De nieuwe wethouder

En dan ben je dus ineens wethouder. Nogal onverwacht, nadat voorganger Wilbert Willems drie weken geleden besloot zijn portefeuille ter beschikking te stellen.

Een week later was ik, na tien jaar raadslid te zijn geweest, ineens geen volksvertegenwoordiger meer, maar dienaar van diezelfde raad. “Weer eens wat anders”, noemde ik dat, net voor mijn benoeming, in één van de laatste interviews met een journalist waar niet een afgezant van de afdeling communicatie bij aanzat.

Sinds de benoeming heb ik mijn agenda volledig uit handen moeten geven aan Marian, één van de medewerksters van het bestuurssecretariaat. En kom ik zelf nauwelijks meer aan schrijven toe. Dat mag ik, als wethouder, aan de ambtelijke staf overlaten. Net zoals ik voor de coördinatie van tal van zaken in Marc een loyale en hardwerkende beleidsmedewerker heb. Aan mij de nobele taak om gedurende de tot nog toe minimaal twaalf uur durende werkdag met enige souplesse van onderwerp naar onderwerp te springen en in mijn hoofd tegelijkertijd een veelheid van dossiers in de lucht te houden. Een uitdaging, maar dan wel een heel enerverende.

“Was je er aan toe?”, vroeg iemand me laatst. De vraag verraste me enigszins. Ik denk niet dat iemand ooit helemaal kan inschatten waar ‘ie aan begint, met het aanvaarden van zo’n klus. Maar nog belangrijker: een politieke functie moet niet iets zijn van carrièrejagers. Een politicus moet staan voor de functie die hij vervult, niet handelen vanuit de positie die hij hoopt te bereiken.

Na twee weken durf ik met gepaste terughoudendheid wel te beweren dat ik er wel klaar voor was, een bestuurlijke functie. Het is een grote persoonlijke uitdaging die ik vol overgave aanga. Opdat ik niet teleur zal stellen. Ik ben het aan de stad verplicht.

De enige kleur Groen is Groen

Diepgroen of helder Groen? Het stellen van die vraag werpt de suggestie op dat GroenLinks moet kiezen tussen een stevige Groene agenda of een cafeïnevrije light-variant. Het is een schijnkeuze. Er is maar één staalkaart voor groene idealen, de rest is turquoise. Nepgroen.

natuurbos

Diepgroen of helder Groen? Het stellen van die vraag werpt de suggestie op dat GroenLinks moet kiezen tussen een stevige Groene agenda of een cafeïnevrije light-variant. Het is een schijnkeuze. Er is maar één staalkaart voor groene idealen, de rest is turquoise. Nepgroen.

We schrijven 30 juni 2012. Paulus de Wilt verdedigt op het congres een amendement op het verkiezingsprogramma om te streven naar een reductie van de uitstoot van broeikasgassen met veertig procent in 2020. Het partijbestuur ontraadt het wijzigingsvoorstel, want „met dit standpunt manoeuvreren we ons naar de politieke zijlijn”. Niemand minder dan Bas Eickhout wordt ingezet om uit te leggen dat een uitstootreductie van dertig procent politiek het maximaal haalbare is. Het congres stemt het amendement weg.

Het bovenstaande voorbeeld is veelzeggend. De al met al niet meer dan enkele minuten durende scene illustreert hoe de politieke werkelijkheid het kader is geworden van ons idealistische denken. Wanneer dertig procent reductie in Europees verband het maximaal haalbare is, is dat voor ons het nastrevenswaardige doel geworden. Dat is, behalve opzienbarend, ook fundamenteel verkeerd. Het compromis van anderen kan niet het ijkpunt van ons ideologische denken zijn, maar hooguit het uitgangspunt van het politiek handelen van onze vertegenwoordigers. Meer dan dertig procent reductie in 2020 is politiek niet haalbaar, was het argument. Het argument had moeten zijn: minder dan veertig procent reductie is klimatologisch niet haalbaar. Een stevige inzet op vergroening, ook op korte termijn, is noodzakelijk om de ecologische balans van onze planeet niet volledig en langdurig te laten kantelen. Er zijn geen nieuwe IPCC-onderzoeken of Stern-rapporten nodig om dat te bevestigen. Die wetenschap had de leidraad voor ons ideologische standpunt moeten zijn.

Pick your battles
Er is maar één kleur Groen, namelijk die van het milieutechnisch noodzakelijke. Elke agenda die minder ver reikt, is niet toekomstgericht en dus niet houdbaar. Maar dat wil nog niet zeggen dat de GroenLinkse agenda er één is van hardliners. Onderdeel van het politieke proces is immers dat men soms genoegen kan nemen met een uitkomst die minder verregaand is dan het nastrevenswaardig ideaal, maar verder gaat dan de uitgangssituatie. Sterker nog, het is in zekere zin het bestaansrecht van een politieke beweging: een partij met een programma vol politiek haalbare doelen kan zichzelf na de eerste onderhandelingsronde opheffen omdat de kroonjuwelen stuk voor stuk zijn binnengehaald. Stevige onderhandelingseisen plaatsen een partij niet aan de politieke zijlijn, maar in het epicentrum van de onderhandelingen.

