De Sabbat en het Recht

Raam in de Schneider-synagoge in Galata, Istanbul

Mijn oog viel op een onschuldig ogend berichtje op pagina 6 van het NRC-Handelsblaadje van gisteren. Het OM gaat in beroep tegen een vonnis waarin een orthodoxe Jood is vrijgesproken van een boete van 60 euro voor het tijdens de Sabbat niet bij zich dragen van een id-bewijs. Het bericht eindigt met een citaat van GroenLinks-Kamerlid Tofik Dibi, die het vonnis „de omgekeerde wereld” noemt. Volgens Dibi wordt ‘religie begrensd door de wet’ en niet andersom. Met die uitspraak begaat hij een dubbele denkfout.

Het vonnis van de Haagse kantonrechter dateert eigenlijk al van een week geleden, maar is door de carnavalsdrukte aan mijn aandacht ontsnapt. Wat is er nu precies aan de hand? Op een bewuste vrijdagavond is na zonsopgang een orthodoxe man gevraagd zijn id-bewijs te tonen. De man kon dit niet, aangezien de orthodox-joodse leefregels voorschrijven dat het tijdens de Sabbat niet is toegestaan iets anders bij je te dragen dan de kleding die je aan hebt. Dit voorschrift komt uit het eerste van twaalf tractaten van de Seder Mo’eed, waarin staat voorgeschreven hoe men zich dient te gedragen op bijzondere dagen in het jaar. In dit eerste tractaat, Sjabbat geheten, staat als laatste van de 39 verboden dat het een Jood niet is toegestaan voorwerpen van het private domein naar het publieke domein te dragen, of andersom.

De Joodse man heeft de politie vervolgens toestemming gegeven thuis zijn rijbewijs op te halen en daarmee zijn identiteit vast te stellen. Desondanks kreeg hij later een boete van 60 euro voor het overtreden van de wet op de identificatieplicht. De man tekende daartegen bezwaar aan en uiteindelijk kwam de zaak voor de Haagse kantonrechter. Die oordeelde dat de Joodse man de politie in de gelegenheid had gesteld zijn identiteit gemakkelijk en binnen een uur te controleren en sprak hem vrij van verdere vervolging. Het gevolg: ophef in de Kamer, een OM dat in hoger beroep gaat en onder meer deze reactie van Tofik Dibi: „Het lijkt de omgekeerde wereld. Elke religie is begrensd door de wet en de wet wordt niet begrensd door religieuze overtuigingen”.

Die uitspraak is maar ten dele waar. Allereerst garandeert Artikel 6a van onze grondwet iedereen het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden. Daar voegt datzelfde artikel wel aan toe dat dit recht geldt behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Bij een brede wetsinterpretatie kun je stellen dat hiermee bedoeld wordt dat het een ieder vrij staat een godsdienst te belijden zolang hiermee de rechtsorde maar niet in gevaar gebracht wordt. De Haagse kantonrechter meent dat aan die verantwoordelijkheid, het respecteren van de rechtsorde, tegemoet gekomen is, doordat de man de politie binnen een redelijke termijn in de gelegenheid stelde zijn identiteit te controleren. De rechter: „Van belang hierbij is uiteraard ook dat het wettelijk voorschrift dat de verdachte heeft overtreden slechts een overtreding betreft (dus geen misdrijf) en dat de identiteit van de verdachte op zijn aanwijzing op gemakkelijke wijze binnen een uur kon worden vastgesteld.”

