Van oude dingen, mensen die voorbij gaan

Breda's Museum

En toen mocht het Bredaas Museum de deuren sluiten. Want deze coalitie doet volgens sommigen natuurlijk niets liever dan welke voorziening dan ook het liefst tot de grond toe af te branden. Maar nee, de deuren sluiten, dat was nu net niet de bedoeling van een door GroenLinks en D66 ingediende motie over het museum.

Ik heb me als raadslid altijd hard gemaakt voor de positie die culturele voorzieningen en initiatieven in de stad hebben. Wat mij betreft geen onevenredige bezuinigingen op cultuur, zoals dat bijvoorbeeld landelijk door dit kabinet wèl gebeurt. Wij willen geen kaalslag of een grote kaasschaaf over het totaal aan cultuurbudgetten. Tot nu toe zijn de bestaande cultuurgelden dan ook in stand gebleven. En sterker, is er een extra investeringsintentie in het kader van Brabant Culturele Hoofdstad. Dat is in Nederland in deze bezuinigingstijd uniek.

Tegelijk echter, besef ik dat in deze tijd, waarin tal van gebieden geconfronteerd worden met forse budgetverlagingen, ook het beleidsveld cultuur niet geheel ontzien kan worden. Maar wat mij betreft geen ongerichte bezuiniging. Dus niet: tig initiatieven en culturele evenementen korten of de nek omdraaien. Dat zou naar onze mening namelijk desastreus zijn voor de culturele dynamiek in Breda. Dan kies ik er liever voor om binnen de cultuurbudgetten één scherpe keuze te maken. Eén scherpe keuze die een flinke besparing oplevert en die zo min mogelijk ten koste gaat van het maatschappelijk rendement dat cultuur in de breedste zin in de stad oplevert. Het oog viel al snel op een slecht draaiend museum: het Bredaas Museum.

Om de laatst vastgestelde cijfers over 2009 weer te geven: 19.849 bezoekers (doelstelling was 25.000) in het hoofdgebouw. In 2010 waren dit er aanzienlijk meer, omdat het succesvolle tweejaarlijkse evenement Breda Photo het hoofdgebouw gebruikte voor een deel van de exposities. Van de 20.000 bezoekers wordt een kwart behaald met verplichte bezoeken van schoolklassen. De maatschappelijke relevantie van het museum is, met zo weinig bezoekers, alles behalve optimaal.

Tegenover deze bezoekers staat een totale begroting voor het museum van 2,6 miljoen euro. Het grootste deel van dit geld gaat zitten in het beheer en onderhoud van een kostbaar gebouw op één van de duurste locaties van Breda. Een gebouw dat voor een groot deel gebruikt wordt als depot (opslagruimte) en voor een deel (derde verdieping) niet gebruikt wordt. En een gebouw dat niet aan de nieuwe museale eisen voldoet voor de opslag van kunst als erfgoed. Eigenlijk is het enige lichtpuntje voor het Bredaas Museum het succes van een aantal dependances. Uitstallingen in de Grote Kerk, de zilvercollectie in het Begijnhof en het beeld van Hercules (Vuile Jan) dat opgesteld staat in het casino behalen jaarlijks ruim het dubbele aantal bezoekers van de tentoonstellingen in het hoofdgebouw. De dependances zijn hèt succes van een verder vrij slecht draaiend museum.

Nu snap ik als geen ander dat bezoekerscijfers alleen niet het geschikte meetinstrument zijn voor het afmeten van cultureel of maatschappelijk belang. Maar daar waar de doelstelling van het museum is om het erfgoed van de stad te ontsluiten aan de stad, weet het museum deze doelstelling niet op een succesvolle wijze te volbrengen. Dat heeft in mijn ogen vooral te maken met het feit dat een erfgoedmuseum oude stijl als concept niet meer aansluit bij de beleving van potentieel geïnteresseerden. Het museum moet naar een andere werkwijze toe: erfgoed ontsluiten via wisseltentoonstellingen op verschillende locaties. Locaties die een relatie hebben met het thema van de tentoonstelling. Het erfgoed wordt dan op een relevantere manier ontsloten, namelijk in een context waarin locatie, plaats en object elkaar versterken. Maar tot nog toe heeft het museum op dat vlak nog te weinig gedaan.

