Een dame stapte de coupé binnen en nam naast mij plaats. Mijn truc altijd achteruit te reizen werkte ditmaal niet.
Mijn neus werd op de vroege ochtend geconfronteerd met een onaangename geur. Niet van de dame in kwestie zelf, maar van haar luchtje. Het was een vies luchtje, dat nog het meeste weg had van lavendel vermengd met witte wijnazijn.
Ik heb zelden last van geurtjes, lichaamseigen of niet, die me kokhalzend de coupé uit willen doen laten rennen. De meeste odeklonjes zijn in het ergste geval nog best om te harden. En ook de lichaamsgeur van de meeste mensen is prima vol te houden, zolang het maar niet uit de billen komt, of van onder de oksels van heel dikke mensen die heel luidruchtig telefoongesprekken voeren in een stiltecoupé.
Maar het luchtje van de dame in kwestie was te erg. Ik vroeg me af waar het vandaan kwam. Zulke bocht kunnen ze zelfs in de Lidl niet met goed fatsoen verkopen. Het was je reinste geurterreur.
Op zoek naar het slechte in de mens, bedacht ik me dat het wellicht een door de dame zelf thuis gemaakt recept betrof, dat met opzet zo ranzig rook. Haar variant van achteruitzitten in de trein: het minste risico dat er iemand naast je gaat zitten.
Ik gunde haar de lol niet, ik liet me niet kennen. Ik ben naast haar blijven zitten. Nou viel dat gelukkig nog alleszins mee. Ze stapte in op Den Haag Holland Spoor. Op Centraal moesten we er allemaal al weer uit.
Misschien heeft ze een lichamelijk probleem. Ieder luchtje gaat een reactie aan met je eigen lichaam.
[sÇ: in dit geval ging mijn lichaam een reactie aan met haar geurtje.]
Ewwwww. Je bent wel erg moedig hoor.
[sÇ: mijn arbeidsethos verlangt van mij dat ik veel doorsta.]