De denkfout die Dibi maakt, is dat het gedrag van mensen, dus ook hun religieuze handelen weliswaar is begrensd door de wet, maar dat deze begrenzing nooit in absolute termen opgelegd mag en kan worden. In het Nederlandse rechtssysteem is de rechter er immers niet alleen om de wetsteksten te interpreteren en toe te passen, maar ook om de omstandigheden van een overtreding mee te wegen. Zou een rechter dit niet doen, kunnen we voortaan net zo goed een computer alle rechterlijke vonnissen laten uitschrijven. Hier is dus geen sprake van een ‘omgekeerde wereld’, maar van twee botsende werkelijkheden waarbij het aan een rechter is om tot een genuanceerd oordeel te komen. Dibi zou dit als geen ander moeten begrijpen, aangezien juist hij, terecht, pleit voor soepele toepassing van de wet als het gaat om bijvoorbeeld, een kinderpardon voor langdurig in Nederland wonende minderjarige asielzoekers. Te meer aangezien bij de behandeling van de wet op de identificatieplicht in de Tweede Kamer het probleem voor orthodoxe Joden al aan de orde is gekomen en door toenmalig Minister Donner is toegezegd dat de politie in de handhaving van de wet wel rekening zou houden met de speciale positie van deze groep („Er zijn wel uitzonderingen. We hebben het gehad over de problematiek van orthodoxe joden op de sabbat. In dat soort situaties kan ik me voorstellen dat je die mogelijkheid nog geeft bij de handhaving”).

De tweede fout van Dibi is wellicht nog veel belangrijker. Met zijn reactie scheert Dibi namelijk langs, en stapt hij wellicht zelfs over de voor de democratie zo belangrijke scheidingsgrens tussen de machten. Het is, of was in ieder geval lange tijd, usance om als volksvertegenwoordiger geen commentaar te leveren op uitgesproken vonnissen. Dit goed gebruik is in een toenemend gepolariseerd klimaat bij velen weliswaar niet meer erg in de mode, maar van een GroenLinks-politicus verwacht ik beter.

Dibi zou nog kunnen beargumenteren dat zijn commentaar niet was gericht op het vonnis, maar op een kennelijk niet voldoende dwingend omschreven tekst in de wet op de identificatieplicht. Hoewel dit argument op basis van de wetsteksten moeilijk hard te maken is, zou Dibi, mocht dat het geval zijn, dus pleiten voor een strenger omschreven id-plicht. Ook dat is ongeloofwaardig, aangezien GroenLinks bij uitstek de partij is die juist grote moeite heeft gehad met de invoering van deze wet.

Overigens was het niet alleen Dibi die in zijn commentaar op dit vonnis een in mijn ogen dubieuze positie innam. Een Kamermeerderheid van VVD, PvdA, PVV, D66 en GroenLinks heeft opheldering gevraagd aan de minister. Met de tweet van D66-Kamerlid Boris van der Ham als voorlopig dieptepunt: „God boven de wet? Nee. Godsdienst is niets meer dan een van de vele meningen, en is begrensd door zelfde overheidswetten.”

In het huidige politieke klimaat lijkt de seculiere meerderheid een religie gelijk te stellen aan een mening. Terwijl religie gelijk gesteld dient te worden aan een levensovertuiging die verder gaat dan een persoonlijke opinie. Het gaat immers ook om een aangenomen set gedragsregels die in dit geval hun oorsprong vinden in een dieperliggend godsgeloof. De samenleving, en daarmee de wet, dient rekening te houden met en ruimte te bieden aan mensen met een levensopvatting deze na te leven. Daar gaat artikel 6 in de grondwet ook over. Daarmee hoeft aanhangers van religie niet méér rechten of méér vrijheden te worden toegekend dan anderen. Maar erkenning van de benodigde ruimte te kunnen leven volgens de eigen regels, zonder dat daarmee de rechtsorde wordt aangetast, zou niet te veel gevraagd mogen zijn. Zeker niet voor een land waarin de vrijheid van godsdienst zo’n beetje is uitgevonden.

Homo’s in het nieuws

Bijbel

Hoorde ik vanochtend eerst op het nieuws dat de parttime Opperrabijn van Amsterdam, ene heer Ralbag, in de Verenigde Staten een petitie heeft ondertekend waarin staat dat joodse homoseksuelen in therapie moeten omdat een homoseksuele levensstijl niet aansluit bij de Torah. En vervolgens dat homoseksuelen die zich bij de christelijke organisatie Different laten behandelen, dit van hun ziektekostenverzekeraar vergoed krijgen. Verontwaardiging alom.

