De nieuwe wethouder

En dan ben je dus ineens wethouder. Nogal onverwacht, nadat voorganger Wilbert Willems drie weken geleden besloot zijn portefeuille ter beschikking te stellen.

Een week later was ik, na tien jaar raadslid te zijn geweest, ineens geen volksvertegenwoordiger meer, maar dienaar van diezelfde raad. “Weer eens wat anders”, noemde ik dat, net voor mijn benoeming, in één van de laatste interviews met een journalist waar niet een afgezant van de afdeling communicatie bij aanzat.

Sinds de benoeming heb ik mijn agenda volledig uit handen moeten geven aan Marian, één van de medewerksters van het bestuurssecretariaat. En kom ik zelf nauwelijks meer aan schrijven toe. Dat mag ik, als wethouder, aan de ambtelijke staf overlaten. Net zoals ik voor de coördinatie van tal van zaken in Marc een loyale en hardwerkende beleidsmedewerker heb. Aan mij de nobele taak om gedurende de tot nog toe minimaal twaalf uur durende werkdag met enige souplesse van onderwerp naar onderwerp te springen en in mijn hoofd tegelijkertijd een veelheid van dossiers in de lucht te houden. Een uitdaging, maar dan wel een heel enerverende.

“Was je er aan toe?”, vroeg iemand me laatst. De vraag verraste me enigszins. Ik denk niet dat iemand ooit helemaal kan inschatten waar ‘ie aan begint, met het aanvaarden van zo’n klus. Maar nog belangrijker: een politieke functie moet niet iets zijn van carrièrejagers. Een politicus moet staan voor de functie die hij vervult, niet handelen vanuit de positie die hij hoopt te bereiken.

Na twee weken durf ik met gepaste terughoudendheid wel te beweren dat ik er wel klaar voor was, een bestuurlijke functie. Het is een grote persoonlijke uitdaging die ik vol overgave aanga. Opdat ik niet teleur zal stellen. Ik ben het aan de stad verplicht.

Thuiszorg heeft radicale stelwelwijziging nodig

verzorgende handen

De toekomst van de thuiszorg, dat stond begin september op de agenda van de commissie Maatschappij. Aanleiding was de uitkomst van een aanbestedingsprocedure waarbij achttien van de huidige negentien aanbieders van thuiszorg werden ingeruild voor vier nieuwe. Bijna vijf uur lang werd gepraat over de gevolgen van de aanbesteding. Maar op geen enkel moment echt over de toekomst van de thuiszorg. Terwijl dat nu juist zo urgent is.

Tijdens de marathonzitting buitelden de partijen over elkaar heen met verwijten of juist complimenten aan het adres van de wethouder. Critici maakten zich terecht druk om het feit dat de wethouder in de aanbesteding niet geëist had dat de arbeidsvoorwaarden van verzorgers door een nieuwe aanbieder gerespecteerd zou worden.

Voorstanders spraken, eveneens terecht, schande van de gigantische overhead bij de huidige aanbieders. Een verzorger kost bruto zo’n 13,50 euro, terwijl de aanbieders daar van de gemeente 24,50 euro voor krijgen. Een overhead van meer dan 80 procent! Kwaliteitscriteria, arbeidsvoorwaarden en een efficiënte organisatie. Alle drie zijn ze van belang om de komende twee jaar goede zorg voor een goede prijs te realiseren. Maar de grote uitdaging zit ‘m in de periode daarna.

Stijgende zorgvraag
Als gevolg van de vergrijzing zal vanaf 2015 de vraag naar zorg in rap tempo stijgen. Die stijgende kosten kunnen met geen mogelijkheid opgevangen worden met een zoektocht naar een aanbieder die dezelfde zorg voor een paar euro per uur goedkoper kan leveren. Sterker nog, met een krimpende beroepsbevolking is er simpelweg niet voldoende personeel om te voorzien in de stijgende zorgvraag. Het is een illusie – want economisch onhaalbaar – om te denken dat straks een kwart van de beroepsbevolking als professional in de zorgsector zal werken. Kortom: het huidige stelsel staat op omvallen.

Heilige huisjes
Het is tijd voor een stelselwijziging. En daarvoor moeten linkse en rechtse dogma’s op de schop. Links zal moeten accepteren dat collectieve arrangementen op de schop moeten. Niet elke cliënt heeft nog langer een onvervreemdbaar ‘recht’ op een vast pakket aan thuiszorg. Waar men recht op heeft is op de hulp die onontkoombaar nodig is. Wie het zelf kan redden, hoeft niet langer een beroep op de overheid te doen.

Rechts zal moeten beseffen dat de vraagstukken die in de zorg spelen te groot zijn om nog langer geheel aan de markt over te laten. In een markt waar het aanbod van personeel zo achterblijft bij de intrinsieke vraag en waarbij cliënten maar een beperkte keuzevrijheid hebben – een hulpbehoevende kan er immers niet voor kiezen geen zorg af te nemen – schiet het marktwerkingsprincipe van vraag en aanbod schromelijk tekort.

