„Bierkade”, riep de bestuurder van de rammelende Haagse tram door de luidsprekerinstallatie van lijn 15. De wielen piepten en kraakten over de rails, de passagiers deinden ritmisch mee.
„Spui, Stadhuis”, riep bestuurder bij de volgende halte. Ik snapte er niets van. Waar was het bandje van de omroepster gebleven dat al jaren aan een stuk op rustgevende toon de namen van de Haagse tramhaltes opnoemde? Mensen stapten uit en in, de deuren ploften dicht. Maar geen omroepster.
„Centrum”, riep de bestuurder, nog wat onwennig met zijn nieuwe taak. „Centrum”, herhaalde enkele tellen later plotseling de vertrouwde stem van de Haagse tramomroepster. Voor de laatste keer pakte de bestuurder zijn microfoon.
„Hè, gelukkig. Ze doet het weer.”