Op zich ben ik niet eens zo geschokt door de mening van de heer Ralbag. Hij vindt de homoseksuele praxis zondig en niet passen bij een joodse levensstijl. Dat mag hij vinden, al zal hij in de als liberaal te boek staande joods-Amsterdamse gemeenschap waarschijnlijk maar op beperkte instemming kunnen rekenen. Theologisch gezien zou zijn stelling zelfs nog gematigd genoemd kunnen worden. Het joods-christelijke geschrift Leviticus roept in de strafwetten (Leviticus 20.13) immers niet op tot therapie, maar tot het doden van hen ‘die het bed met een man delen als met een vrouw’. Maar laat ik me niet verleiden tot tekstexegese en me beperken tot de constatering dat deze valt binnen het domein van de godsdienstvrijheid.

Wat ik wel erg vind, is dat het statement van Ralbag tot extra verwarring leidt bij joodse jongeren die homoseksuele gevoelens bij zichzelf ontdekken. Dat is voor veel mensen al ingewikkeld genoeg zonder de ongetwijfeld liefdevol bedoelde adviezen van De Heer Ralbag. Zijn oproep om in therapie te gaan is namelijk vast niet bedoeld om te zorgen dat jonge joodse homo’s in het reine komen met hun geaardheid om er vervolgens een rijk liefdesleven op na te houden. Zijn oproep is een verkapte vorm van zeggen dat er iets grondig mis is met jonge homo’s. Niet bepaald de steun die jonge homo’s die worstelen met hun identiteit op dat moment nodig hebben.

Nog geen uur later meldt het radio-nieuws dat zorgverzekeraars verplicht zijn om een therapie te vergoeden die de christelijke organisatie Different aanbiedt aan homo’s. Op papier is die therapie bedoeld als psychologische begeleiding, niet als promotie voor een celibataire levensstijl (hier worden overigens ook trajecten voor aangeboden, maar die zijn in eerste instantie bedoeld voor partoraal medewerkers). Maar de overkoepelende stichting Tot Heil des Volks houdt er wel degelijk een aantal klassiek christelijke opvattingen op na, getuige de columns van directeur Hans van Rhee. Tot de clientèle van de organisatie Different behoren met name christelijke homoseksuelen die in conflict komen met hun geaardheid in combinatie met hun godgeloof. Is daar iets mis mee?

In beginsel niet, zou je zeggen. Maar laten we wel wezen: de reden dat homoseksuelen in conflict komen met zichzelf, komt voort uit het gebrek aan acceptatie van een homoseksuele levensstijl binnen diezelfde klassiek christelijke omgeving. Dus niet alleen zijn de geloofsgenoten van de Stichting Tot Heil des Volks deels oorzaak van de psychologische problemen die de cliënten ondervinden, ze zijn vanuit hun missie ook niet in staat de cliënten optimaal te helpen. Zij hebben vanuit het eigen geloof ongetwijfeld begrip voor de worsteling, maar hebben zij dat ultimo ook voor de seksuele verlangens van hun cliënten? Dat laatste waag ik ten zeerste te betwijfelen, gezien de visie van de stichting op homoseksualiteit (“verandering van seksuele gebrokenheid”) alsook de inhoud van de lespakketten over homoseksualiteit die dezelfde organisatie aanbiedt.

Het pijnpunt zit ‘m uiteindelijk nog niet eens zo zeer in het bestaan van dergelijke therapieën. Of praatsessies, want dat zijn het vooral. De vraag is of het legitiem is een traject dat verdacht veel lijkt op pastorale hulpverlening, missiewerk dus, te vergoed vanuit een zorgverzekeraar. In een tijd dat pgb’s worden afgeschaft, de thuiszorg onder druk staat, de geestelijke gezondheidszorg wordt beperkt en fysiotherapie aan banden wordt gelegd, lijkt me het antwoord duidelijk. Laat de herder in dit geval maar op eigen kosten voor zijn schaapjes zorgen.