De Groene agenda vraagt wel om keuzes. Laat ons kiezen voor het aanpakken van de wezenlijke problemen van klimaatverandering, luchtvervuiling en bodemuitputting. Dat betekent ook dat we ons op micro-niveau in Nederland soms iets minder blind moeten staren op het beschermen van elke individuele kamsalamander en elke vierkante meter natuur die toch wel elders gecompenseerd kan worden. Niet omdat groene ruimte en biodiversiteit onbelangrijk zijn. Maar wel omdat de natuur die Nederland rijk is zonder uitzondering door mensenhanden is aangelegd. En dus ook verplaatst kan worden. GroenLinks, pick your battles. Bescherming van de relevante natuurgebieden die er echt toe doen en bescherming van de toekomst van de planeet zijn de kernpunten van de enige agenda die zich Groen mag noemen.

Dit artikel is gepubliceerd op Bureau de Helling, het wetenschappelijk bureau van GroenLinks, en is geschreven in het kader van het actuele debat over de politieke keuzes van GroenLinks.

Vragen rond vertrek Van Es

Na Partijleider Sap en het voltallige Partijbestuur geeft nu ook Andrée van Es haar functie terug. Van Es was aangetrokken als voorzitter van de commissie die de aanloop naar de verkiezingen en de dramatische uitslag voor GroenLinks moest evalueren. Waarom moest Van Es ineens weg?

André van Es

Na Partijleider Sap en het voltallige Partijbestuur geeft nu ook Andrée van Es haar functie terug. Van Es was aangetrokken als voorzitter van de commissie die de aanloop naar de verkiezingen en de dramatische uitslag voor GroenLinks moest evalueren. Waarom moest Van Es ineens weg?

Van Es geeft haar voorzitterschap terug, zo zegt ze, omdat er gesuggereerd werd dat zij als voorwaarde voor haar voorzitterschap gesteld zou hebben dat Jolande Sap zou moeten opstappen. Zelf ontkent ze pertinent die voorwaarde gesteld te hebben. Wel heeft ze in de afgelopen weken in een persoonlijk gesprek aangegeven dat het haar verstandig leek als zowel Sap als partijvoorzitter Weening zouden opstappen. Dat laatste heeft met het opstappen van Sap uiteraard wel een extra lading gekregen, zeker met de schimmige rol van collega-wethouder Van Poelgeest in dat proces in het achterhoofd.

Het hebben van een mening over de houdbaarheid van een partijvoorzitter an sich diskwalificeert iemand niet voor het doen een onderzoek naar de oorzaken van deze nederlaag. Het hebben van een mening hoeft integer handelen immers niet in de weg te staan. Ze geeft in haar verklaring wel aan dat ze na aanvaarding van het voorzitterschap in een persoonlijk gesprek aan zowel Sap als Weening kenbaar heeft gemaakt dat in haar opinie persoonlijke consequenties na deze nederlaag voor beiden niet te voorkomen waren. Vanuit de politieke traditie waaruit Van Es voortkomt, lijkt dat een logische mening, ware het niet dat Van Es, zelf lijsttrekker van de PSP sinds 1985, na de desastreuze verkiezingen van 1986 waarbij de partij twee van de drie zetels verloor, gewoon in de Kamer bleef zitten. Al met al schaar ik deze persoonlijke ontboezeming voorlopig in de categorie ‘beetje dom’.

Aftreden van Van Es was dus niet noodzakelijk geweest. Haar naam is ook nooit genoemd in het rijtje van ‘Partijtoppers’: wethouders, fractievoorzitters en partijvoorzitter die in een heimelijk overleg druk hebben proberen uit te oefenen op Sap om af te treden en dit vervolgens ook hebben laten lekken. Sterker nog, het vertrek van Van Es is zelfs schadelijk. Ten eerste voor het verdere functioneren van de commissie die haar werk al heeft opgepakt en nu halverwege het traject op zoek moet naar een nieuwe voorzitter. Ten tweede voor de uitstraling van de partij. In de publiciteit blijft het nu rommelen binnen GroenLinks en daar houden leden en kiezers -terecht – niet van.

Het aftreden van de redelijk onomstreden Van Es lijkt onnodig, onwenselijk en derhalve ook onverstandig. Tenzij de verklaring van de Commissie Van Es slechts een smal deel van de werkelijkheid weergeeft. En dan rijst de vraag wat het werkelijke verhaal is achter het vertrek van Van Es. En dan zijn er ineens een hoop scenario’s denkbaar. Zo kan een relatief onschuldige verklaring zijn dat de werkverhoudingen tussen Van Es en de rest van de commissie niet optimaal zijn. Het kan ook zijn dat Van Es een veel grotere rol heeft gehad in het aansturen op het aftreden van Sap dan dat zij in haar verklaring zelf toegeeft en dat iemand gedreigd heeft haar rol daarin te openbaren. Er is enige aanleiding dat te veronderstellen. Want naast haar Amsterdamse collega Van Poelgeest waren ook de beide Utrechtse wethouders Frits Lintmeijer en Mirjam de Rijk aanwezig. Uiteraard was Van Es, toen al benoemd als voorzitter van de evaluatiecommissie er niet bij. Maar de lijntjes zijn kort. Wellicht heeft zij wel degelijk geprobeerd ook via die weg te koersen op het aftreden van Sap.

