De SP had een avond georganiseerd waarin ‘De Linkse Kerk’ (een geuzennaam die we hebben gekregen van rechts) in discussie ging over een aantal actuele stellingen. Ik mocht, samen met vertegenwoordigers van SP, PvdA en Internationale Socialisten achter de forumtafel plaatsnemen. Eén en ander werd in goede banen geleid door journalist en vaak gevraagd gespreksleider Willem Reijn. Laat ik mijn visie op de drie stellingen van die avond hieronder maar kort weergeven.
Het vrije woord is het hoogste goed in onze maatschappij en moet beschermd worden. Desnoods kunnen daar andere grondrechten vopor opzij gezet worden.
Grondrechten kun je wat mij betreft niet met elkaar in competitie brengen. Maar de vrijheid van meningsuiting is wel degelijk een groot goed. Ik heb een vrij radicale opvatting over die vrijheid. Wat mij betreft mag namelijk alles gezegd worden, met twee uitzonderingen. De eerste uitzondering is het oproepen tot geweld. De tweede uitzondering is laster. Met dat laatste bedoel ik het verspreiden van leugens en onwaarheden over een individueel persoon, waarmee deze in een kwaad daglicht gezet wordt. Met nadruk zeg ik daarbij ‘individueel persoon’. Anders zou je zo’n beetje elke generaliserende mening over groepen ook kunnen bestraffen en dat maakt elk debat onmogelijk. De opmerking ‘alle gereformeerden zijn leugenaars’, die ik voor het gemak even jat van Fortuyn, is waarschijnlijk een onwaarheid. Die opmerking kan wat mij betreft echter best door de beugel.
Belediging en godslastering mag wat mij betreft geen beperking zijn van het vrije woord. Als je god met een ezel wil vergelijken (Van het Reve), Mohammed een pedofiel vindt (Hirsi Ali) of Jezus een hoerenloper (Magdalena), is dat misschien niet netjes, maar heb je daar wat mij betreft het volste recht toe. En indien belediging een beperking zou zijn, sta je voor het probleem dat de ontvanger van de boodschap bepaalt wat je wel en niet mag zeggen. De ene ontvanger is immers sneller beledigd dan de andere ontvanger. De grens van de vrijheid van meningsuiting wordt dan wel erg vaag en subjectief. Als voorbeeld: mij mogen ze best een vieze flikker noemen (je krijgt wellicht een middelvinger terug, maar dat ter zijde). Een ander is misschien wel veel sneller beledigd.
Links heeft het integratievraagstuk op zijn beloop gelaten en is daarmee schuldig aan de nu ontstane problemen.
Ja. ‘links’ is schuldig, maar niet als enige. Rechts is minstens even schuldig. Al is het maar omdat ze sinds de jaren ’70 vaker in de regering heeft gezeten. We hebben onvoldoende gevochten voor de emancipatie van allochtonen, we hebben niet hard genoeg geknokt tegen discriminatie, bijvoorbeeld in de horeca. We hebben het niet voorelkaar gekregen om gedifferentiëerde wijken aan te leggen waar arm en rijk, allochtoon en autochtoon samenleven, we hebben het niet voor elkaar gekregen dat de wachtlijsten voor de taalschool werden weggewerkt, waardoor allochtonen niet snel de Nederlandse taal konden leren en we hebben onvoldoende werk gemaakt van de inburgering.
‘Links’ is dus ook schuldig aan de ontstane problemen. Maar dat wil niet zeggen dat alles wat ‘rechts’ nu zegt, de oplossing voor alle problemen is. Want ik heb ‘rechts’ nog nooit gehoord over het wegwerken van wachtlijsten bij de taalschool of het tegengaan van horecadiscriminatie. Ook heb ik ze zelden gehoord over gedifferentiëerde woningbouw en emancipatie. Wie de schoen past, trekke hem aan.
Om Nederland te beschermen tegen terrorisme en fundamentalisme zijn harde maatregelen nodig, waarbij de privacy niet altijd voorop staat’
Hoe vaker je roept dat Nederland bedreigt woord door allerlei moslimfundamentalisten die het land gaan terroriseren, hoe meer mensen het gaan geloven. Vooralsnog is het enige incident van moslimterreur de gek die Theo van Gogh heeft neergeknald. En daar zat dus geen enge organisatie achter.
Maar natuurlijk moet de overheid de inwoners van een land beschermen tegen dreigend gevaar. En ik sluit niet uit dat er maatregelen denkbaar zijn die effectief zijn, maar tegelijkertijd een inbreuk zijn voor de privacy. Van al die maatregelen moet je nut en noodzaak tegen elkaar afwegen. Dus 1) zijn de privacybeperkende maatregelen effectief; 2) is de dreiging waartegen de maatregel is bedoeld dusdanig groot dat deze zwaarder weegt dan de mate van inbreuk op de privacy; 3) zijn er geen andere maatregelen denkbaar waarmee de dreiging ook effectief kan worden bestreden maar waarmee minder of geen afbreuk wordt gedaan aan de privacy en 4) leidt de maatregel niet tot een onevenredig grote controle en inmenging van de overheid in de persoonlijke levenssfeer van mensen?.
Bij vrijwel alle totnogtoe voorgestelde maatregelen voor de bestrijding van terrorisme en onveiligheid kan ik de vier bovengenoemde vragen niet eenduidig met ‘ja’ beantwoorden. Wat dus betekent dat ik de huidige privacy-verminderende maatregelen allemaal onwenselijk vind. Simpelweg omdat ze niet effectief, niet proportioneel of niet nodig zijn. Maar ik kan me voorstellen dat er maatregelen denkbaar zijn waarbij je de bovengestelde vragen wèl met ja kunt beantwoorden. In zo’n geval moet je ook realist genoeg zijn om met die maatregelen wel accoord te kunnen gaan.
Meestal heb ik er niet zoveel moeite mee om een klein beetje privacy op te geven. Ik heb immers niets te verbergen. Maar ik bedenk dat er ook wel eens een onderzoek zou kunnen komen naar de oorsprong van de schurftepidemie in Nederland. Laat dus maar. Privacy is heilig!