De Gezondverklaarde – do 30 juli 2009

Drie-eenheid
Drie-eenheid

„Homoseksualiteit is geen ziekte”. Dat schrijft de Verenigde Pinkstergemeente in een verklaring.”Laat staan dat het te genezen is.”

Wat me niet helemaal duidelijk is, is of ik nu blij moet zijn met dit vernieuwende inzicht van deze protestantse splinter of dat het om te huilen is. Want hoewel homoseksualiteit vanaf nu geen ziekte meer is, zijn er nog tal van andere ziektes en aandoeningen die ze wel met handoplegging en gebed menen te kunnen verhelpen.

De verklaring van de Pinkstergemeente was uitgegeven nadat er berichten naar buiten kwamen over vermeende homo-healings in het leger. Maar toch wringt de formulering. Want bedoelen ze nu dat er niets te genezen valt in de zin van ‘het helpt toch niet’ of meer in de trant van ‘homo’s hoeven ook niet genezen te worden’? Welke consequentie zou de verklaring van de Pinkstergemeente nu hebben voor de acceptatie van homo’s? Want als homoseksualiteit geen ziekte is en niet kan worden genezen, wordt het dan niet eens tijd om het maar gewoon ‘ns te accepteren? Jezus houdt immers ook van mannen.

Maar wat weet ik nu van het christendom? Het is maar goed dat ze me bij de Pinksterbeweging geen plaatsje in hun hiernamaals gunnen. Ik zou het er waarschijnlijk toch niet naar mijn zin hebben.

Homo Credens – di 23 dec. 2009

Modern kerstverhaal - Cartoon: Lectrr.be
Modern kerstverhaal - Cartoon: Lectrr.be

Maandagochtend had ik een afspraak met een filmcrew van het CDA. De Christen Democraten zijn bezig met een project over ontwikkelingssamenwerking en religie. De film was bedoeld om het thema van verschillende invalshoeken te benaderen.

Ongetwijfeld hadden ze een beetje gehoopt dat ik er als atheïst een rabiaat anti-Paapse of zelfs anti-gelovige instelling op zou nahouden. Dat zou voor de balans van hun film wel goed uitkomen. Helaas moest ik ze teleurstellen. Een jaar of tien geleden was ik nog fel gekant tegen alles dat met de kerk te maken had. Ik ben er, door schade en schande wijs geworden, in de jaren echter wat genuanceerder op geworden.

De rotsvaste overtuiging van veel gelovigen, die deel ik niet. En op onderwerpen waar ik het met gelovigen over eens ben, zullen we er een verschillende motivatie op nahouden. Om maar even kort door de bocht te zijn: een gelovige doet aan naastenliefde omdat het is voorgeschreven, ik heb het ideaal van een betere wereld omdat ik dat vanuit mezelf vindt.

Maar ondanks al die verschillen zie ik genoeg mensen die vanuit eender welke religieuze overtuiging hetzelfde nastreven als ik. En soms met een tomeloze inzet die ik bewonderenswaardig vindt. Zolang de gelovige zijn geloof niet opdringt en – om maar in de ontwikkelingssamenwerking te blijven – geen zendingswerk doet maar humanitaire hulp verleent, welke reden zou een atheïst dan nog kunnen hebben om dat af te wijzen. Kortom: religieuze organisaties dienen zich niet op te stellen als missionarissen, net zoals een ‘seculiere’ hulporganisatie het niet tot doel dient te hebben de mensen van het geloof af te helpen.

