Stadsdichter (2) – wo 3 febr. 2005

Ik had het enkele dagen geleden al over VVD-collega Olaf Douwes Dekker, die tot stadsdichter was verkozen (zie weblog vr 28 jan. 2005). Het leverde een klein relletje op, toen dagblad BN/DeStem besloot wat raadsleden van de oppositie te bellen om te vragen wat die vonden van de combinatie raadslid en stadsdichter.

Vandaag stuurde Olaf Douwes Dekker een verklaring rond, waarin hij meldde afstand te doen van zijn stadsdichterschap. Althans, de bijbehorende formele benoeming daartot. Op informele wijze zou hij de komende twee jaar invulling proberen te geven aan die voor Breda zo nieuwe functie. Aangezien ik één van de raadsleden was die in de krant, na een nieuwsgierig telefoontje van journalist Leo Nierse, mijn kritiek op de combinatie van functies had gegeven, vond ik dat Olaf Douwes Dekker een mailtje van mij verdiende.

Beste Olaf,

Allereerst mijn felicitaties met je verkiezing tot stadsdichter. Los van de politieke discussie daarover mag je het als compliment beschouwen dat je dichtwerk zowel kwalitatief als qua toegankelijkheid zo positief is beoordeeld. Toen enkele weken geleden de genomineerden in de krant vermeld werden en zeker toen een week later jij was uitverkozen tot de stadsdichter, heb ik mij afgevraagd in hoeverre het gepast is om die functie te combineren met het raadswerk en je televisiewerk. Vooral de combinatie raadslid/stadsdichter vond ik moeilijk om een oordeel over te vellen. Enerzijds zijn kunst en politiek twee gescheiden disciplines. Anderzijds wachtte de stadsdichter een officiële benoeming door de gemeente en mocht van hem verwacht worden gedichten te schrijven bij belangrijke gebeurtenissen in de stad die ook een politieke lading (kunnen) hebben. Ondanks de bestaande kanttekeningen had ik geen behoefte om er een politieke zaak van te maken. Geen open brieven, verwijten van belangenverstrengeling en wat dies meer zij: daar vond ik de zaak politiek gezien niet gewichtig genoeg voor. Er zijn, dat zul je met me eens zijn, grotere noden in de stad dan de nevenfuncties van de stadsdichter.

Dat ik toch negatief heb geoordeeld in de pers, was dan ook niet ingegeven door eigen initiatief, maar door een wakkere journalist van BN/DeStem die in het kader van de eigen nieuwsgaring bedacht had te polsen hoe er binnen de politiek (en dan met name de oppositie) gedacht werd over jouw stadsdichterschap. Daarbij heb ik mijn mening gegeven, zoals deze in BN/DeStem verwoord werd, ware het niet dat ik er ook de kanttekening bij gemaakt had de zaak niet zelf politiek op de agenda te zetten. Mijn kritische kanttekeningen zijn immers niet van dusdanige aard dat ik er een politieke kwestie van wilde maken. Echter, door de publicaties in BN/DeStem, waarop ik vanuit journalistiek oogpunt overigens niets aan te merken heb, heeft de hele kwestie haar eigen dynamiek gekregen, met de verklaringen van jou en het college als eindpunt.

Want, en laat daar geen enkel misverstand over bestaan, nu je afstand hebt gedaan van de officiële benoeming door het stadsbestuur tot stadsdichter en het daarbij behorende honorarium, is wat mij betreft de kous af. Ik vertrouw erop dat je officieuze dichten net zo mooi zijn als hadden ze geweest wanneer ze door jou als officiëel benoemde stadsdichter waren gedicht. De hele zaak is nu definitief geen politieke meer, de kanttekeningen die er waren, zijn wat mij betreft uitgegumd. Was vorige week het gedicht geopend, inmiddels is de kloof gedicht.

Met hartelijke groet,
Selçuk