Een ander scenario, dat overigens een zeer verrassende wending zou geven aan het hele verhaal, is dat Van Es na hetgeen er de afgelopen week binnen GroenLinks is gebeurd, een bredere opvatting van haar onderzoeksvraag heeft ontwikkeld. Wellicht had zij de ambitie om ook de gebeurtenissen te onderzoeken die geleid hebben tot het aftreden van Sap. Inclusief het in kaart brengen van de netwerken die daarbij horen. En inclusief het lekken aan de pers. Dat zou de leden van de zelfbenoemde partijtop niet alleen in grote verlegenheid kunnen brengen, het zou een aantal van hen dermate beschadigen dat ook zij mogelijk het veld zouden moeten ruimen. In zo’n geval zou het niet ondenkbaar zijn dat de onzichtbare hand van de inmiddels flink uitgedunde partijtop ook in dit vertrek een kwalijke rol heeft gespeeld.

Als ik, tot slot, toezichtsraad en de voormalige commissie Van Es een advies mag geven: ga niet op zoek naar een nieuwe voorzitter. De huidige commissie heeft genoeg capabele leden, Olof van de Gaag bijvoorbeeld, om de rol van Van Es over te nemen. Eventueel kan er omwille van de werkdruk dan een regulier lid aan de commissie worden toegevoegd. En breng vooral ook in kaart wat er in de vier weken na de verkiezingen precies is gebeurd.

Opgestapt. En dan nu aan het werk.

Drie weken na de meest historische verkiezingsnederlaag is de boel bij GroenLinks alsnog geklapt. Een zeer selectief groepje prominenten binnen GroenLinks heeft in een heimelijke bijeenkomst het vertrouwen in Jolande Sap opgezegd en heeft op zijn minst één iemand dit laten lekken naar de pers. Het gevolg: een opgestapte partijleider, verontwaardiging in de geledingen en vervolgens een opgestapt bestuur. Het is hoog tijd voor een discussie over de partijcultuur en over de kern van onze idealen.

Drie weken na de meest historische verkiezingsnederlaag is de boel bij GroenLinks alsnog geklapt. Een zeer selectief groepje prominenten binnen GroenLinks heeft in een heimelijke bijeenkomst het vertrouwen in Jolande Sap opgezegd en binnen dat groepje heeft op zijn minst één iemand dit laten lekken naar de pers. Het gevolg: een opgestapte partijleider, verontwaardiging in de geledingen en vervolgens een opgestapt bestuur.

Over de vraag of Jolande Sap houdbaar was als partijleider kan verschillend gedacht worden. Maar los van de uitkomst kan ik niet anders dan stellen dat de beslissing het vertrouwen in haar op te zeggen overhaast is genomen. Er was geen directe urgentie een eventuele leiderschapsdiscussie juist nu te voeren. Waar de partij vooral behoefte aan had en heeft was enige rust. Maar ‘de partijtop’, een zelfbenoemd clubje prominenten dat naast de voorzitter Heleen Weening kennelijk bestaat uit Judith Sargentini, Tof Thissen, Maarten van Poelgeest, Frits Lintmeijer en Mirjam de Rijk, kon dat geduld kennelijk niet opbrengen. De scherven van dat ongeduld liggen inmiddels voor iedereen breeduit zichtbaar op straat.

De gang van zaken roept wel wat vragen op. De meest prangende is wel hoe het heeft kunnen gebeuren dat een zeer select groepje mensen buiten de echt relevante gremia van congres en partijraad om, zulke ingrijpende processen in gang kunnen zetten. Uiteraard is het logisch dat functionarissen binnen de partij elkaar met enige regelmaat opzoeken. Maar het besef dat deze groep niet noodzakelijkerwijs representatief is voor de vorige week nog 27.000 leden van de partij, ontbreekt kennelijk, getuige het feit dat deze partijtop alle democratische organen binnen de partij verder buitenspel zetten. Het is namelijk maar zeer de vraag of de leden van GroenLinks behoefte hebben aan de afrekencultuur die binnen het clubje partijtoppers kennelijk leefde.

Inmiddels zit GroenLinks zonder leiding. Er is geen partijleider en geen bestuur. Vooral die laatste leemte moet snel worden opgelost. Aan een interim-bestuur is het dan zaak om binnen afzienbare tijd een congres te organiseren. In aanloop naar en op dat congres moeten er wat mij betreft, naast de evaluatie van de commissie Van Es, twee belangrijke discussies gevoerd worden: over partijcultuur en over herbronning.

De discussie over de partijcultuur moet gaan over de wijze waarop beslissingen tot stand komen. GroenLinks wil een open en transparante partij zijn. Zowel naar buiten als, nog wezenlijker, intern. Daar passen geen informele machtsstructuren bij die het mandaat dat een congres aan een partijleider heeft gegeven dermate kan beschadigen dat het aanblijven van de partijleider onmogelijk wordt. Daarmee saboteert een informeel overleg een door het hoogte orgaan van de partij gemaakte keuze. Dat er overlegt wordt is prima, maar fundamentele keuzes horen daar niet te worden gemaakt. Kennelijk voorzien de huidige partijorganen onvoldoende in een behoefte met een breed samengesteld aantal leden te klankborden. Er moet dus nagedacht worden over een formele, toetsbare en controleerbare wijze waarop dit vormgegeven kan worden. Er zijn genoeg lokaal betrokken leden, bestuurders of volksvertegenwoordigers die meer dan bereid zijn tijd en energie in een dergelijke nieuwe structuur te stoppen.