Wat ik nooit helemaal begrijp, is dat mensen een god nodig hebben als motief om goed werk te verrichten. Maar dat onbegrip hoeft niet te leiden tot afkeuring of disrespect. Net zoals atheïsten het niet standaard bij het rechte eind hebben. Ik ben ervan overtuigd dat er ook in dat kamp voldoende klootzakken rondlopen waar ik niets mee te maken zou willen hebben. En met die redenering heb ik god niet uitgesloten, maar slechts irrelevant verklaard.

Ik kon het niet laten te eindigen met het verhaal van de barmhartige Samaritaan, dat Jezus vertelde. Een reiziger ligt op de weg van Jeruzalem naar Jericho gewond in de woestijn. Een priester die voorbij komt, loopt met een grote boog om de gewonde man heen en ook Leviet loopt om de man heen. De derde passant, een Samaritaan, gaat echter naar de man toe en zalft zijn wonden. Hij neemt hem mee naar de dichtstbijzijnde herberg en betaald de waard voor ’s mans verzorging. Wie, zo vraagt Jezus, had hier zijn naaste lief?

Een mens wordt niet beoordeeld om de woorden die hij belijdt, maar om de daden die hij doet.

Homo Feriatus – vr 3 okt 2008

snoep

Elk jaar als het weer suikerfeest is, hoor je ergens wel iemand roepen dat het tijd wordt om daar een nationale feestdag van te maken. Desnoods in ruil voor tweede Pinksterdag.

Dat lijkt een sympathiek voorstel. Maar wat mij betreft doen we dat dus niet. Niet omdat ik Pinksteren zo graag in ere wil houden, maar omdat ik denk dat het invoeren van weer nieuwe, op religie gebaseerde feestdagen, onderhand maar eens afgelopen moet zijn.

En als de Islam al een eigen feestdag moet krijgen, kun je andere religies niet achterstellen. Er is volgens mij geen enkele reden om Jom Kipoer of Chanoeka bijvoorbeeld niet tot officiële nationale feestdag te benoemen. Voor een land met een joods-christelijke cultuur hebben we namelijk maar opvallend weinig joodse feestdagen op de nationale kalender staan. En als je daar eenmaal aan gaat beginnen, blijkt al snel dat er niet genoeg Pinksterdagen zijn om in te ruilen.

Wat mij betreft worden, op nieuwjaar en, vooruit dan maar, Koninginnedag na alle officiële nationale feestdagen afgeschaft. Mensen krijgen daarvoor een pakket vrije dagen dat ze naar eigen believen mogen inzetten. Om religieuze minderheden te beschermen krijgen zij het afdwingbare recht om op voor hun sacrale dagen vrij te nemen van hun werk, dat niet door de werkgever in te perken is. Behalve dan voor beroepen als politieagent, brandweerman en ziekenhuispersoneel, waarbij altijd een minimale bezetting zal moeten draaien.

Sommigen zullen zeggen dat daarmee de sociale samenhang onder druk komt te staan. Die denken dat de samenleving behoefte heeft aan collectieve rustmomenten. Die mensen zijn een beetje raar in hun hoofd. De samenleving is geen uniform geheel en het zal de ene helft van de samenleving werkelijk een worst zijn wanneer de andere helft van de samenleving een collectieve vrije dag heeft.

Jammer voor de Islamieten. Ik gun ze hun vrije dag van harte. Zolang ik maar gewoon mag werken. En trouwens, in het kader van de bestrijding van het overgewicht, zouden ze het suikerfeest eigenlijk niet gewoon moeten verbieden?

Homo Intolerans – di 29 juli 2008

Geert Wilders

Het is zeker niet goedkoop bedoeld. En wellicht ook niet helemaal eerlijk. Maar Geert Wilders is in zeker zin niet veel anders dan een salafist, de stroming binnen de Islam die hij het meeste hekelt.

