Mijn moreel zakte, toen er in Dordrecht een mevrouw mijn coupé binnenstapte. Soms wil ik het liefst de hele coupé voor mezelf alleen houden. Ik weet het, erg egoïstisch. Niets menselijks is mij nu eenmaal vreemd.
Het was een wonderbaarlijk gebeuren. De mevrouw droeg een hond bij zich. Het kleine beestje nestelde zich op haar schoot, waar het zich laafde aan allerlei heerlijkheden die de mevrouw in kwestie uit haar handtas toverde. Waaronder handige, meeneembare hondenaccessoires waarvan ik het bestaan voorheen niet dorst te vermoeden.
Zo haalde ze plots een opklapbare drinkbak te voorschijn met aangehechte voorraadfles, welke, mits vooraf van het veiligheidsslot gehaald, bij een simpele knijp een scheutje water in de drinkbak liet stromen. Waar de hond in kwestie dan weer van ging drinken. Je snapt dat ik mijn NRC terzijde schoof om dit tafereel vol opzien te aanschouwen.
Het werd pas echt interessant nadat in Rotterdam opnieuw twee mensen de coupé binnen kwamen lopen, vermoedelijk collegae van elkaar. Zoals wel vaker gebeurt, besloten zij niet tegenover elkaar te gaan zitten, maar naast elkaar, waarmee niet alleen mijn rust, maar ook mijn beenruimte werd ontnomen. Toen de trein ging rijden, begon de man die naast de mevrouw had plaatsgenomen, een gesprek met de hond.
„Wat een lief klein hondje ben jij”, was de onaangenaam doorzichtige openingszin van de conversatie. „Ja”, antwoordde niet de hond, maar haar bazin terug. Ondertussen besloot de man het hondje te betasten. Het hondje snuffelde terug. Het gesprek duurde zo lang als de nog resterende reistijd naar Den Haag. „Dus jij gaat lekker naar het strand vandaag?”, vroeg de man aan de hond. „Nee”, antwoordde de mevrouw namens haar huisdier, „dat zit er vandaag helaas niet in.”
Sommige mensen vinden het wellicht schattig of lief, maar ik verbaasde me over de infantiliteit van het hele schouwspel. Maar ik heb dan ook geen hond. Of een man.
JackRusselltjes rule! Maar ik ben het met je eens dat vreemde mensen niet tegen honden moeten praten. Je mag alleen tegen je eigen hond praten, of tegen een hond die je goed kent. En dan hoeft de baas ook niet zo opgelaten voor de hond terug te praten.
Ik mag over een jaartje ofzo ook een Jack van mijn vriendinnetje. Maar eerst moeten we een nieuw huis, met een kamer met afneembare vloerbedekking. Want ik wil ‘m van kindsbeen af aan. (Huh? Is dat een grammaticaal correcte zin of een zebrapad? Nou ja.) En dan willen kleine hondjes in het begin nog wel eens kleine ongelukjes hebben. En is vloerbedekking niet zo handig.
[sÇ: het zijn net kinderen.]