Flexibiliteit
Het zorglandschap moet anders ingedeeld worden. Op dit moment krijgen diverse, commerciële aanbieders een theoretisch bepaald zorgkavels toegewezen. Dat kan ertoe leiden dat een zorgverlener de helft van de werkzame dag op en neer aan het fietsen is tussen cliënten aan andere uiteinden van de stad. Die zorg wordt verleend op basis van vooraf geïndiceerde en ingeroosterde uren.

Binnen het huidige stelsel is nauwelijks ruimte om in te springen op een actuele behoefte of een veranderende situatie. Zelfs de beste zorgverleners hebben nauwelijks tijd om de vraag achter de zorgvraag te ontdekken, laat staan om in die behoefte te voorzien. Waarom elke week een vast aantal afgemeten uren, in plaats van de ene week ‘ns net wat meer en in een goede week wat minder?

Zorgcommunities
Het antwoord zit in kleinschalige, buurt- of wijkgebonden zorgcommunities. Zorgclusters die voor een groot deel bestaan uit bewoners uit diezelfde buurt die op vrijwillige basis enkele uren per week besteden aan eenvoudige zorgverlening. Buurtbewoners die, wanneer dat nodig is, snel kunnen reageren op veranderende omstandigheden bij de zorgcliënten in de eigen buurt. Die zorgcommunities moeten aangestuurd worden door professionals. Zij zijn er voor de moeilijkere zorgtaken en voor het organiseren en onderhouden van een goed functionerende zorgcommunity.

Aanpassen
Deze kanteling van het zorgstelsel vraagt van iedereen het nodige aanpassingsvermogen. Zorgvragers moeten accepteren dat zij niet langer elke dag of week hetzelfde gezicht over de vloer krijgen. Zij moeten wennen aan het feit dat de zorgtaken door een pool van bekende gezichten wordt verricht. Wat ze daar voor terugkrijgen is een versterkte binding met de eigen buurt en de wetenschap dat er altijd iemand ‘in de buurt is’, mocht er iets gebeuren.

Professionele zorgverleners moeten accepteren dat zij meer bezig zullen zijn met het aansturen en motiveren van vrijwilligers en minder bezig zullen zijn met de directe zorgverlening. En commercieel opererende zorgaanbieders zullen plaats moeten maken voor lokaal georganiseerde coöperatieve organisaties zonder winstoogmerk.

Het is goed dat de Bredase gemeenteraad het belangrijke onderwerp van de zorg op de politieke agenda heeft geplaatst. Maar laten we het dan ook echt over de toekomst hebben. Voor een beperkte discussie over alleen het uurtarief van de verschillende zorgaanbieders is het veel, veel te laat.

Dit artikel is eerder in verkorte vorm gepubliceerd in BN/DeStem en is ook te lezen via de website Welzijn in de 21e Eeuw.

Leerlingenvervoer

Verhoog de kilometergrens van het leerlingenvervoer van twee naar vier kilometer. Dat was het voorstel van het college om ook op het leerlingenvervoer een bezuiniging van een ton in te boeken op een totaal budget van 1,9 miljoen euro. Er leek aanvankelijk weinig mis met het voorstel. De verordening bood namelijk ruimte om voor kinderen met een handicap een uitzondering te maken.

Het leerlingenvervoer is ooit ontstaan vanuit de gedachte dat voor kinderen die te ver van school wonen, busvervoer werd aangeboden. Het gaat dan om kinderen die om wat voor reden dan ook niet om de hoek op school kunnen. Het gaat in de praktijk om kinderen die vanwege een leerprobleem of een verstandelijke of fysieke beperking een speciaal onderwijstype volgen, zoals de Mytylschool. Maar ook om kinderen die de ouders om religieuze redenen naar een school van een bijzondere denominatie sturen. Of leerlingen die naar de Vrije School gaan.

En daar wringt de schoen. Kinderen met een beperking kunnen niet kiezen voor de school om de hoek. Zij zullen bijna altijd verder van hun school afwonen. Het is dus logisch dat voor deze leerlingen vervoer wordt aangeboden op het moment dat zij niet zelfstandig of met hun ouders/verzorgers naar school kunnen. Maar wat mij betreft houdt die overheidsverantwoordelijkheid op bij leerlingen waarvan de ouders kiezen voor een bijzonder onderwijstype of een excentrieke denominatie. Waarom zou de gemeente het vervoer moeten betalen voor ouders die hun kind persé naar, pak ‘m beet, gereformeerde Basisschool in Almerk willen sturen.

Bij het al dan niet toekennen van Leerlingenvervoer zou niet de afstand tussen school en thuis de bepalende factor moeten zijn, maar de vraag of leerlingen wel of niet zelfstandig of met hun ouders/verzorgers op school kunnen komen. Niet de kilometergrens dus, maar de individuele noodzaak. En met dit idee in het achterhoofd ging ik, samen met VVD-collega Thierry Aartsen (waarvoor hulde) aan de slag.