Er ligt bij mij in de hoek van de woonkamer een stapel NRC’s van ruim een meter hoog. Wat heeft dat met Geert Wilders te maken? Nu, vrij weinig. Die stapel ligt er simpelweg omdat ik van mening ben dat ik nog niet alle achtergrondartikelen, opiniepagina’s en wetenschapsbijlagen voldoende heb doorgeplozen. En sinds kort wordt de stapel wekelijks weer een stukje dunner, in plaats van dikker.

Nu las ik zojuist in één van die kranten, die van 2 oktober 2007 welteverstaan, op de wetenschapspagina een interview met Bernard Haykel, hoogleraar Oosterse studies aan Princeton. Daarin licht hij een tipje van de burka op over het Salafisme.

Het Salafisme begon aan haar opmars in de jaren ‘70 als reactie op het failliete arabische socialisme en nationalisme, daarin gesteund door het door olie rijk geworden Saoudische regime. De beweging gaat uit van een absolute interpretatie van Koran en Soenna. Een eeuwenoude traditie van interpretatie en debat onder schriftgeleerden, zoals gebruikelijk onder de rest van de moslims, wordt door hen opzij gezet. Gods rede is niet te begrijpen, je moet haar simpelweg volgen, zo redeneren Safafi.

Salafi houden er een strenge levenswijze op na. Praktijken die onbekend waren aan de eerste generatie moslims, beschouwen zij als onzuiver. Salafi hebben dan ook op zijn best een ambivalente houding tegenover andere moslims en staan ronduit vijandig tegen de rest van het ongelovige gajes. Tot slot besluit Haykel met een verklaring voor de aantrekkingskracht van het meest radicale Salafisme op hedendaagse moslims in Europa en het Midden-Oosten: „Salafi bedienen zich van een gespierd taalgebruik dat indruk maakt en een gevoel van macht geeft. En hun ideologie bevat meer aantrekkelijke kanten: egalitarisme, vasthouden aan het authentieke, ondiepe gezagsstructuren.”

Dan nu de vergelijking met Wilders. Ook hij is wars van interpretatie en relativisme. Ook hij neemt de Koran letterlijk en laat -in zijn veroordeling- geen ruimte voor debat over de mogelijke betekenis van teksten. Maar ook het vrijheidsdenken dat Wilders zegt te omarmen, of zijn interpretatie van de verlichting, is een enge, strak omkaderde ideologie die geen ruimte laat voor verschillen van inzicht. En eigenlijk ook niet voor verschillen in identiteit. De ideologie van Wilders is net zo sectarisch als die van het salafisme.

Ook zijn beweging is een resultaat van teleurstelling in de bestaande ideologiën. Van links moest hij toch al niets hebben, maar ook de conservatief-liberale politiek heeft zijn zijn ogen gefaald. Hij richt zijn eigen beweging op die, bij gebrek aan enige partijstructuur, niet-hiërarchisch en derhalve tamelijk egalitair is. Je hangt zijn denkbeelden aan, of je doet dat niet. In het laatste geval ben je geen zuivere Nederlander maar een verrader of een lafaard, termen die Wilders graag bezigt.

Wilders heeft ook een hang naar het authentieke. Goed, hij is modern en gebruikt moderne technieken zoals internet, maar dat doen Salafisten ook. In zijn afhankelijkheidsverklaring verheerlijkt hij echter duidelijk het beeld van de authentieke Nederlander (of eigenlijk: Hollander), de koopman, de oorlogsheld, de entrepeneur en, god betere, eigenlijk ook de VOC-mentaliteit.

Wilders bedient zich van gespierd taalgebruik dat indruk maakt en een gevoel van macht geeft. Op zijn minst aan diegenen die vatbaar zijn voor dezelfde teleurstelling die Wilders meent tentoon te moeten spreiden over het Nederland van nu.

