De Structuurvisie 2020 is een gemeentelijk document waarin de contouren voor de ruimtelijke ordening voor de komende jaren wordt vastgelegd. In een opiniërende raadsvergadering, een unicum in de Bredase politiek, werd een avond lang slechts over dit document gesproken.
Eigenlijk was de vergadering niet veel meer dan een opgetuigde commissievergadering. Voordeel is wel dat een raadsvergadering letterlijk wordt genotuleerd en ook wordt uitgezonden op de lokale televisie. Tot slot: bij een raadsvergadering is zo’n beetje elk raadslid aanwezig, ook diegenen die zich doorgaans niet met Ruimtelijke Ordening bemoeien.
Over het algemeen is GroenLinks best te spreken over de structuurvisie. Hieronder onze belangrijkste bevindingen, die eerder uitgebreid in de fractie, maar ook met een werkgroep van de leden is besproken.
Eén van de belangrijkste vraagtekens die we stellen is de groei van de Bredase bevolking. Het college stelt telkens dat Breda in 2020 grofweg 185.000 inwoners heeft. Dat getal is hoogst discutabel. Cijfers uit het rapport ‘Structurele Bevolkingsdaling’ van de Universiteit van Maastricht wijzen op een bevolkingsomvang van maximaal 181.000. Dit heeft een aantal consequenties, namelijk voor de behoefte aan uitbreiding van de woningvoorraad en de voorspellingen van de benodigde groei van het aantal arbeidsplaatsen. En dat heeft op zijn beurt weer zijn weerslag op het benodigde aantal bedrijventerreinen.
Dat kan namelijk flink omlaag om drie redenen. Allereerst: de herstructureringsopgave voor al bestaande bedrijventerreinen moet flink omhoog. Als de leegstand hier kan worden verminderd omdat deze terreinen aantrekkelijker worden, is behoefte aan nieuwe terreinen een stuk kleiner. Ten tweede: de groei van het aantal arbeidsplaatsen hoeft niet bovengemiddeld veel groter te zijn dan de bevolkingsgroei. We hebben weliswaar een centrumfunctie, zeker wanneer de HSL-shuttle vanuit Breda naar Antwerpen en Rotterdam zal gaan rijden, maar de arbeidsplaatsen moeten ook enigszins gespreid worden over de hele regio. En ten derde: als Breda zich echt wil concentreren op dienstverlening als een belangrijke economische peiler, zal eerder behoefte zijn aan kantorenlocaties en minder aan algemene bedrijvenlocaties. En leegstaande kantoren hebben we voorlopig voldoende.
De mogelijkheid om op plaatsen flink hoog te bouwen, heeft ook bij ons nog tot heel wat discussies geleid. Wij zijn echter niet dogmatisch tegen hoogbouw en willen ook niet vasthouden aan het onwezenlijke idee dat ‘de kerk het hoogste gebouw van de stad moet blijven’. Al bouwen ze dingen van 250 meter. Nu is dat laatste vooralsnog niet aan de orde, maar 140 meter wordt al wel genoemd. Wij zullen elke vorm van hoogbouw toetsen aan drie dingen: is het stedebouwkundig verantwoord, is de beeldkwaliteit in orde en kunnen de extra verkeersstromen afgewikkeld worden. Voldoen een plan daaraan, dan is het wat ons betreft in orde. Wie pleit voor een compacte stad, zal op plaatsen nu eenmaal de hoogte in moeten.
Een laatste, maar belangrijk kritiekpunt was het groen. De bescherming van het buitengebied is in de structuurvisie redelijk fatsoenlijk beschreven, maar op de plankaarten en uitvoeringskaarten niet terug te vinden. Van onze kant het pleidooi om die groene plannen hetzelfde gewicht te geven als de ‘rode’ plannen in het stuk.
Uiteraard kwam de discussie over het CDA-plan om te gaan bouwen boven de Bredestraat ook terug in de discussie. Daaruit volgde eens te meer dat daar, behalve CDA, SP en Leefbaar, in de Gemeenteraad geen voorstanders voor te vinden zijn.