Nu laat de wetgever ruimte aan gemeenten om de kilometergrens zelf te bepalen, met een maximum bij zes kilometer. Of we hoog of laag springen, we komen er niet onderuit de leerlingen die naar Almkerk moeten, tegemoet te komen in de kosten. Maar voor alle leerlingen die korter dan zes kilometer van school wonen, geldt een bepaalde gemeentelijke beleidsvrijheid. Ons idee was dan ook om de kilometergrens niet ‘slechts’ naar vier, maar de maximale zes kilometer op te rekken, en op basis van individuele toekenningen de gevallen die vervoer nodig hebben te blijven faciliteren. Net zoals we dat nu al doen met vervoersaanvragen die in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (o.a. gehandicaptenvervoer) vallen.

Nu is het van belang de groep die alsnog leerlingenvervoer krijgt, goed te bepalen. Allereerst is de mate van beperking een belangrijke factor. Als een kind met rolstoel vervoerd moet worden, is vaak aangepast vervoer nodig. Kinderen met alleen een verstandelijke handicap kunnen vaak veel makkelijker door de ouders zelf gebracht worden. Maar als dat zelfde kind een agressieve stoornis heeft, of heel druk is, kan dat niet zonder begeleiding en is leerlingenvervoer weer wel geboden. Elk geval moet dus goed in beeld komen. Toegegeven, het zal niet één-twee-drie in kaart gebracht zijn.

De wethouder was aanvankelijk niet enthousiast. Maar werd dat meer en meer. CDA en D66 waren niet meteen enthousiast en vreesden te veel bureaucratie die zou leiden tot extra kosten. En PvdA en SP waren wel enthousiast, maar vreesden dat er mensen buiten de boot zouden vallen door een te strenge toepassing. Dus aan het begin van de vergadering was het nog zeer de vraag of het idee een meerderheid zou halen. Het was sjorren, trekken, duwen en lullen als brugman. Maar aan het eind van de vergadering is het voorstel van GroenLinks en VVD, tot mijn eigen verrassing, unaniem aangenomen.

Daarmee heeft de gemeenteraad in mijn ogen een goed en belangrijk besluit genomen. Daarmee heeft de wethouder een boeiende opdracht meegekregen. En daarmee heeft Breda straks als eerste gemeente een moderne, eerlijke, houdbare en goedkopere regeling voor het leerlingenvervoer.

Lees de Motie Leerlingenvervoer (pdf).

Beste Ger

Roos

Er zijn van die beelden die bijblijven. Zoals die zomerdag dat de raad op werkbezoek was in de Scheldebuurt. Op de hoek van de Amerstraat en de Amstelstraat leunde je tegen de muur en las hardop in jezelf de dichtregels van Y. Né op die de nieuwbouw in de buurt sierden. „Ze schrijft zó mooi”, verzuchtte je.

Die anekdote tekent jouw als mens. Genieten van de simpele schoonheid. Toen je vanuit je woonplaats Bavel verhuisde naar Breda was dat misschien een weemoedig afscheid, maar bovenal een vrolijk begin. Ineens kon je de toren vanuit je woning zien. En twee in jouw ogen foeilelijke suikersilo’s die wat jou betreft geen dat te vroeg gesloopt zijn. Maurice en Bart had je ze genoemd. Naar twee raadsleden die de silo’s wilden behouden.

Maar je kon soms ook een nors mannetje zijn Ger. Ooit lanceerde GroenLinks een plan om huurwoningen makkelijker aan zittende huurders te kunnen verkopen om zo het eigen woningbezit onder lagere inkomens te bevorderen. Het was een plan dat van jou, sociaal-democraat en volkshuisvestingsman pur sang, op geen enkele goedkeuring kon rekenen. ‘Zwartrechts’, fluisterde jij je fractievoorzitter in, die de opmerking vervolgens overnam. Een rel was geboren. Je hebt later je excuses aangeboden voor de opmerking. En dat is in je te prijzen.

We hebben ze nog vaak gehad hoor. Discussies over volkshuisvesting. We hadden ooit het idee om samen een visie te ontwikkelen. Het is er nooit van gekomen helaas. Waarom weet ik eigenlijk niet. Soms blijven goede ideeën te lang in de kast staan en worden ze vergeten.

Ger, het ging de laatste tijd bergafwaarts met je gezondheid. En misschien was je zo langzamerhand ook wel klaar. Het nadeel van oud worden is dat je onderweg zoveel dierbaren verliest. Je hebt wat dat betreft je portie meer dan gehad. We hebben vaak discussies gehad over wat eerlijk is. Het leven in zijn algemeenheid is dat echter vrijwel nooit.

