De verkiezingswinst van GroenLinks was niet de enige Groene overwinning in Europa. Nog afhankelijk van binnendruppelende tellingen stond het aantal Groene zetels al op 51. De nog te volgen fractievorming binnen Europa kan leiden tot nog enkele extra zetels.
In Den Haag heerste een vrolijke sfeer. Judith werd uitgebreid gefeliciteerd. Tegelijkertijd werd er afscheid genomen van de vorige delegatieleider, Kathalijne Buitenweg. Aan mij de nobele taak om voor de vergadering van de stuurgroep van het Permanent Campagne Team enkele flessen champagne te regelen.
Het is mousserende wijn geworden. Scheelt al snel zo’n vier tientjes per fles. Ondanks de zetelwinst is ook GroenLinks niet blind voor de economische crisis.
Niet geheel ten onrechte sta ik, zoals de Burgo het ooit omschreef, te boek als een langslaper. De ambtenaar van Burgerzaken vond het kennelijk een goed idee om mij voorzitter te maken van het stembureau op het NS-station, dat anderhalf uur eerder open ging dan de rest.
De keet die voor de gelegenheid op het station stond had weliswaar wel een verwarming, maar was voor de rest verstoken van de broodnodige luxe, zoals een koffiezetapparaat. Gelukkig was er een vriendelijke ambtenaar die ons later die ochtend een thermoskan kwam brengen. Het hielp ons de dag door.
‘s Avonds, bij het tellen der stemmen, zag ik de stapel van GroenLinks steeds groter en groter worden. Groter zelfs dan welke andere stapel ook. Met 25,9% van de 424 uitgebrachte stemmen stond GroenLinks eenzaam bovenaan, gevolgd door D66 met zon 21%. Gezien de bijzondere locatie van het stembureau niet representatief voor de landelijke uitslag, maar zeker bemoedigend. En nu maar hopen dat het hoofdstembureau mij niet verdenkt van verkiezingsfraude.
Tegen twaalven pakte ik de trein naar Den Haag, waar in Café De Supermarkt een steeds gezelliger wordend GroenLinks-feestje plaats vond. Een derde Europese zetel lee steeds waarschijnlijker. Een trendbreuk voor GroenLinks en een verdiende beloning voor alle mensen die zich drie slagen in de rondte hebben gewerkt voor de campagne: de eerste verkiezing in tien jaar waarbij GroenLinks weer iets wint.
De winst van de PVV kon ons even helemaal niet deren.
Het gezegde ‘van Krantenjongen tot miljonair’ heeft een politieke evenknie. Zoiets van ‘van folderaar tot fractievoorzitter’. Ik ben inmiddels fractievoorzitter maar heb desondanks de afgelopen dagen kranten bezorgd en geflyerd. Alleen miljonair worden wil nog niet zo lukken.
Behalve een paar actieve GroenLinksers, stond er nog een ploegje van vier jongeren op het station te flyeren voor Toine Manders. De sympathieke Europarlementariër had een blik studenten ingehuurd om zijn persoonlijke campagne te voeren. Met kraskaarten, oranje hesjes en ander, tamelijk inhoudsloos materiaal probeerde de studenten mee te dingen naar de gunst van de kiezer. Een groter contrast was niet denkbaar. Wij hadden alleen maar inhoud in de vorm van een flyer.
Een toepasselijke naam eigenlijk, Icesave. Het Nederlandse spaargeld smelt als sneeuw voor de zon. Ik geloof niet dat er veel GroenLinksers zijn die hun geld op de IJslandse bank hadden staan. De brainstormbijeenkomst over de Europese verkiezingscampagne was in ieder geval een vrolijke bijeenkomst.
Ik moet eerlijk zeggen, ik heb wel weer zin in een verkiezingscampagne. Het politieke handwerk is leuk, maar de meest enerverende momenten maak je toch altijd weer mee wanneer je op campagne bent. Vermoeiend, maar ook vreselijk leuk. En eerlijk is eerlijk, ik wordt waarschijnlijk ook wel een beetje geïnspireerd door de verkiezingsstrijd in de Verenigde Staten.
In 2006 crossten we met het campagneteam van GroenLinks door heel Nederland. Als het aan mij ligt doen we dat dit jaar weer, maar dan door heel Europa. Een dagje Berlijn, Madrid, Rome, Praag, Wenen en Boedapest. Maar dat zal er wel niet in zitten. Bij de Europese verkiezingen mag je helaas nog steeds enkel op een partij uit je eigen land stemmen. Vreemd eigenlijk.