Tot zover de vergelijking. Want Wilders pleegt geen aanslagen en is geen terrorist. Overigens waren de oorspronkelijke Salafi dat ook niet. De reflexen van Wilders zijn op een aantal kenmerkende punten echter verdacht gelijkend op die van zijn grootste tegenstanders. Op zich zie je dat bij ultra-conservatieve stromingen wel vaker: terugkruipen in de eigen schulp, een wantrouwen tegen andersdenkenden of het creëren van een vijanddenken. Het gedrag van de meest extreemsten onder de salafi zou dan ook een waarschuwing moeten zijn voor de sympathisanten van Wilders. Zijn visie lost niets op, maar zet verhoudingen op scherp en verscherpt tegenstellingen die er voorheen niet of minder waren. En daar komt in welke vorm dan ook ellende van.

Homo Religiosus – za 28 juni 2008

Frans Jackson

Nog even terugkomend op de raadsvergadering van afgelopen donderdag, ga ik het nog even hebben over een interessant incidentje tussen PvdA-raadslid Frans Jackson en mijzelf.

Tijdens de behandeling van het bedelverbod citeerde ik in de tweede termijn een paar regels uit de Wijsheid van Jesus Sirach, een katholiek Bijbelboek. Het ging om hoofdstuk 4, verzen 1 t/m 3: „Mijn kind, ontneem een arme niet wat hij nodig heeft om te leven, kijk niet weg van smekende ogen. Doe een mens die honger lijdt geen pijn, maak iemand in nood niet verbitterd. Maak een verbitterd hart niet radeloos, onthoud een bedelaar je aalmoes niet.”

Dit ging Jackson te ver. Wat hem betreft was hier sprake van onoorbare vermenging van kerk en staat. Ik was dat niet met hem eens. Ik mag in de raad overal uit citeren, en dus ook uit religieuze geschriften, lijkt me. Wat overigens niet wil zeggen dat ik een nieuwe hobby wil maken van het gebruiken van bijbelcitaten.

Homo Detergens – do 5 juni 2008

hoofddoekjes

De hoogste Turkse rechtbank heeft de opheffing, enkele maanden geleden, van het hoofddoekjesverbod op universiteiten weer teruggedraaid. De strijd tussen religieus en seculier Turkije gaat door.

De hoofdoekjeskwestie is in Turkije een gevoelig punt. Misschien wel één van de gevoeligste. Het hoofddoekje staat symbool voor het Turkse secularisme. En die is nogal anders dan de scheiding tussen kerk en staat zoals wij die kennen.

Om een voorbeeld te geven: de Turkse seculiere staat kent een minister van geloofszaken. Iets wat in Nederland ondenkbaar zou zijn. Hier betekent de scheiding tussen kerk en staat immers dat de staat zich verre houdt van de organisatie, inrichting en beleving van religie. In Turkije moet de religie door de overheid worden gereguleerd.

Voor de duidelijkheid, als het gaat om Nederland ben ik voor de vrijheid van religie en dus ook voor de vrijheid om hoofddoekjes, keppeltjes, kruisjes, chadors en weet ik veel wat te dragen. Dat behoort een individuele keuze te zijn: zonder groepsdrang, maar ook zonder overheidsdrang. Slechts in bepaalde functies, die van rechter bijvoorbeeld, is het dragen van religieuse (of politieke) symbolen ongepast. En als ik dat voor Nederland vind, zou ik daar wat Turkije betreft niet anders over moeten denken.

Probleem is: Turkije is geen Nederland, net zoals Duitsland geen Frankrijk is. De strenge vorm van secularisme in Turkije is een regelrecht gevolg van de tijd van het Sultanaat, toen de geestelijk en politiek leider dezelfde persoon was. Nadat het Sultanaat was gevallen, wilde Mustafa Kemal Atatürk een seculiere staat. En met de daaropvolgende islamisering van het Midden-Oosten is dat secularisme altijd broos gebleven. Het hoofddoekjesverbod op universiteiten en in het parlement heeft een hoog symbolische waarde: valt dat bastion, dan is de islamisering van Turkije begonnen.