Een ander onderdeel van de partijcultuur is de wijze waarop we, en dan doel ik op het gehele actieve kader, omgaan met meningsverschillen. De laatste jaren is er in toenemende mate verdeeldheid ontstaan over de koers, met name op een aantal sociale thema’s. Er is, grofweg, een vleugel van vernieuwingsdriftigen en een vleugel standvastigen. Die vleugels zijn op een goed moment zelfs verworden tot kampen, waarbij het steeds moeilijker lijkt te worden de brug tussen die kampen te slaan. Leden van het ene kamp voelen soms zelfs weerzin tegen woordvoerders van het andere kamp. Dat leidt tot interne polarisatie, soms tot openbare terechtwijzingen, bedoelde of onbedoelde beschadiging van mensen en leidt af van de gezamenlijke idealen die ons als GroenLinksers binden. Ook dat is onderdeel van de partijcultuur geworden en daar moeten we vanaf.

De vleugels binnen de partij moeten worden verenigd. Dat lukt niet door voor eens en voor altijd te besluiten voor welk van de twee visies we kiezen. Het zal waarschijnlijk leiden tot een nipte winst voor de vernieuwinsdriftigen, waarbij de andere helft van standvastigen gedesillusioneerd zal kiezen voor een oppositierol in de partij of de partij zelfs zal verlaten. Maar de tegengestelde uitkomst is ook mogelijk, met een exodus van mokkende vernieuwingsdriftigen als gevolg. Het wordt tijd een inhoudelijke koers te gaan varen die meer uitgaat van consensus tussen de twee groepen. Vernieuwing van de arbeidsmarkt, om maar een voorbeeld te noemen, prima! Maar dan wel met voldoende waarborgen waardoor ook de standvastigen oprecht enthousiast worden van de oplossingsrichting die we voorstaan. En laten we in de oplossingen dan eens niet verzanden in het optuigen van de ingewikkelde systemen waar linkse ideologen vaak zo goed in zijn.

Uiteindelijk zal de herbronning ook moeten leiden tot een nieuwe communicatiestrategie. Het verhaal van GroenLinks zal, ook na herbronning, op punten altijd een complex verhaal blijven, zelfs als we alle ingewikkelde oplossingsconstructies vermijden. Maar ook complexe verhalen kun je prima uitleggen, al lijken we daar de laatste jaren niet meer zo goed op te scoren. Dat betekent ook dat we soms misschien eens wat minder energie moeten stoppen in een tot op de komma nauwkeurige tegenbegroting en weer wat meer tijd moeten nemen om ons verhaal op straat aan de man te brengen.

Blijft de kwestie van de partijleider over. Ik durf de stelling aan dat we die even niet nodig hebben. Ik herinner me Peter Lankhorst, die na het vertrek van Ria Beckers in 1993 een jaar lang uitstekend leiding gaf aan de fractie. Laat Bram van Ojik de komende jaren maar op zo’n zelfde wijze leiding geven aan de fractie, zonder direct de positie van politiek leider te claimen. Laten we daarbij eerlijk zijn: een kleine fractie van vier leden is een te kleine selectievijver voor de toekomstige partijleider. Laat GroenLinks de komende jaren eens de ruimte nemen om in aanloop naar de volgende Tweede Kamerverkiezingen een leider te kiezen via een goed opgezet referendum. Een leider die uit de huidige fractie komt, of daarbuiten. Ik ben er van overtuigd dat we daarmee het beeld van GroenLinks ook naar buiten toe op een positieve wijze kunnen kantelen.

De Sabbat en het Recht

Raam in de Schneider-synagoge in Galata, Istanbul

Mijn oog viel op een onschuldig ogend berichtje op pagina 6 van het NRC-Handelsblaadje van gisteren. Het OM gaat in beroep tegen een vonnis waarin een orthodoxe Jood is vrijgesproken van een boete van 60 euro voor het tijdens de Sabbat niet bij zich dragen van een id-bewijs. Het bericht eindigt met een citaat van GroenLinks-Kamerlid Tofik Dibi, die het vonnis „de omgekeerde wereld” noemt. Volgens Dibi wordt ‘religie begrensd door de wet’ en niet andersom. Met die uitspraak begaat hij een dubbele denkfout.

Het vonnis van de Haagse kantonrechter dateert eigenlijk al van een week geleden, maar is door de carnavalsdrukte aan mijn aandacht ontsnapt. Wat is er nu precies aan de hand? Op een bewuste vrijdagavond is na zonsopgang een orthodoxe man gevraagd zijn id-bewijs te tonen. De man kon dit niet, aangezien de orthodox-joodse leefregels voorschrijven dat het tijdens de Sabbat niet is toegestaan iets anders bij je te dragen dan de kleding die je aan hebt. Dit voorschrift komt uit het eerste van twaalf tractaten van de Seder Mo’eed, waarin staat voorgeschreven hoe men zich dient te gedragen op bijzondere dagen in het jaar. In dit eerste tractaat, Sjabbat geheten, staat als laatste van de 39 verboden dat het een Jood niet is toegestaan voorwerpen van het private domein naar het publieke domein te dragen, of andersom.