Ik ben ervan overtuigd dat een nieuwe formule meer mensen trekt en het huidige dure gebouw dan ook niet meer nodig is. Het depot kan verhuizen naar een opslagruimte op een veel minder dure locatie. Een depot dat wèl voldoet aan de huidige eisen van opslag. Dit kan een flinke besparing opleveren, tot wel één miljoen. Daarnaast kan de huidige werkwijze van het museum veel beter. Minder aankopen, gerichtere collectieopbouw en betere scholing van het personeel en een efficiëntere bedrijfsvoering.

Daarom stond mijn handtekening onder een motie van GroenLinks en D66. Om de discussie over een toekomstvast museum dat wèl relevant is voor de stad eindelijk eens van de grond te tillen. En ja, een museum dat daarmee ook een bijdrage levert aan de bezuinigingsopgave van de stad. Een kleiner, beter museum. Ik ben ervan overtuigd dat dat gaat lukken.

Cultuurliberalisme

2018Brabant

De aantrekkingskracht van een stad op de creatieve klasse is maatgevend voor de potentie die zo’n stad heeft op het gebied van innovatie, technologische ontwikkeling en nieuwe werkgelegenheid, zo herkauwde ik gisteren al het toonaangevende boek ‘The rise of the Creative Class’ van Richard Florida. Een op zichzelf juiste, maar ook gevaarlijke veronderstelling.

Het boek van Florida is, samen met het in de jaren daarvoor gepleegde onderzoek, reden geweest voor steden om zeer gericht te gaan investeren in cultuur – en ik gebruik dat woord in de meest breed mogelijke betekenis – die een economische potentie heeft. Een grote vergissing. Vele steden hebben geprobeerd succesvol gebleken formules van andere plaatsen in de wereld na te bootsen. En tegelijk was de focus vooral gericht op het top-segment: de creatieve industrie die het dichtst bij de economie staat. Een dubbele fout.

Allereerst miskent het lukraak kopiëren van formules de culturele eigenheid, de identiteit en de intrinsieke kwaliteit van de eigen stad. Ten tweede trapt de creatieve klasse er simpelweg niet in. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat begint, helemaal onderop, bij ruimte voor autonome creativiteit. Dat vraagt om vrijplaatsen, om een uitdagende atmosfeer, om het creëren van mogelijkheden voor ontwikkeling en dat vraagt bovenal om een liberaal stedelijk klimaat. En, laat het maar hardop gezegd worden, daar zijn we in Nederland niet goed in. Onze regelzucht, onze ordeningsdrang en onze verantwoordingscultuur, ons hele zijn als Nederlanders verhoudt zich maar moeizaam met het bieden van ruimte voor een autonome levensstijl. En dat geldt in het eeuwenlang door de Katholieke zuil gedomineerde Brabant waarschijnlijk nog veel meer dan in andere delen van Nederland.

Dus daar gaat de ambitie van het binnenhalen van de nominatie voor de titel Culturele Hoofdstad 2018, zult U denken. Geenszins. Wie aantrekkelijk wil zijn voor de creatieve klasse moet allereerst immers putten uit de eigen, intrinsieke kracht en uniciteit. En die heeft Brabant, als exponent van de Nederlandse Bourgondische cultuur, wel degelijk. Brabanders zijn bij uitstek verbinders, mensen die graag het groepsverband opzoeken. Het verenigingsleven in Brabant behoort tot de sterksten in Nederland en wellicht zelfs ver daarbuiten. De kracht om dingen samen te doen, dat kenmerkt de Brabantse mentaliteit. En die eigenschap is weer een unique selling point in onze kandidatuur voor 2018. Een eigenschap die als eerste tot uiting komt dat het niet één stad alleen, maar een heel stedelijk weefsel is dat zich kandideert als Culturele Hoofdstad: niet alleen Breda, Den Bosch, Eindhoven Helmond en Tilburg samen met de provincie, maar, zoals Van de Donk het consequent omschrijft: stad èn ommeland. Heel Brabant dus, met ‘s Hertogenbosch als Primus inter Pares.