Van een PvdA-collega hoorde ik dat een aantal fractieleden aan het eind van vorig jaar nog een heel gezellige avond bij jou hebben doorgebracht. Het schijnt dat ik ook nog over tafel ben gegaan. Ongetwijfeld met een paar venijnige grappen over GroenLinks erbij. En eerlijk gezegd deed me dat deugd. Deze Bredase coalitie is de jouwe niet. Jij zou jij niet zijn als je tot het laatste moment jouw ongezouten mening zou verkondigen. Die bevlogenheid, al waren we het over de inhoud lang niet altijd eens, daar neem ik graag een voorbeeld aan.

Het was bloedirritant en fantastisch mooi om met je samen te werken. Ger, het ga je goed.

Kijk, wolken
werpen vogels
zaaien vlinders
vullen de rivieren
herhalen hun liefde en
ze noemen geen tijd
zeggen nooit
dit is al geschreven.

Y. Né

De Wietpas

De gemeenteraad van Breda is tegen het plan van minister Opstelten om een wietpas in te voeren. Alleen het CDA en de VVD stemden tegen de motie die ik namens GroenLinks en met steun van de zes overige partijen indiende. Daarmee volgt Breda het voorbeeld van Den Bosch en Eindhoven, die een soortgelijke motie tegen de invoering van de wietpas al eerder aannamen.

Invoering van de wietpas zou betekenen dat coffeeshops straks alleen nog maar toegankelijk zijn voor Bredanaars. Daarmee hoopt Opstelten de georganiseerde misdaad achter de coffeeshops aan te pakken. Een onzinnig plan. Als mensen niet meer in de coffeeshops terecht kunnen, zoeken ze hun heil elders. Straathandelaren zullen daar gretig op inspelen met als gevolg meer straathandel, meer overlast en meer vermenging van soft- en harddrugs. De georganiseerde misdaad zal het ondertussen een biet zijn via welke kanalen zij hun drugs verkopen.

Breda heeft het geluk een aantal betrouwbare coffeeshophouders te hebben waar goede afspraken mee te maken zijn. De Bredase coffeeshops verkopen geen harddrugs en geven voorlichting over de risico’s van overmatig drugsgebruik. De Bredase coffeeshophouders nemen dus nadrukkelijk hun verantwoordelijkheid. Straathandelaren daarentegen, hebben daar lak aan. Die verkopen naast hasjiesj en weed ook allerlei andere leuke drugs die ze maar al te graag aan de man brengen. Wietpas of niet.

Daarnaast is de invoering van de wietpas niet te handhaven. De extra controles bij coffeeshops en het aanpakken van de toegenomen straat- en thuishandel zal een enorme politiecapaciteit vergen. Als de minister al zo nodig zijn eigen wil moet doordrukken, dan zou het fatsoenlijk zijn om ons er ook vijftig agenten bij te leveren. Maar het liefst heb ik dat de politie zich helemaal niet hoeft bezig te houden met een soort veredelde ingangscontrole. Laat die mensen nu toch eens lekker echte boeven vangen, in plaats van argeloze coffeeshopgangers uit Terheijden of Turnhout terug te sturen, zou ik tegen Opstelten willen zeggen.

Als het Opstelten nu echt om de inhoud is te doen, zou hij zijn gedachten moeten veranderen. Je treft de georganiseerde misdaad achter de achterdeur echt niet met een wietpas. Dat is wishfull thinking. Het enige gevolg is dat iemand van zestien straks nog makkelijker op de straat aan zijn joint kan komen. En dat ‘ie vervolgens ook nog Ketamine, Speed of GHB krijgt aangeboden. Ik kan me niet voorstellen dat de minister dat voor ogen heeft. De Bredase gemeenteraad, GroenLinks voorop, in ieder geval zeker niet.

Langdurigheidstoeslag

De raadsvergadering van verleden week stond geheel in het teken van de begroting 2011. Een begroting waarin voor de verandering eens een keer niet meer, maar aanzienlijk minder geld uitgegeven kan worden. De broekriem moet aan, voor enkele tientallen miljoenen.

Wat de oppositie betreft, ging de begroting echter vooral om een voornemen van de nieuwe wethouder Sociale Zaken om de langdurigheidstoeslag te halveren. Bredanaars die langer dan drie jaar een maandinkomen hebben dat lager ligt dan 110% van de bijstandsnorm komen automatisch in aanmerking voor deze jaarlijkse toelage.

Die langdurigheidstoeslag leidt er onbedoeld toe dat het voor sommige mensen niet interessant is om te gaan werken. Stel, je krijgt een baan aangeboden waardoor je net boven de 110% van de bijstandsnorm terecht komt, dan vervalt je toeslag en ga je er qua inkomen zelfs op achteruit. Je kunt het deze mensen nauwelijks kwalijk nemen dat ze dan niet zo’n zin hebben in het vinden van een baan.