De Joodse man heeft de politie vervolgens toestemming gegeven thuis zijn rijbewijs op te halen en daarmee zijn identiteit vast te stellen. Desondanks kreeg hij later een boete van 60 euro voor het overtreden van de wet op de identificatieplicht. De man tekende daartegen bezwaar aan en uiteindelijk kwam de zaak voor de Haagse kantonrechter. Die oordeelde dat de Joodse man de politie in de gelegenheid had gesteld zijn identiteit gemakkelijk en binnen een uur te controleren en sprak hem vrij van verdere vervolging. Het gevolg: ophef in de Kamer, een OM dat in hoger beroep gaat en onder meer deze reactie van Tofik Dibi: „Het lijkt de omgekeerde wereld. Elke religie is begrensd door de wet en de wet wordt niet begrensd door religieuze overtuigingen”.

Die uitspraak is maar ten dele waar. Allereerst garandeert Artikel 6a van onze grondwet iedereen het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden. Daar voegt datzelfde artikel wel aan toe dat dit recht geldt behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Bij een brede wetsinterpretatie kun je stellen dat hiermee bedoeld wordt dat het een ieder vrij staat een godsdienst te belijden zolang hiermee de rechtsorde maar niet in gevaar gebracht wordt. De Haagse kantonrechter meent dat aan die verantwoordelijkheid, het respecteren van de rechtsorde, tegemoet gekomen is, doordat de man de politie binnen een redelijke termijn in de gelegenheid stelde zijn identiteit te controleren. De rechter: „Van belang hierbij is uiteraard ook dat het wettelijk voorschrift dat de verdachte heeft overtreden slechts een overtreding betreft (dus geen misdrijf) en dat de identiteit van de verdachte op zijn aanwijzing op gemakkelijke wijze binnen een uur kon worden vastgesteld.”

De denkfout die Dibi maakt, is dat het gedrag van mensen, dus ook hun religieuze handelen weliswaar is begrensd door de wet, maar dat deze begrenzing nooit in absolute termen opgelegd mag en kan worden. In het Nederlandse rechtssysteem is de rechter er immers niet alleen om de wetsteksten te interpreteren en toe te passen, maar ook om de omstandigheden van een overtreding mee te wegen. Zou een rechter dit niet doen, kunnen we voortaan net zo goed een computer alle rechterlijke vonnissen laten uitschrijven. Hier is dus geen sprake van een ‘omgekeerde wereld’, maar van twee botsende werkelijkheden waarbij het aan een rechter is om tot een genuanceerd oordeel te komen. Dibi zou dit als geen ander moeten begrijpen, aangezien juist hij, terecht, pleit voor soepele toepassing van de wet als het gaat om bijvoorbeeld, een kinderpardon voor langdurig in Nederland wonende minderjarige asielzoekers. Te meer aangezien bij de behandeling van de wet op de identificatieplicht in de Tweede Kamer het probleem voor orthodoxe Joden al aan de orde is gekomen en door toenmalig Minister Donner is toegezegd dat de politie in de handhaving van de wet wel rekening zou houden met de speciale positie van deze groep („Er zijn wel uitzonderingen. We hebben het gehad over de problematiek van orthodoxe joden op de sabbat. In dat soort situaties kan ik me voorstellen dat je die mogelijkheid nog geeft bij de handhaving”).

De tweede fout van Dibi is wellicht nog veel belangrijker. Met zijn reactie scheert Dibi namelijk langs, en stapt hij wellicht zelfs over de voor de democratie zo belangrijke scheidingsgrens tussen de machten. Het is, of was in ieder geval lange tijd, usance om als volksvertegenwoordiger geen commentaar te leveren op uitgesproken vonnissen. Dit goed gebruik is in een toenemend gepolariseerd klimaat bij velen weliswaar niet meer erg in de mode, maar van een GroenLinks-politicus verwacht ik beter.

Dibi zou nog kunnen beargumenteren dat zijn commentaar niet was gericht op het vonnis, maar op een kennelijk niet voldoende dwingend omschreven tekst in de wet op de identificatieplicht. Hoewel dit argument op basis van de wetsteksten moeilijk hard te maken is, zou Dibi, mocht dat het geval zijn, dus pleiten voor een strenger omschreven id-plicht. Ook dat is ongeloofwaardig, aangezien GroenLinks bij uitstek de partij is die juist grote moeite heeft gehad met de invoering van deze wet.

Overigens was het niet alleen Dibi die in zijn commentaar op dit vonnis een in mijn ogen dubieuze positie innam. Een Kamermeerderheid van VVD, PvdA, PVV, D66 en GroenLinks heeft opheldering gevraagd aan de minister. Met de tweet van D66-Kamerlid Boris van der Ham als voorlopig dieptepunt: „God boven de wet? Nee. Godsdienst is niets meer dan een van de vele meningen, en is begrensd door zelfde overheidswetten.”