Wel aardig is dat Nederland straks in 2009 het spits mag afbijten. Daar vallen ze op 4 juni, precies 7 maanden nadat Barack Obama tot president van de Verenigde Staten is verkozen. Althans, dat hoop ik dan maar.
Na Europees Parlement, Europese Commissie en een tweede nacht in kroeg en 24/7 hotelbar, volgde op de laatste dag een bezoek aan het Comité van de Regio’s, het Huis van de Provincies en de permanente vertegenwoordiger van Nederland in Europa; zeg maar de Europees ambassadeur.
Ondertussen werden me twee schokkende feiten snel duidelijk. Allereerst dat ik als pro-Europeaan ontdekte dat mijn kennis op punten behoorlijk tekort schoot. Nog schokkender was dat collega-raadsleden vaak nog veel minder wisten en, erger, ook niet wilde begrijpen. Europa is een ingewikkeld wereldje van een staatsinrichting die niet te vergelijken is met de inrichting van ons landje. Dat vraagt om andere systemen en een andere aanpak.
Simpel gezegd: een instituut dat, zowel in dossiers als qua kilometers zo ver van de burgers staat, moet zijn eigen oppositie creëren. Aangezien de burgers geen weerstand bieden – die wonen immers te ver weg om direct met Brussel in contact te treden – worden er instituties met ambtenaren in het leven geroepen die het beleid van de commissie kritisch moeten bestuderen. Het Comité voor de Regio’s is daar een voorbeeld van. Zonder dat zij echte macht hebben – ze kunnen namelijk geen plannen tegenhouden – kunnen ze plannen wel becommentariëren. En de commissie neemt die inbreng wel degelijk serieus.
Zoiets kost ambtenaren en geld, maar dient een duidelijk doel. Dat kon een groot deel van de bezoekende raadsleden echter niet waarderen. Want waarom honderden ambtenaren inzetten voor een reactie die de commissie naast zich neer kan leggen? Het antwoord is even onvoorstelbaar als simpel: omdat de commissie de opbouwende kritiek graag wil horen, opdat ze haar eigen voorstellen kan verbeteren. Democratie is niet alleen het houden van vrije verkiezingen, het is vooral ook het organiseren van je eigen kritiek. Het is dus van belang om, naast het Europees Parlement, ook een regionaal orgaan te hebben dat voorstellen niet vanuit een politieke, maar vanuit een regiomale benadering beoordeelt.
Helaas kon de Bredase gemeenteraad dat niet in zijn volle betekenis waarderen.
Werkbezoeken zijn om twee redenen functioneel. Allereerst steek je er, als het meezit, iets van op. De tweede en minstens net zo belangrijke reden is dat het gelegenheid biedt om te netwerken met je collega raadsleden.
En dus had ik mijn boeken al snel ter zijde geschoven. Ik lag er in de nacht van maandag op dinsdag pas rond vijf uur in mijn bed, nadat we de laatste uren in een onbekende Brusselse discotheek hadden rondgebanjerd die naar de naam Celtica luisterde. Zo’n drie uur later ging de wekker en kwam ik opvallend fris weer uit mijn bed.
Gelukkig drinken de Belgen doorgaans wijn bij hun lunch. En het duurde dus ook niet lang voordat de rest van het raadsgezelschap even duf was als ik die morgen en ik, dankzij het karafje wijn, weer helemaal was opgefrist. De stand was gelijkgetrokken. Het middagprogramma kon beginnen.
Nog even twijfelde ik of ik niet af moest zeggen. Het schrijven van mijn paper drukt zwaar op mijn gemoed, en zeker ook op mijn beschikbare tijd. Desondanks besloot ik mee te gaan op werkbezoek naar het Europees Parlement in Brussel.
Maar loslaten kon ik de opdracht niet. En dus propte ik mijn weekeindtas, naast twee paar sokken, twee onderbroeken en een toilettas, vooral vol met de meest belangrijke naslagwerken en een laptop. Je zal maar even een uurtje niets te doen hebben en dan toch je werk niet bij je hebben.
En zo vertrok de raad maandagavond in een bus naar Brussel. Vierentwintig raadsleden die met elkaar lopen te kleppen, en één die tijdens de reis alleen maar leest een aantekeningen maakt. En ondertussen zit te smachten naar een sigaret, omdat zijn werkplek op het wetenschappelijk bureau, in tegenstelling tot deze bus, wèl een asbak kent. Drie keer raden wie die persoon was.