Er zijn echter ook mensen die te ver van de arbeidsmarkt afstaan. Dat kan komen vanwege medische problemen. Of omdat ze al zo lang werkloos zijn dat geen werknemer ze in dienst wil nemen. En dan heb je ook nog gezinnen met kinderen. En die kinderen mogen niet de dupe worden van de baanloosheid van hun ouders. Tal van uitzonderingen dus, die in mijn ogen op de één of andere manier een extra steuntje van de gemeentelijke overheid moeten krijgen. Dat kan een op maat toegesneden werktoeleidingstraject zijn voor mensen die daardoor op termijn wel een carrière, en dus economische zelfstandigheid kunnen opbouwen. Dat kunnen in andere gevallen voorzieningen zijn voor opgroeiende kinderen. En in sommige gevallen een aanvulling op het inkomen van mensen die buiten hun schuld niet kunnen werken. Chronisch zieken bijvoorbeeld, die ook nog eens veel extra medische kosten hebben.

Om al die mensen, met hun eigen individuele problemen en behoeften, goed te kunnen bedienen, is een automatische langdurigheidstoeslag niet het juiste instrument. Je wil die mensen aan het loket hebben, zodat je deze specifieke behoeften goed in kaart kunt brengen en met deze mensen samen een toegesneden plan kunt uitwerken. In die specifieke behoefte van mensen kun je niet voorzien door iedereen een standaard geldbedrag per jaar aan te bieden in de vorm van een langdurigheidstoeslag. Wat mij betreft liever specifieke oplossingen op maat voor een ieder, in plaats van een generieke uitkering. Kijken of je mensen uit de armoede kunt krijgen, in plaats van de armoede iets minder erg te maken. Dat is wat mij betreft het meest sociale beleid

Het debat ging vorige week echter helemaal niet over al die nuances. De PvdA en de SP hadden slechts één standpunt: de langdurigheidstoeslag moet blijven. Daarmee gaven deze partijen in mijn ogen geen blijk van de specifieke behoeften van elk individu. En daarmee hebben zij de kwetsbaren in onze samenleving wat mij betreft een slechte dienst bewezen.

Dag, Harley

Harley-dag. Foto: Esther Schutters
Harley-dag. Foto: Esther Schutters

Eigenlijk hoefden we er alleen maar op te wachten totdat er een evenement in Breda de handdoek in de ring zou gooien. Al jaren heb ik in de politiek gewaarschuwd tegen te strenge regels. Of ze nu van de brandweer zijn, sinds Volendam, of van de politie, sinds de strandrellen in Hoek van Holland. Deze week maakte het bestuur van de Harley-dag bekend er geen zin meer in te hebben.

De afgelopen jaren is het aantal regels waar evenementen aan moeten voldoen steeds strenger geworden.  Zo ook de Harley-dag had. Zij waren zelfs ineens aangewezen als risico-evenement waardoor het tijdens de editie van het afgelopen jaar stierf van politieagenten en leden van de Mobiele Eenheid. Je moet wel onder een heel grote steen geleefd hebben als je niet weet dat motorrijders en politie-beambten nu niet direct de ideale combinatie vormen voor een ongedwongen en gezellig feestje. Sterker nog, zo betoogt het bestuur: de opvallend aanwezige veiligheidsbeambten hadden juist tot provocatie en escalatie kunnen leiden.

Ook Breda Barst heeft te kampen met steeds strenger wordende eisen. Het nut ontgaat de organisatie helemaal: er is op Breda Barst werkelijk nog nooit iets gebeurd dat niet door de eigen vrijwilligers en het beveiligingspersoneel opgelost kon worden. Toch is na vijftien jaar ook Breda Barst ineens een ‘risico-evenement’. Te belachelijk voor woorden, maar of de organisatie wel maar even extra veiligheidsmaatregelen wilde nemen, zo meldde de ambtenaar belast met de vergunningverlening in de laatste weken voor het festival. Met gefrustreerde bestuursleden en duizenden euro’s aan onverwachte extra uitgaven als gevolg. Ook binnen de organisatie van Breda Barst is het enthousiasme om door te gaan nu niet bepaald gegroeid dankzij de steeds strenger wordende houding van overheid.

De Nederlandse regelzucht heeft een enorme vlucht gemaakt na de cafébrand in Volendam. De brandweer heeft er in Breda de handen vol aan om jaarlijks te controleren of de cafés met carnaval wel andere, bredere deuren hebben geplaatst, versiering wel voldoende is geïmpregneerd en podia niet een centimeter te dicht bij bestaande bebouwing geplaatst zijn. En met de Strandrellen in Hoek van Holland en de ramp op de Love Parade is bestuurlijk Nederland helemaal paranoia geworden. En bestuurders doen in zo’n geval wat bestuurders altijd doen: nog meer regels bedenken. De felle discussie over beeldschermen tijdens het WK staat nog duidelijk op mijn netvlies.

