niet het meest eenvoudige werk. Daarnaast moeten er uit de silo’s op zijn minst ramen gezaagd worden. Een ingrijpende wijziging in de bouwconstructie van de silo’s. Daarnaast staan de silo’s pal naast het spoor. Met de huidige veiligheidseisen mag daar niet zomaar voor bewoning gebouwd worden. Het pand zou, gezien het transport van gevaarlijke stoffen over de brabantroute, op zijn minst ernstig verstevigd moeten worden.

Behoud van de silo’s is kostbaar en technisch lastig. Daarnaast, wie score op de erfgoedmeetlat goed bestudeerd, valt op dat de silo’s vooral hoog scoren vanwege hun herinnering aan de inmiddels verdwenen suikerindustrie, hun inpassing in het stedelijk landschap en hun structuur. Met name belevingsargumenten dus. Dat bracht me op het volgende idee: in plaats van een technisch ingewikkelde operatie van herbestemming van de huidige silo’s, is het ook mogelijk om op dezelfde plaats nieuwbouw te plegen die in vorm en omvang herinnert aan de huidige silo’s. Indien in die nieuwbouw nog elementen van de huidige silo’s verwerkt kunnen worden, de belettering bijvoorbeeld, is die verwijzing naar het verleden van de suikerindustrie in mijn ogen voldoende gewaarborgd.

Of het allemaal kan, is nog de vraag. Maar het college was bereid om mijn suggestie als uitgangspunt mee te nemen in de stedebouwkundige randvoorwaarden voor het gebied. Nu nog een maand per jaar een paar bieten koken en de herrinnering aan de suikerfabriek is compleet.