In het huidige politieke klimaat lijkt de seculiere meerderheid een religie gelijk te stellen aan een mening. Terwijl religie gelijk gesteld dient te worden aan een levensovertuiging die verder gaat dan een persoonlijke opinie. Het gaat immers ook om een aangenomen set gedragsregels die in dit geval hun oorsprong vinden in een dieperliggend godsgeloof. De samenleving, en daarmee de wet, dient rekening te houden met en ruimte te bieden aan mensen met een levensopvatting deze na te leven. Daar gaat artikel 6 in de grondwet ook over. Daarmee hoeft aanhangers van religie niet méér rechten of méér vrijheden te worden toegekend dan anderen. Maar erkenning van de benodigde ruimte te kunnen leven volgens de eigen regels, zonder dat daarmee de rechtsorde wordt aangetast, zou niet te veel gevraagd mogen zijn. Zeker niet voor een land waarin de vrijheid van godsdienst zo’n beetje is uitgevonden.

De Wietpas

De gemeenteraad van Breda is tegen het plan van minister Opstelten om een wietpas in te voeren. Alleen het CDA en de VVD stemden tegen de motie die ik namens GroenLinks en met steun van de zes overige partijen indiende. Daarmee volgt Breda het voorbeeld van Den Bosch en Eindhoven, die een soortgelijke motie tegen de invoering van de wietpas al eerder aannamen.

Invoering van de wietpas zou betekenen dat coffeeshops straks alleen nog maar toegankelijk zijn voor Bredanaars. Daarmee hoopt Opstelten de georganiseerde misdaad achter de coffeeshops aan te pakken. Een onzinnig plan. Als mensen niet meer in de coffeeshops terecht kunnen, zoeken ze hun heil elders. Straathandelaren zullen daar gretig op inspelen met als gevolg meer straathandel, meer overlast en meer vermenging van soft- en harddrugs. De georganiseerde misdaad zal het ondertussen een biet zijn via welke kanalen zij hun drugs verkopen.

Breda heeft het geluk een aantal betrouwbare coffeeshophouders te hebben waar goede afspraken mee te maken zijn. De Bredase coffeeshops verkopen geen harddrugs en geven voorlichting over de risico’s van overmatig drugsgebruik. De Bredase coffeeshophouders nemen dus nadrukkelijk hun verantwoordelijkheid. Straathandelaren daarentegen, hebben daar lak aan. Die verkopen naast hasjiesj en weed ook allerlei andere leuke drugs die ze maar al te graag aan de man brengen. Wietpas of niet.

Daarnaast is de invoering van de wietpas niet te handhaven. De extra controles bij coffeeshops en het aanpakken van de toegenomen straat- en thuishandel zal een enorme politiecapaciteit vergen. Als de minister al zo nodig zijn eigen wil moet doordrukken, dan zou het fatsoenlijk zijn om ons er ook vijftig agenten bij te leveren. Maar het liefst heb ik dat de politie zich helemaal niet hoeft bezig te houden met een soort veredelde ingangscontrole. Laat die mensen nu toch eens lekker echte boeven vangen, in plaats van argeloze coffeeshopgangers uit Terheijden of Turnhout terug te sturen, zou ik tegen Opstelten willen zeggen.

Als het Opstelten nu echt om de inhoud is te doen, zou hij zijn gedachten moeten veranderen. Je treft de georganiseerde misdaad achter de achterdeur echt niet met een wietpas. Dat is wishfull thinking. Het enige gevolg is dat iemand van zestien straks nog makkelijker op de straat aan zijn joint kan komen. En dat ‘ie vervolgens ook nog Ketamine, Speed of GHB krijgt aangeboden. Ik kan me niet voorstellen dat de minister dat voor ogen heeft. De Bredase gemeenteraad, GroenLinks voorop, in ieder geval zeker niet.

Het Kunduz-congres

Met een motie van afkeuring tegen de fractie en een motie tegen de trainingsmissie in Afghanistan leek het congres een clash te worden tegen voor- en tegenstanders van de steun die de Tweede Kamerfractie had uitgesproken voor een missie om in Afghanistan politiemensen op te leiden.

Die clash bleek uiteindelijk mee te vallen. Bij de uiteindelijke stemming werd de motie van afkeuring door driekwart (75,2 procent) van de aanwezigen verworpen. Ook was ruim tweederde van het congres (69,8 procent) niet tegen de voorgenomen opleidingsmissie in Kunduz. Wel, en dat is ook van belang, vond iets meer dan de helft ( 52,6 procent) dat er in aanloop naar het besluit beter gecommuniceerd had moeten worden met de leden over de afwegingen van de fractie.

Nog belangrijker is echter dat de sfeer tussen voor- en tegenstanders over het algemeen respectvol was. Slechts één maal vloog één van de tegenstanders uit de bocht door te beweren dat de Tweede Kamerfractie lak had aan de mening van de leden. Iets dat door het congres direct werd beantwoord met een subtiel boe-geroep. In de foyer van de congreslocatie was dan ook geen enkele sprake van kilheid of conflict.