Aan de oorsprong van overdreven strenge regelgeving ligt de wens van een maatschappij om elk risico uit te sluiten. En tot op bepaalde hoogte is een overheid ook verantwoordelijk voor een veilige leefomgeving. Maar zoals elke verantwoordelijkheid van de overheid geldt ook in deze kwestie dat er een redelijke grens is aan wat van een overheid verwacht mag worden. Er is een moment waarop de bemoeizucht van de overheid begrensd moet worden. Immers, een onbegrensde focus op veiligheid leidt ertoe dat er in Nederland straks niets meer mogelijk is. De Harley-dag is het eerste evenement dat de ultieme consequentie trekt. De overheid moet accepteren dat we leven in een risico-maatschappij. De verantwoordelijkheid van een overheid is om die risico’s te beperken. Maar het uitbannen van elk risico is onmogelijk en het streven daarnaar onwenselijk. Want het uitbannen van risico’s betekent eveneens het niet meer ondernemen van activiteiten. Een risicoloze samenleving is er één waar niets meer in gebeurd. Een samenleving van stilstand.

Er is nog een ander pervers effect als gevolg van strengere, door de overheid opgelegde regels. Naarmate een overheid meer en meer onwrikbare regels oplegt aan een evenement, zal het eigen verantwoordelijkheidsgevoel van de organisatie afnemen. Allereerst omdat de organisatie het eigen veiligheidsbeleid van het evenement niet kan vormgeven en ten tweede omdat de strenge regels van de overheid leiden tot een schijnzekerheid. Men denkt dat met meer regels elke onvoorzienbaar probleem vooraf is getackeld. Maar het karakter van het leven is nu juist dat risico’s zich voordoen op plaatsen of momenten waar deze niet verwacht worden. Wanneer je een evenement veilig wilt laten verlopen, is het dus van belang dat een organisatie beschikt over medewerkers die weten wat er zich afspeelt en vervolgens op de juiste manier kunnen improviseren om zo een probleem zo snel mogelijk op te lossen. Dat laat zich niet vastleggen in gedetailleerde draaiboeken, strenge procesafspraken en onwrikbare procedures. Veiligheid kun je niet vooraf op papier zetten, veiligheid moet je organiseren.

Wat voor regels geldt, geldt eigenlijk ook voor veiligeheidsbeambten. Of het nu particuliere beveiliging, politie of zelfs de mobiele eenheid is. Allereerst leidt de opzichtige aanwezigheid van officiële veiligheidsbeambten bij veel mensen tot een onprettig gevoel. Simpel gezegd: alleen de aanwezigheid van politie geeft mensen het impliciete gevoel dat het wel onveilig zal zijn. Immers, als het veilig was, zou er geen politie aanwezig zijn. Nog veel erger is het echter dat de aanwezigheid van al te veel politie ook leidt tot een passieve houding van medewerkers van het evenement en de bezoekers. Bij Breda Barst heb ik het diverse keren mogen meemaken dat een beginnend opstootje in de kiem werd gesmoord door leden van de crew of door bezoekers van het festival. Maar hoe meer officiëel veiligheidspersoneel er is, hoe minder mensen bereid zullen zijn zelf in te grijpen. Net zoals bij voetbalwedstrijden stewards veel effectiever zijn in het beheersen van mogelijke problemen, zo is bij een festival of een evenement de eigen organisatie vaak veel beter in staat om de veiligheid te beschermen. Er zijn talloze onderzoeken gedaan naar crowd-managment die dit onderschrijven.

Op 14 december praat de commissie over veiligheid in relatie tot evenementen. Dat staat al maanden in de agenda. Ik vrees echter dat de uitkomst van die discussie voor de Harley-dag te laat zal zijn. Een groot verlies voor Breda en een nieuw bewijs voor de kwalijke effecten van een misleid veiligheidsbeleid. Wie de schoen past, trekke hem aan.

Betutteling

Grote Schermen

Het WK voetbal is voor de betuttelingsmaffia aanleiding om weer allerhande regels van stal te halen. En dus besluiten burgemeesters overal in den lande om de plaatsing van grote schermen op de terrassen aan banden te leggen. Onze eigen burgemeester Van der Velden vormde daarop helaas geen uitzondering.

De Burgo had echter geen rekening gehouden met de nieuwe liberale wind in de Bredase gemeenteraad. De vernieuwde negenkoppige VVD-fractie is er één van oerdegelijke, liberale inborst. Samen met de meer vrijzinnige fracties van D66 en GroenLinks is het progressief-liberale blok in de raad ineens 18 zetels groot. Met de drie zetels van de anti-autoritaire SP erbij is er dus een meerderheid van de raad die niet gediend is van al te veel dwingelandij vanuit het kabinet van de burgemeester.

Het was het kersverse VVD-raadslid Boaz Adank dat deze nieuwe realiteit als eerste doorzag. Na het door de burgemeester uitgevaardigde verbod op grote schermen stelde hij allereerst in de commissie en later in het vragenuur van de raad kritische vragen aan de Burgo. Om dat vervolgens te willen aftikken door een gezamenlijke motie van de VVD en GroenLinks.