Zoals ik gisteren al schreef is de kandidatuur voor de titel Culturele Hoofdstad niet een doel op zich, maar een uitermate geschikt vehikel om de ontwikkeling van het Brabantse stedelijke weefsel op een hoger plan te tillen. Ik ben er vast van overtuigd dat we die investeringen die we moeten doen om de nominatie binnen te slepen, sowieso hadden moeten plegen om als regio onze positie te verbeteren. Dat is niet zozeer alleen een economische noodzaak, maar vooral een maatschappelijke wenselijkheid. Rest dus dat struikelblok van de liberale samenleving die ruimte biedt voor autonome ontwikkeling. Ik denk dat we de komende jaren zullen moeten gaan gebruiken om daar een geheel eigen, Brabants model op te bedenken. Dat is niet alleen een opdracht voor cultuurwethouders, het is er één van alle beleidsterreinen, van onderwijs tot veiligheid. En het is een uitnodiging aan alle facetten van de samenleving, van bedrijfsleven tot carnavalsvereniging en voetbalclub tot kunstcluster.

Een beetje Branie kan geen kwaad.

De Culturele Hoofdstad

2018Brabant

Brabant is in 2018 de culturele hoofdstad van Europa. Nu ja, goed, we moeten de kandidatuur nog wel even binnenslepen, maar dat we het gaan worden, dat weet vaandeldrager en Commissaris der Koningin Wim van de Donk eigenlijk al zeker. Een beetje branie is helemaal niet verkeerd in dit soort trajecten.

Vorige week bracht ik samen met een delegatie raadsleden, wethouders, ambtenaren en betrokkenen uit Brabant een bezoek aan het Ruhrgebied, waar 53 gemeenten zich dit jaar, onder aanvoering van Essen – net als Istanbul – Culturele Hoofdstad mogen noemen. Het was een indrukwekkend bezoek. Daar waar Ruhr in eerste instantie associaties oproept met gesloten mijnen, verdwenen industrie en leegstand in de steden, blijkt het tegendeel waar. Of althans, blijkt het tegendeel ook waas. Ruhr heeft het verdwijnen van de zware industrie aangegrepen om een transitie naar nieuwe werkgelegenheid in gang te zetten en het de nominatie voor Culturele Hoofdstad heeft hen daarbij enorm geholpen.

Dat cultuur in al haar facetten een belangrijke motor is van economische ontwikkeling, zou sinds het doodgeknuffelde, soms verguisde en helaas vaak verkeerd uitgelegde boek van Richard Florida niet meer uitgelegd hoeven worden. Florida beschrijft de creatieve klasse als de motor van sociale en economische innovatie. En daarbij gaat het niet alleen om kunst in enge zin, maar ook om wetenschap, technologische innovatie, maar bijvoorbeeld ook sport.

Nu is er geen recept voor het aantrekken van die creatieve klasse. Ze kiezen immers autonoom hun eigen vestigingsplaats. Maar steden kunnen er wel voor zorgen dat ze aantrekkelijk zijn voor deze groep. De Brabantse kandidatuur voor de titel Culturele Hoofdstad is een instrument, een vehikel om de komende jaren te gaan werken aan dat juiste vestigingsklimaat. Dat betekent niet dat de vijf steden in Brabant ineens allemaal nieuwe dingen moeten gaan initiëren en een nieuwe identiteit moet gaan bedenken. Nee, het gaat erom dat Brabant datgene dat er impliciet aan kracht en aantrekkelijkheid al is in de provincie, met elkaar in verbinding wordt gebracht en wordt versterkt. Brabant moet niet op andere Culturele Hoofdsteden willen lijken. Sterker nog, we willen er juist niet op lijken. In de uniciteit zit de kracht van een regio, een stad of een stedelijk weefsel en die uniciteit moeten we ten volste uitnutten.

De kandidatuur van Brabant als Culturele Hoofdstad van Europa in 2018 biedt een enorme kans voor de regio om zich te ontwikkelen. Zelfs als we de nominatie onverhoopt niet binnenslepen. Alhoewel die laatste gedachte, om Van der Donk nog maar eens aan te halen, natuurlijk volstrekt ridicuul is. Een beetje Branie kan Brabant wel gebruiken.

De Bestormer – wo 12 aug. 2009

De Beeldenstorm van Dirck van Delen
'De Beeldenstorm' van Dirck van Delen

Ik had een afspraak met Geurt Grosfeld. Hij is kwartiermaker voor onze ambitie om in 2018 culturele hoofdstad van Europa te worden. Het werd een diner mij Pols, een alleraardigst restaurantje aan de Halsstraat.

