Het reces nadert het einde en langzaam ontwaakt Den Haag uit een diepe slaap. De collegae druppelen binnen.
Zo ook Peter, jurist, ochtendmens en roker. Slechts zelden is Peter niet als eerste op het werk. Als ik een vroege bui heb, volg ik enkele minuten na hem. Tezamen nemen wij dan een kop koffie en onze eerste sigaret. Gedurende de dag komt Peter dan om het uur bij me met de vraag of ik mee ga roken. Peter rookt meer dan ik.
Niet verwonderlijk dat ik tijdens het reces dan ook een stuk minder gerookt heb dan doorgaans. Peter was vrij en ik merkte dat ik het ook wel met twee of drie sigaretten af kon. Ik miste veeleer onze gesprekken met mooie, donneriaanse volzinnen.
Maar Peter is terug. Met een kop koffie in de hand vraagt hij of ik ga roken. Samen lopen we naar buiten. Terwijl ik mijn shag draai, neemt hij een slok van zijn koffie. Terwijl ik mijn peuk opsteek, snijdt hij een gespreksonderwerp aan. Dit alles zonder Gauloise. Peter is gestopt.