Een koude maandagmorgen. De trein kwam met een kleine tien minuten vertraging binnen op station Breda. In de coupé waar ik binnenstapte zat een jongen te luisteren naar zijn mp3-speler. Het was heerlijk stil. Ik sloeg mijn boek open en maakte me op voor een rustige reis.
Totdat in Dordrecht twee ambtenaren van het ministerie van BZK binnenstapten. Een vriendelijk ogende jongeman en zijn even vriendelijk ogende collega. Twee rustige, bedeesde stemmen verdreven de serene rust. Ze waren bezig met een onderzoek naar geweld op de werkvloer en bespraken de onderzoeksopzet.
Veertig minuten lang moest ik verplicht luisteren naar methodieken, cijferbetrouwbaarheid en beleidsprioriteiten. Vervolgens over agressieve bejegening van ambtenaren van de sociale diensten door cliënten, en vice versa.
Totdat ik mijn kapmes tevoorschijn haalde en een einde maakte aan deze ondraaglijke afleiding van mijn literatuur. In gedachten dan hè. Ik kan mezelf namelijk goed beheersen en, bovenal, had ik geen kapmes bij me.
Maar een onderzoekje naar verbaal geweld van medetreinpassagiers in de richting van mensen die gewoon een boek willen lezen, lijkt me best een interessant onderzoekje voor het komende begrotingsjaar.