Alle denkbare facetten van het ons beiden zo dierbare onderwerp kwamen onder het genot van zorgvuldig uitgekozen gerechten en bijpassende drank aan bod. Waaronder één verhaal dat ik aan zoveel mogelijk mensen kwijt wil.

Het zit zo. Een week eerder at ik samen met Flip, een vriend, een vegetarische salade op het terras van een Australisch vleesrestaurant aan de Grote Markt. Enkele meters van ons verwijderd stond de statige OLV-kerk te schitteren in de zon. En hoe ik er precies op kwam, weet ik niet meer, maar plots riep ik, wijzend op de lege nissen in het kerkgebouw dat ze die beelden nu onderhand ook maar eens terug moesten zetten. Ik vind dat ons met beeldenstorm een groot cultureel onrecht is aangedaan dat ik het protestantse smaldeel van de stad nog altijd niet vergeven heb.

Laat dat liever, zei mijn tafelgenoot. Als we daar weer beelden gaan plaatsen komt er vast iemand op het idee om die opdracht te geven aan een moderne kunstenaar met als gevolg dat er allemaal moderne kunst in die nissen komt te staan. Flip keek me aan en zag dat hij een fout had begaan. Ik was helemaal weg van het idee.

Wat zou er mooier zijn om in het jaar dat de toren 500 jaar bestaat moderne kunstwerken van gerenommeerde kunstenaars terug te plaatsen in de nisjes waar ooit beeltenissen van heiligen hebben gestaan. Eindelijk, 444 jaar na de beeldenstorm, toch nog gerechtigheid. Een nieuwe beeldenstorm, maar dan niet één van vernietiging, maar één van creatie.

Geurt was gelijk enthousiast. En zo had ik mijn eerste ambassadeur voor een in mijn ogen mooi idee. Niet mijn idee, maar een idee. Een idee van iedereen die er werk van wil maken.

De Hoofdstedeling – wo 24 juni 2008

Culturele Hoofdstad
Culturele Hoofdstad

Brabant, Europese culturele hoofdstad 2018. Grootheidswaanzin, zou je in eerste instantie zeggen. Dat valt wel mee, maar een aantal cultuurwoordvoerders moest nog wel worden overtuigd.

Jaarlijks kiest Europa een culturele hoofdstad. De laatste jaren zelfs twee. In 2018 is Nederland aan de beurt om een culturele hoofdstad ‘te leveren’, samen met Malta. Brabantstad, een bestuurlijk samenwerkingsverband tussen de B5, de vijf grote steden van Brabant, heeft in 2006 besloten ook een gooi te doen naar de titel Europese Culturele Hoofdstad.

Het klinkt in eerste instantie tamelijk onlogisch: een bestuurlijk samenwerkingsverband is geen culturele eenheid. En Eindhoven, Tilburg, ‘s Hertogensbosch, Breda en, godbetere, Helmond verschillen behoorlijk. Toch zit ‘m daar ook de kracht. Deze verschillende Brabantse steden zijn op hun eigen manier allemaal cultureel in ontwikkeling en bereid om ook in cultureel oogpunt naar elkaar toe te groeien. Eigenlijk zijn het niet de B5 die kandidaat staan als Culturele Hoofdstad, maar is het de hele provincie.

Daarmee is het traject naar de vervaardiging van een definitief bidbook en het tijdpad totaan 2014, waarin bekendgemaakt wordt welke Nederlandse aanvrager de titel daadwerkelijk krijgt toegewezen, eigenlijk wezenlijk interessant. De eerste vraag die beantwoord moet worden voordat het bidbook afgemaakt kan worden, is namelijk niet wat de Brabantse steden aan te bieden hebben op de gebieden cultuur, kunst en erfgoed. De veel belangrijkere vraag is wat onze culturele karakter is. Wat is het afzonderlijke karakter van de verschillende steden. Wat zijn de verschillen tussen de Brabantse regio’s en wat maakt ons desondanks allemaal Brabanders?

Je red het dan niet met familiegevoel en spiritualiteit. Tuurlijk, we hebben de van de Belgen overgeorven Brabantse gastvrijheid en onze katholieke traditie. We hadden de Spaanse overheersing, de Vrede van Breda en we hadden de Nassaus. Maar we hebben in Brabant ook culturele vernieuwing, technologie, kenniseconomie. Zo bekeken zit Brabant op het snijvlak van een aantal ontwikkelingen. Traditie versus vernieuwing, Agrarisch versus grootstedelijk, groot versus klein. Eigenwijs Brabant ergens tussen de randstad, de Antwerpse regio en het Ruhrgebied.