Desondanks is een missie, zelfs een opbouwmissie als deze, een teer onderwerp bij GroenLinks. Dat blijkt aan het aantal opzeggingen, zo’n 750. Dat is pijnlijk. Voor een aantal principiële pacifisten blijkt ook een opleidingsmissie als deze onverteerbaar. Tegelijk heeft de partij, dankzij de gewetensvolle en zuivere, niet opportunistische houding van de Tweede Kamerfractie, er 650 nieuwe leden bij gekregen. En ook dat is een signaal. De nieuwe politiek van Jolande Sap, die zich niet heeft laten leiden door electorale motieven, wordt gewaardeerd. Een opstelling waarbij ingenomen standpunten niet worden bepaald door of je nu oppositie of coalitie bent, maar een opstelling die zich laat leiden door inhoudelijke argumenten. Bipartisanship, noemen ze dat in de Verenigde Staten van Amerika. Depolarisatie, is de Nederlandse tegenhanger van deze constructieve politiek.

Zelf heb ik nog een bijdrage geleverd aan de steun voor de Tweede kamerfractie. Hij is te zien in de videocompilatie (op 5’05”). De volledige tekst staat hieronder.

Vrienden,
Eerst was er ons verkiezingsprogramma, waarin staat: ‘Wij laten Afghanistan niet in de steek’.
Vervolgens kwam de motie van Mariko Peters en Alexander Pechthold. Met als strekking: ‘wij laten Afghanistan niet in de steek
.
En daarna kwam het kabinet met een voorstel voor een politiemissie. En dat was niet onze missie.
En toen heeft Jolande gedaan wat politici doen, wat idealistische politici doen.
Eisen stellen, garanties vragen, onderhandelen.
Onderhandelen totdat het een missie werd die wel bij ons past. Want wij laten Afghanistan niet in de steek.
Ik weet dat het een moeilijke afweging geweest moet zijn. Voor iedereen, zeker ook voor de tweede kamerfractie. Maar het is een zuivere afweging geweest. Integer, gewetensvol. Met het hoofd opgeheven. En de rug recht.
Jolande, Respect!

Afghanistan

Leiders Afghaanse politie

Ik hoef niet zo heel veel te zeggen over Afghanistan. Alles wat er over de voorgestelde missie in Kunduz en de stellingname van GroenLinks is te zeggen, heet de afgelopen dagen op enigerlei wijze de revue al wel gepasseerd. Soms zinvolle analyses van voor- en tegenstanders, soms een diarree van halve verwensingen.

Mijn reden om lid te worden van GroenLinks was destijds primair ingegeven vanuit een enorme bezorgdheid om het milieu en het weigeren te accepteren dat de welvaart en de macht in de wereld fundamenteel onrechtvaardig is verdeeld. De wereld is een global village en wat er in Cairo, New York of Kandahar gebeurt is, zeker voor de westerse mens, net zo dichtbij als de gebeurtenissen twee dorpen verderop. Nederland heeft een internationale verantwoordelijkheid, voor vrede, voor veiligheid, voor vrijheid. Ook in Afghanistan.

Voor de helderheid: ik was één van de eerste, die op zaterdag 20 oktober 2001, met slechts een kleine duizend anderen, demonstreerde tegen de nieuwe oorlog in Afghanistan. Het was de verkeerde oorlog, met de verkeerde middelen, om de verkeerde reden. Het doel was niet om decennialang voortdurende onderdrukking te beëindigen, doel was het oppakken van een misdadige organisatie in een ongeorganiseerd land. Voor de duidelijkheid: Bin Laden loopt nog steeds ergens rond.

Gelukkig heeft die nieuwe oorlog er wel toe geleid dat de Taliban als regering is verdreven. En dat de situatie voor miljoenen Afghaanse vrouwen en meisjes mondjesmaat verbeterd is. Tegelijk is het volkomen helder dat de situatie in Afghanistan nog lang niet zo stabiel is dat het land zonder internationale bemoeienis verder kan, dan zou het land immers binnen de kortste keren afglijden naar een nieuwe dictatuur van radicaal islamitische oppressie of, wellicht nog erger, een permanente oorlogssituatie. Niet de omgeving die je 33 miljoen Afghanen toewenst. Niets doen is geen optie.

De internationale gemeenschap heeft een verantwoordelijkheid, en Nederland dus ook. Bijvoorbeeld met de opleiding van politiepersoneel. Dat, want zo is de situatie, af en toe inderdaad in bijna para-militaire acties verzeild zal raken. Kunduz is nu eenmaal geen Delfzijl. En de Tweede Kamerfractie heeft een juiste keuze gemaakt. Een juiste keuze door, in tegenstelling tot PvdA en de SP, niet categorisch elke politiemissie op voorhand af te wijzen. Een juiste keuze door duidelijk te maken aan welke voorwaarden een missie moet voldoen, wil deze de steun van GroenLinks krijgen. En een juiste keuze door open te staan voor toezeggingen van het kabinet en een eigenstandige afweging te maken. Een afweging die niet werd beïnvloed door eendimensionale dogma’s, publieke druk of electorale belangen. Daar is de dagelijkse situatie van miljoenen Afghanen te belangrijk voor.

