De middenstand van de Veemarktstraat vonden het nodig om hun winkelstraat ‘ns extra onder de aandacht te brengen. En creatief als middenstanders zijn, hingen ze maar een banier op.
Tot zover niets aan de hand. Een banier heeft echter ook een leus nodig. En dus kwam het ingehuurde reclamebureau, of misschien wel gewoon de voorzitter van de betreffende winkeliersvereniging, met de volgende slogan op de proppen: ‘de Winkelste Straat van Breda’.
Wat bedoelen ze daar in vredesnaam mee? De straat met de meeste winkels? Met de meeste omzet? Of de straat met het meest gevariëerde aanbod? Neen, neen, driewerf neen. De Ginnekenstraat heeft meer winkels, de Haagdijk is gevarieerder en de Karrestraat draait meer omzet. Maar het was eigenlijk uitsluitend het anti-woord ‘winkelste’ dat bij mij ergernis opwekte.
Ik ben een lankmoedig mens, maar zo’n slappe slogan kan echt niet. Winkel is geen bijvoeglijk naamwoord. Net zoals winkelste slechts de overtreffende trap van taalvernieling is. Ik denk er dan ook sterk aan om de winkeliers van de Veemarktstraat voortaan te benoemen als kleine bijvoeglijken.
Natuurlijk snap ik dat iemand hier dacht leuk te zijn. Maar het is een mislukte poging. Waarmee in ieder geval één ding glashelder is geworden. De Veemarktstraat is zeker niet de sloganste straat van Breda.