Wat mij betreft staat het komende jaar in het teken van die zoektocht naar onszelf. Wie is Brabant eigenlijk? En Wie is Breda, wie is Eindhoven? Wie Tilburg en Den Bosch en, vooruit, Helmond? En laten we die vraag nu ook eens stellen aan onze buren ten westen, Roosendaal en Bergen op Zoom. Als die exercitie iets oplevert, is het hele traject culturele hoofdstad in mijn ogen al geslaagd. En tegelijk ook weer stukken kansrijker.

Aanvaring – wo 13 mei 2009

Stadhuis Breda
Stadhuis Breda

Terwijl de PvdA in de commissie op ramkoers lag met mijn eigen wethouder om een door zijn voorganger veroorzaakt exploitatietekort van een kleine twee ton bij het Graphic Design Museum, lag de trein voor mij ook op ramkoers, met een andere trein in dit geval.

Ik kwam veel te laat bij de commissie, maar gelukkig nog wel op tijd voor dit interessante punt. het zit zo: ooit is voor de bouw van het Graphic Design Museum een bouwbudget vastgesteld, en daarnaast een budget voor de jaarlijkse exploitatie. Dat de bouw ietsje duurder is uitgevallen, mag geen wonder heten. Het ging om een bescheiden percentage. Erger was de overschreiding van de exploitatie, dat is immers een jaarlijks terugkerend bedrag.

Toen de PvdA dit in een voortgangsrapportage las, ging bij die fractie kennelijk meteen het alarm af. Er ging een brief op hoge poten naar de wethouder. Waarom had hij dat niet gemeld? Een vreemde vraag, want hij had het wel gemeld. Onder andere in de voortgangsrapportage. En ook zo was de stelling, dat de wethouder de eventuele extra kosten maar binnen zijn eigen begroting cultuur moest oplossen.

Dat, nu, ging mij te ver. Laat de wethouder eerst maar eens proberen of een aantal van die nooit voorberekende kosten, nog omlaag gebracht kunnen worden. En als er dan nog een tekort overblijft, mag dat vooral niet ten koste gaan van andere culturele voorzieningen in de stad. Wat mij betreft wordt er dus juist buiten de begroting cultuur naar een oplossing gezocht.

De PvdA zette hun aanval maar niet voort. Als zelfs oppositiepartij VVD achter de GroenLinks-wethouder gaat staan, kun zelfs de grootste fractie in de raad niets beginnen. Misschien moeten ze de volgende keer de aanval inzetten met iets waar je de wethouder wel de schuld van kan geven.

Filmfestival – week 13 2009

Het eerste internationale filmfestival Breda begon met de Nederlandse première van The Reader. Voor mij betekende het uiteindelijk een vijfdaagse onderdompeling in alles wat met film te maken had, inclusief afterparty’s in festivalcafé Het Hijgend Hert.

Er is met een hoop scepsis geschreven over het festival. Breda moest ook zo nodig een eigen filmfestival hebben. Toch is het festival meer dan zomaar een filmfestivalletje. Met het vorig jaar geopende Graphic Design Museum, de kunstacademie Sint Joost en het tweejaarlijkse Graphic Design Festival, dat wordt afgewisseld met Breda Photo, krijgt het culturele leven in Breda een eigen, onderscheidend karakter. Dat karakter wordt gemakshalve omschreven met het containerbegrip Beeldcultuur, maar in Breda richt het zich met name op Grafische Vormgeving, Photo en Film.

In het programma van het filmfestival was dan ook ruim plaats voor animatie en korte film. Daarnaast was er een heel randprogramma in, jawel, het Graphic Design Museum en waren er verspreid over de binnenstad film- en kunstprojecties in de open lucht. Het programma, vier dagen lang in de zeven zalen van de Mustsee-bioscoop, bevatte daarnaast ook een tamelijk laagdrempelig algemeen programma. Een enkeling vond het festival juist daardoor te weinig onderscheidend. Maar ik denk dat de organisatie daar juist een goede keuze heeft gemaakt. Niemand zit te wachten op een niche-festival dat alleen door een paar kenners wordt bezocht. De bredere programmering moet het festival voor iedereen toegankelijk houden. En met 10.000 bezoekers op de eerste editie lijkt dat heel aardig gelukt.

