Het is zaterdag eind van de ochtend als ik uit het bed klauter. Alles doet zeer. Elke stap die ik verzet kost energie. Eén onbehoedzame beweging en een pijnscheut trekt door mijn hele lijf. Elk spiertje, maar dan ook elk spiertje, trekt aandacht. En hoe later het werd, hoe erger.
Het was geen kater, waar op zich, gezien de overmatige alcoholconsumptie van de avond ervoor, alle reden voor was, maar het rugby-toernooi van de vorige middag. Ik wist helemaal niet dat je op rugby zat”, zul je denken. Dat klopt ook, en wellicht was het beter geweest als ik me niet had laten overhalen mee te doen aan een amateur-toernooi.
Joost, één van de leden van de Jongerenfractie van Dwars, de groenlinkse jongerenorganisatie, zit wel op rugby. En aangezien zijn club jaarlijks een toernooi voor amateurs organiseert, kwam hij op het idee om met een team van Dwars aan dit toernooi mee te doen. En aangezien ik ooit had beloofd dat ik best mee wilde doen als hij zonder mij niet aan genoeg mensen kon komen en dat laatste inderdaad het geval bleek te zijn, mocht ik vrijdagmiddag met de geleende voetbalschoenen van mijn broer en een nieuw gekochte sportbroek op de velden van het Eindhovense studentenrugbyteam ‘The Elephants’ verschijnen.
Er zijn, zo heb ik ontdekt, twee manieren om rugby te spelen. De eerste is op snelheid en wendbaarheid en vereist een behoorlijke conditie, iets wat ik niet heb. De tweede manier is simpelweg: de beuk erin. Maar ook een portie gezond beukvermogen zit er bij mij, met m’n schamele 69 kilo, niet in. Derhalve wilde het tackelen niet zo goed lukken. Het getackeld worden, daarentegen, ging des te beter. Volgens mij ben ik een aantal malen op spectaculaire wijze op mijn muil gegaan. Dat het een amateurtoernooi betrof, wilde namelijk, zo bleek, niet zeggen dat er geen ervaren rugby-spelers mee mochten doen. Slechts twee per team weliswaar, maar genoeg om je er een paar keer flink van langs te geven.
Rugby en politiek gaan duidelijk niet samen. Het Dwars-team leed de ene glorieuze nederlaag na de andere en met welgeteld nul gewonnen wedstrijden (en één discutabel gelijkspel) eindigden we op de zesde plaats: onderaan dus. Een ander team dat halverwege was uitgeschakeld, eindigde zelfs nog hoger.
Politiek en drank gaan echter wèl samen. Het tempo in de rugby-kantine, waar het bier standaard werd geserveerd in drie-liter-kannen, konden we beter bijhouden. En ook het stappen in Café de Schoen, waar speciaal voor de Rugbyers het bier voor één euro per vaasje over de bar ging, beviel uitstekend. Het was dan ook al licht voordat we bij Joost op de boerderij aankwamen om daar te pitten. Natuurlijk pas na nog een laatst biertje en een bord vers gebakken friet.
Men zegt, de kater komt later. Dat bleek voor het bier niet echt te kloppen. Maar wat het rugbyen betreft heeft de man met de hamer alsnog toegeslagen. Zelden, zo niet nooit, heb ik zoveel last van spierpijn gehad. Niet alleen het fietsen en lopen, zelfs het typen gaat niet geheel zonder pijn.