Maar het hoofddoekjesverbod heeft een tweede symboolwaarde. Als seculier symbool is het verbod een speeltje van de seculiere politieke elite, die op hoge afstand staat van het volk dat voor 90% (al dan niet gematigd) islamitisch is. Het hoofddoekje is dus ook het ding dat de gevestigde orde, de top van het land, scheidt van de rest. Die seculiere elite is al ruim vijf jaar de macht kwijt, sinds dat de islamitische AK-partij (een soort SGP in CDA-kleren) tot twee maal toe een absolute meerderheid in het parlement heeft weten te bewerkstellingen. De seculiere partijen zijn ‘oude politiek’. De AK-partij is moderne politiek.

De AK-partij, die onlangs het hoofddoekjesverbod heeft opgeheven) is niet geïnteresseerd in individuele vrijheid. Ze is geïnteresseerd in meer ruimte voor gelovige, islamitische Turken. Vooralsnog lopen die twee, min of meer toevallig, gelijk op. De AK-partij lijkt dus een partij die burgerrechten hoog in het vaandel heeft staan, maar ik waag dat te betwijfelen. Concrete bewijzen voor die twijfel heb ik niet. Vooralsnog kom ik niet veel verder dan de constatering dat een gevaarlijke partij veel goede dingen weet te bereiken.

Wat vind ik nu van het hooddoekjesverbod. Principieel ben ik van mening dat dat opgeheven dient te worden. De scheiding tussen moskee en staat moet in Turkije anders, minder rigide, worden ingericht. Moskee en staat zijn aparte grootheden. De moskee houdt zich aan de wet, de staat bemoeit zich niet met de moskee en met religieuze uitingen.

Maar het opheffen van het hooddoekjesverbod? Eigenlijk gun ik de AK-partij deze op religieuze gronden ingegeven overwinning niet. Dan trek ik liever nog op met de elitaire seculier dan met de islamist.

Volgens mij heeft Turkije dringend behoefte aan een progessieve linkse en seculiere groene partij.

Homo Disceptans – do 27 mrt. 2008

meningsuiting

Nee, ik ga het er niet over hebben. Ik heb het er nog nooit over gehad, omdat ‘ie niet bestond en nu heb ik het er niet over omdat er al teveel mensen iets over hebben gezegd. En in toenemende mate steeds minder relevant, origineel of anderszins boeiend.

Ik heb hem ook niet gezien, omdat de server overbelast was, en ik hoef hem eigenlijk ook niet te zien. Ik heb de actualiteitenrubrieken overgeslagen en de helft van de krant. De discussie kan best een dagje zonder mij. Ik haal mijn schouders op en denk met een gerust hart: „zo dat hebben we ook weer gehad, tijd voor een biertje”.

Homo Actus – vr 21 mrt. 2008

Jesus Christ Superstar in MeZZ (foto: Kees van Dongen)

Presentator Sjakie Hendriks had voor de gelegenheid een Elvis-pak aan. „Goede vrijdag”, begroette hij het publiek. „Ik ben The King. The King of the Jews”. De karaoke-versie van de musical Jesus Christ Superstar kon toen eigenlijk al niet meer kapot.

In een uitverkochte MeZZ zaten zo’n 600 man, op aandringen van de organisatie allemaal in wit gekleed. Eén voor één werden de liedjes van de musical afgewerkt, door fantastische zangers en zangeressen als Marion van der List, Sander Volders, Deborah Jacobs, Heidi van de Veeken, Dorus Lamet, Martin Peulen en Richard Remmerswaal . Het publiek zong de op de muren geprojecteerde teksten uit volle borst mee.

Ergens tegen het einde van de voorstelling, zo ergens na elven, was ik aan de beurt. Strontnerveus en in de aanloop al minstens 36 keer naar het toilet geweest, klom ik op het podium. Tijl Uilespiegel van de Bredase politiek? Eigenlijk wel hè, als je dit soort dingen doet.