Volgend jaar een passe-partout. Voor mij wel, zeker weten. Al vast in de agenda: 24 tot 28 maart in Breda.

Casapueblo – vr 9 jan. 2009

Casapueblo
Casapueblo

Na een weekje rondgetrokken te hebben door Uruguay werd het tijd om thuisbasis Montevideo weer op te zoeken. Met onderweg een tussenstop om de geleende tenten en bedden terug te geven aan Salo. En om het bescheiden optrekje van Carlos Páez Vilaró te bezichtigen.

Een leven lang geïnspireerd door de Uruguayaanse zon, begon Vilaró in 1960 op Punte Ballena met de bouw van zijn Casapueblo. Een simpel optrekje werd het niet, maar een enorm complex dat dienst doet als atelier, galerie, museum en hotel. Een aanrader voor diegenen die toevallig in de buurt zijn.

Na een kop koffie in de taverne van het museum, zetten wij onze reis voort naar Piriapolis om onze geleende spullen terug te geven aan Salo en om voor Sebi een nieuwe pet te kopen. Zijn eerder die week in dezelfde winkel aangeschafte visserspetje was hij meteen in La Paloma al weer kwijtgeraakt.

Tegen de avond arriveerden we in Montevideo, waar we Sergio en zijn vriendin mee uit eten namen naar El Tigro, volgens Sergio het beste restaurant in Montevideo. Op het menu: gegrild vlees. Je begint je af te vragen of ze in Uruguay wel eens van groente gehoord hebben. Lees verder “Casapueblo – vr 9 jan. 2009”

Homo Artifex – za 1 nov. 2008

kunst, niet uit afval

Wanneer ons beider agenda dat enigszins toelaat, probeer ik een wekelijks onderhoud met mijn wethouder te hebben. Doorgaans is dat op vrijdag, zo rond lunchtijd, vergezeld van een simpel doch doelmatig broodje.

Het kantoor van wethouder Wilbert Willems doet tevens dienst als expositieruime voor allerhande elkaar afwisselende kunstenaars. Wilbert is immers portefeuillehouder Cultuur. Maar aangezien hij eveneens wethouder afvalzaken is, heeft hij de afgelopen tijd bij de keuze van exposerende kunstenaars getracht beide werkvelden met elkaar te combineren.

Zo’n jaar lang heb ik de meest waanzinnige kunstwerken mogen aanschouwen, gemaakt uit afval. Het resultaat was, behalve afwisselend, vaak wèl, maar naar mijn smaak lang niet altijd geslaagd.

Verrast was ik dan ook dat ik afgelopen vrijdag mocht ontdekken dat de expositieserie ‘kunst uit afval’ was beëindigd en ik vanaf nu weer gewoon naar alleen maar kunst mag kijken.

Homo Photograficus – za 25 okt. 2008

Breda Photo 2008

Voor het eerst sinds drie jaar werd er in Breda weer een editie van Breda Photo gehouden. Het Chassé Park vormde het decor voor metershoge prints van foto’s van fotografen van alle hoeken van de wereld, waaronder ook een expositie van de vermaarde Martin Parr.

De organisatoren waren terecht trots en hadden een rondleiding geregeld voor de cultuurwoordvoerders van de gemeenteraad. Ondertussen informeerden ze ons over de financiële huishouding van het festival, de toekomstplannen en de rol van de gemeente in het geheel.

Het viel te verwachten: de gemeentelijke bijdrage zou wel wat omhoog mogen. Zonder nu meteen blanco cheques af te geven, kan ik daar wel inkomen. Juist vanwege het feit dat een deel van de exposities buiten te zien is, maakt het een laagdrempelig en toegankelijk festival. En het festival past ook prima binnen het thema beeldcultuur, waar Breda zich mee wil verbinden.

Het begint ergens op te lijken: een bijzonder sterke editie van Breda Photo, eerder dit jaar de eerste eeditie van het Graphic Design Festival en in het voorjaar van 2009 een filmfestival dat zich met name richt op films op het snijvlak van vormgeving en beeldcultuur. Dat klinkt nu nog wat vaag, maar ik heb er alle vertrouwen in dat deze drie festivals, samen met het Graphic Design Museum een stevig fundament zijn voor de culturele profilering van Breda.