‘Waarom sturen mensen eigenlijk nooit meer een brief?’, vroeg hij zich af. Via twitter. Ik vond het eigenlijk wel een intrigerende vraag. Want een brief is in essentie natuurlijk een gruwelijk mooi medium.
Rationeel gezien kon ik de antwoorden allemaal wel verzinnen. Brieven zijn traag. Ze doen er een dag over om aan te komen, nog eens een halve dag om gevonden en gelezen te worden en God weet hoe lang voor je er een antwoord op krijgt. We zijn te ongeduldig geworden voor brieven. Tegenwoordig moet alles meteen,. Directe bevrediging, dat willen mensen.
Ik ben dol op internet. Geen spontaan opgekomen vraag waarop Google en Wikipedia via een smartphone niet du moment een antwoord op kunnen leveren. De verwondering over vraagstelling heeft plaats gemaakt voor verwondering over de technologische capaciteit hierop direct een antwoord te produceren.
Wat we gaande op onze reis langs steeds verdergaande digitalisering een beetje zijn krijtgeraakt is ons geduld. Niet alleen het geduld om te wachten op een reactie. Nee, vooral ons geduld om een mooie brief op te stellen. Om na te denken over elke zin die je opschrijft. Om nog eens na te lezen, voordat je op enter drukt. De enter-toets is de postzegel van weleer.
Ergens heb ik nog een doos liggen met brieven. Brieven die ik ontving. Ik vraag me af of de afzender al mijn brievenb ook nog ergens heeft liggen. Penvrienden, mensen aan de andere kant van het land of de wereld, waarmee je brieven uitwisselt. Ik vraag me af of ze nog bestaan, mensen die elkaar om de pak ‘m beet drie weken een brief sturen. Ik vraag me af of ze nog aangevuld worden met vers materiaal, die schoenendozen met brieven.
Ik deed er opgeteld misschien wel vier uur over, maar ik heb het gedaan. Voor het eerst sinds jaren heb ik weer een echte brief gestuurd. Handgeschreven. Met vulpen. Het is een lesje nederigheid. Een les in geduld. Al dagen kijk ik elke ochtend op de mat om te kijken of er al een antwoord binnen is. De spanning is welhaast ondraaglijk.