Burgemeester Van der Velden reageerde als door een zwerm wespen gestoken. In een ellenlang betoog repte hij over zijn eigen verantwoordelijkheid voor de veiligheid en de inherente bedreiging voor de Openbare Orde die met grote schermen gepaard zouden gaan. Hij maakte zelfs de groteske vergelijking met Hoek van Holland. Alsof de Grote Markt spontaan in een strandrel zou veranderen als er een paar duizend mensen gezamenlijk naar een voetbalwedstrijd zou kijken. De burgo zette sans scrupule zijn hele politieke gewicht in om maar te voorkomen dat deze motie zou worden aangenomen.

Het was deze opstelling van de Burgemeester die hele kwestie opblies tot buitenproportionele grootte. Er restte Boaz Adank niets anders dan de motie in te trekken. Daar heeft hij de burgemeester een grote dienst mee bewezen. Anders was deze aangenomen en was de Burgemeester in zijn eigen val getrapt.

De vraag is of de Burgemeester nog veel ruimte heeft voor het restrictieve veiligheidsbeleid dat hij de afgelopen jaren heeft gevoerd. Als hij het gevoelen van de raad naast zich neer blijft leggen, zullen er in de toekomst nog meer gelijksoortige aanvaringen volgen. En hij hoeft er niet vanuit te gaan dat de raad altijd de keutel intrekt wanneer de burgemeester met een dik aangezet verhaal over opkomende hel en verdoemenis weer een nieuwe set te restrictief of zelfs betuttelend beleid probeert door te drukken.

Kom op Peter, een beetje vrijzinniger graag.

De Onderhandelingen (1)

Uitslagenavond 3 maart 2010
Uitslagenavond 3 maart 2010

En zo won GroenLinks er tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart in Breda een vierde zetel bij. Van 7,2 procent naar 9 procent. En daarmee behoorden we ineens tot het rijtje winnaars, samen met de VVD, die van zeven naar negen zetels steeg, en D66, dat haar zetelaantal meer dan zag verdubbelen: van twee naar vijf.

De VVD, de grootste partij, liet er geen gras over groeien. Nog hetzelfde weekeinde mochten de partijen aanschuiven bij de kersverse door hen benoemde informateur Helmi Huijbregts, de oud-burgemeester van Oosterhout. De uitkomst van die gesprekken: er moet een vier-partijencoalitie geformeerd worden, met daarin in ieder geval de drie winnende partijen. Ook werd duidelijk dat de lokale partijen Breda’97 (2 zetels), Leefbaar Breda (1 zetel) en Trots op Nederland (1 zetel) zelf aangegeven hadden vooralsnog niet aan de onderhandelingen deel te nemen. Eveneens duidelijk was dat de SP door niemand behalve zichzelf als mogelijke coalitiepartner genoemd werd.

De SP verliet noodgedwongen de onderhandelingstafel. Maar geheel verwonderlijk is dat niet. De partij is zelf vurig pleitbezorger van de linkse coalitie. Die wens is getalsmatig echter niet mogelijk: PvdA, GroenLinks en SP zijn samen goed voor vijftien zetels, bij lange na niet voldoende voor een raadsmeerderheid, die op steun van minimaal twintig zetels moet kunnen rekenen. Na de verkiezingen behoorde D66, bij monde van de SP, ineens ook tot die gedroomde linkse coalitie. Maar ook die coalitie zou slechts een te krappe meerderheid van slechts één zetel hebben. En daarnaast was D66 absoluut niet te porren voor deze op Maoïstische leest geschroeide combinatie.

En zo gingen de gesprekken verder met vijf partijen: het rijtje winnaars plus de PvdA en het CDA. In de daarop volgende week werd inhoudelijk afgetast waar de overeenkomsten zaten en welke verschillen er overbrugd moesten worden. Een soort Robinson-Island, waarbij iedereen wist dat er aan het einde van de week een partij weggestemd zou worden. De grote vraag was wie?

De voorkeur van GroenLinks is van meet af aan duidelijk geweest. Vier jaar geleden streefde ik als lijsttrekker al voor een paars-groene coalitie. De toenmalige winnaar, de PvdA sloot elke samenwerking met de VVD toen echter uit. Resultaat: geen paars, maar een coalitie met PvdA, CDA en GroenLinks. En eerlijk is eerlijk, de samenwerking met het CDA is in die jaren meer dan plezierig geweest. Nu stond ik gesteld voor de keuze tussen PvdA en CDA. Dan mag het voor iedereen duidelijk zijn dat voor GroenLinks tussen die twee de PvdA de meest logische inhoudelijke bondgenoot is. Dat geldt niet voor de VVD, die inhoudelijk meer op een lijn zit met het CDA. En het gold ook niet voor D66, die te weinig vertrouwen had in de financiële onderbouwing van de PvdA-voorstellen. En zo werd het op die bewuste zaterdagmiddag ook exit PvdA.

