De barman draait enthousiast het ene Nederlandse nummer na het andere. Mooie nummers. Boudewijn de Groot, Jules de Korte. En, vooruit, Armand. Met zijn vijven zitten we aan de bar en zingen enthousiast mee. Het is zondag heel laat in de middag. De kleine wijzer van de wandklok staat op tien.
Het zijn allemaal nummers van ver voor mijn tijd. Maar ergens ook weer niet. Mijn jongste oom had een kast vol cassettebandjes waar ze allemaal op stonden: de liedjes van Boudewijn de Groot, Astrid Nijgh, Klein Orkest, Elly en Rikkert. In mijn herinnering heb ik ze stuk voor stuk gekopieerd. En kapot gedraaid.
Ik hoor de muziek en denk terug aan de tijd dat ik de nummers voor het eerst hoorde. De composities van Boudewijn de Groot, de poëtische teksten van Lenneart Nijgh. Ik was kind en wist niet dat zulk moois bestond. Maar het gevoel van ontdekking is verdwenen. Het heeft plaatsgemaakt voor herkenning. De spanning is weg.
Een gevoel van melancholie vult de ruimte. Maar het deert niet, het maakt niet verdrietig. Ik bestel nog een Hoegaarden en drink op Malle Babbe. Dit is vrolijke melancholie.