Ik benijd de Tweede Kamerleden van GroenLinks niet, die de afgelopen dagen en weken moeilijke afwegingen hebben moeten maken en door sommigen uit de achterban tamelijk aanmatigend of zelfs onheus werden bejegend. Aan mijn collega partijleden heb ik slechts één overweging. Ons verkiezingsprogramma leest:

„Nederland laat Afghanistan niet in de steek. De opbouw van een democratische, veilige rechtsstaat heeft er prioriteit. Dat vereist grotere inspanningen voor corruptiebestrijding, versterking van bestuur, rechtspraak, civiele organisaties en de positie van vrouwen, alsmede onderhandelingen met gematigde Taliban. Nederland draagt meer politietrainers bij aan de EU-opleidingsmissie. Ons land steunt geen offensieve militaire operaties.” Aan een ieder die overweegt op het congres, komende zaterdag, een motie van afkeuring of wantrouwen in te dienen of te steunen: wat is nu precies het grote verschil tussen programmapunt 27 uit het verkiezingsprogramma van GroenLinks en de missie die nu op stapel staat en is dat verschil zo groot dat dit de kloof rechtvaardigt tussen een vorig jaar vrijwel unaniem aangenomen verkiezingsprogramma en een nu dreigende motie van afkeuring?

En toen was ze weg

Femke Halsema

Een vrijdagmiddag, een persconferentie. Jolande Sap links naast Femke Halsema. Geen tranen, wel applaus. Femke kondigde per onmiddellijke ingang haar vertrek aan als fractieleider van GroenLinks.

Ik ben haar schatplichtig. Dat zijn we allemaal. Zij heeft afgerekend met oud-linkse maakbaarheidsgedachten, met socialistische dogma’s, met oude vormen en oude gedachten die al lang geen antwoord meer waren op de complexe, actuele vraagstukken van de moderne, geïndividualiseerde maatschappij.

Ik kan me een vrijdagavond in november 2004 herinneren waarop we, een aantal GroenLinks-jongeren, deze nieuwe links-liberale kijk op de wereld bezegelden met een paar flessen wijn en de wens onze positie te markeren op het GroenLinks-forum dat de volgende dag zou plaatsvinden. En dus pakten we de melodie van de Internationale en herschreven de tekst, zoals zo velen dat eerder, in de jaren zeventig, tachtig en negentig gedaan hadden.

Hoe toepasselijk was de eerste regel ‘Ontluikt, vrijzinnigen der Aarde’, welk een sneer vormde het afsluitende ‘De Links-Liberale Zal morgen heersen op Aard’. Ik kan me herinneren dat een aantal oudere leden mopperend de zaal uitliep toen we het de volgende dag ook daadwerkelijk op het podium van de plenaire zaal ten gehore  brachten. De strijd tussen de rechtschapen socialisten en de liberale groenen moest toen nog beginnen.

Femke verlaat de partij op een moment dat de eenheid is wedergekeerd. Socialisten en Liberalen hebben elkaar gevonden in een nieuwe status-quo die we voor het gemak maar even samenvatten onder de noemer ‘vrijzinnig’. Want dat zijn we, vrolijk en optimistisch, progressief en non-conformistisch. Vrij en zinnig. Dag Femke.

En toen was ze weg

Een vrijdagmiddag, een persconferentie. Jolande Sap links naast Femke Halsema. Geen tranen, wel applaus. Femke kondigde per omniddelijke ingang haar vertrek aan als fractieleider van GroenLinks.

Ik ben haar schatplichtig. Dat zijn we alle-maal. Zij heeft afgerekend met oud-linkse maakbaarheidsgedachten, met socialisti-sche dogma’s, met oude vormen en oude gedachten die al lang geen antwoord meer waren op de complexe, actuele vraagstuk-ken van de moderne, geïndividualiseerde maatschappij.

Ik kan me een vrijdagavond in november 2004 herrinneren waarop we, een aantal GroenLinks-jongeren, deze nieuwe links-liberale kijk op de wereld bezegelden met een paar flessen wijn en de wens onze positie te markeren op het GroenLinks-forum dat de volgende dag zou plaatsvin-den. En dus pakten we de melodie van de Internationale en herschreven de tekst, zo-als zo velen dat eerder, in de jaren zeven-tig, tachtig en negentig gedaan hadden.

Hoe toepasselijk was de eerste regel ‘Ont-luikt, vrijzinnigen der Aarde’, welk een sneer vormde het afsluitende ‘De Links-Liberale Zal morgen heersen op Aard’. Ik kan me herrinneren dat een aantal oudere leden mopperend de zaal uitliep toen we het de volgende dag ook daadwerkelijk op het podium van de plenaire zaal ten gehore  brachten. De strijd tussen de rechtschapen socialisten en de liberale groenen moest toen nog beginnen.

Femke verlaat de partij op een moment dat de eenheid is wedergekeerd. Socialisten en Liberalen hebben elkaar gevonden in een nieuwe status-quo die we voor het gemak maar even samenvatten onder de noemer ‘vrijzinnig’. Want dat zijn we, vrolijk en optimistich, progressief en non-conformis-tich. Vrij en zinnig. Dag Femke.

Campagne – wo 23 sept. 2009

Ik mocht, nee sterker, ik moest in Eindhoven een presentatie geven over de gemeenteraadscampagne.

Leuke bezigheid met ook enthousiaste mensen en goede ideeën. Alleen jammer dat ik daardoor, en door een onverwacht veranderde dienstregeling mijn laatste trein naar Breda miste.

Waardoor er slechts één existentialistische vraag overblijft: betaalt de baas ook de taxi-rekening?