De zeer vervelend en zeker zo effectief piepende wekker wordt door mij snel verruild voor het geluid van Radio 1. Iets na half zeven haal ik een paar boterhammen uit de diepvries, duik ik onder douche en poets mijn tanden. Als de boterhammen gesmeerd zijn en de krant doorgebladerd is, loop ik de ochtend in, op weg naar het station.
Op het perron staan de forenzen op vrijwel wiskundig afgemeten afstand van elkaar, lezend in hun gratis ochtendkrant-op-tabloidformaat. Enigszins contrasterend met dit beeld loop ik met een drie keer opgevouwen NRC-Handelsblad van de vorige avond onder mij arm naar het begin van het perron. Als ik in de voorste coupé zit, hoef ik in Den Haag minder ver te lopen.
Als de treingoden meezitten , kom ik om kwart voor negen aan op Den Haag centraal. De net voor aankomst gedraaide Brandaris wordt aangestoken bij de uitgang. In gelijke tred loop ik met andere forenzen onder het ministerie van VROM door, angstvallig elk oogcontact vermijdend. De jongen met skateboard haalt ons met driedubbele snelheid in. Als ik de Wijnhaven in de richting van de Koediefstraat overgestoken ben, passeert achter me de tram. Via de Korte Poten loop ik naar het Plein, dat ik schuin oversteek naar de ingang van het Tweede Kamergebouw.
Het dagelijkse ochtendritme. Help, I’m part of the commute!