De grote vraag is voor velen waarom GroenLinks toen ook niet is opgestapt. GroenLinks heeft altijd vastgehouden aan de eigenstandige positie. De PvdA is een inhoudelijke bondgenoot op veel sociale thema’s. Maar we zijn niet de bijwagen van de PvdA, die mag aanschuiven aan de onderhandelingstafel wanneer de PvdA dat schikt. We hebben immers ook andere bondgenoten: op milieuthema’s trekken we makkelijker op met D66 en als het gaat om de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied is naast D66 ook de VVD een goede bondgenoot. Dus GroenLinks bleef zitten. Om te ontdekken of er in de onderhandelingen genoeg groene en linkse punten binnen te halen waren. Als we weglopen, doen we dat om de inhoud, niet om de poppetjes aan de tafel.

Sommigen denken dat als de GroenLinks-delegatie het maar hard genoeg had gespeeld, de PvdA nog steeds aan tafel gezeten had. Dat is niet zo. Een coalitie VVD, D66 en CDA heeft een nipte meerderheid van twintig zetels. Deze rechtse coalitie kon echter op voorhand rekenen op gedoogsteun van de twee rechtse splinters: Leefbaar en Trots. Ze zouden hun rechterbeen er voor geven om links buiten het bestuur te houden.

En zo werd de informatie de formatie. Met nog vier partijen aan tafel en een PvdA die de komende jaren de oppositiebankjes zal bezetten. Dat is niet zoals GroenLinks het zelf op dat moment het liefste had gezien. Het beeld dat GroenLinks de PvdA ‘gewipt’ zou hebben, zoals de sociaal-democraten de afgelopen weken schetsen, is dan ook volstrekte kul. Nu gun ik het deze partij dat ze publicitair hun pijlen even op GroenLinks richten. Maar de PvdA zou zich ook eens kunnen afvragen waarom zij voor een aantal andere partijen zo een ongewenste gesprekspartner blijkt te zijn.

De Lijstjes – di 2 mrt. 2010

Het gaat tijdens de verkiezingsdebatten al weken lang over lijstjes. Bezuinigingslijstjes. Want de gemeente Breda heeft een structureel tekort van 4,9 miljoen. Daar komen nog tien tot dertig miljoen Rijksbezuinigingen bovenop, afhankelijk van de mate waarin het volgende kabinet haar financiële tekorten gaat verhalen op de gemeenten van Nederland.

Het was VVD-lijsttrekker Klaas Dijkhoff die als eerste een lijstje presenteerde met daarop 24 miljoen aan structurele bezuinigingen. Vervolgens heb ik namens GroenLinks ook een pakket maatregelen gepresenteerd met een geïndiceerde besparing van 34 miljoen. Ten slotte maakte ook D66 haar complete lijstje openbaar, met in totaal 30,5 miljoen aan besparingen.

Het CDA hield zich tamelijk afzijdig in de discussie, de PvdA koos zelfs de frontale aanval. Lijstjesfetisjisme, noemde lijsttrekker Marja Heerkens het, maar kon niet verhullen dat ze zelf geen enkel idee had om de begroting weer op orde te krijgen. Daarbij, zo zei Heerkens, vond zij het angstzaaierij om nu al bedragen te noemen terwijl de exacte hoogte van het totaal aan noodzakelijke bezuinigingen nog volstrekt onbekend was.

En toen kreeg ik gisterenavond ineens de cijfers in handen. Drie scenario’s voor de stad. De toekomst bleek nog veel donkerder te zijn dan we al dachten. In het meest gunstige geval 25 miljoen bezuinigen, in het ergste geval zelfs 60 miljoen. Ruim anderhalf keer meer dan wij voor mogelijk hielden. Cijfers die bij diezelfde PvdA-leider al lang bekend waren maar om politieke redenen niet naar buiten mochten komen.

Ik ben niet in de politiek gegaan om om opportunistische redenen belangrijke informatie achter te houden. Ik ben de politiek ingegaan om te doen wat in het belang is voor de stad. Het is in belang van de stad om met open vizier te praten over de moeilijke keuzes en zware tijden die we tegemoet gaan. En het is in het belang van de kiezer om te weten wat voor scenario’s de partij waar hij of zij op wil stemmen, klaar heeft liggen.

Voila, U kunt kiezen. GroenLinks, met een pakket dat gericht is op versobering, mensen naar werk geleidt daardoor wel bespaart op sociale zekerheid, maar deze niet afbreekt. Of de VVD en D66, die inzetten op een veel kleinere en minder actieve overheid. Dat zijn allebei duidelijke keuzes.

Of U kunt kiezen voor de partij die al weken weet dat het probleem veel groter is dan iedereen vermoed, die al die tijd niets gedaan heeft – geen plan, geen ingrepen, niets – behalve de informatie over de omvang van de tekorten angstvallig tegen de borst gedrukt te houden.

De Partij van de Aanpak, noemen ze zich. Partij van de Achterkamertjes lijkt me meer geschikt.

U zult begrijpen dat ik de informatie die ik kreeg – en die kennelijk tot de dag na de verkiezingen geheim moest blijven – direct gedeeld heb met mijn collega-lijsttrekkers en met de pers. Ik zit in de politiek in het belang van de stad. En niet voor welk ander belang ook.