Ik weet niet precies wat er was misgegaan, dinsdagnacht. Maar op de één of andere manier eindigde ik deze avond in de Nachtwacht.
De Nachtwacht is het enige café dat door de week ‘gewoon’ tot vier uur open is. Stampensvol, en met stampende beats. Gelukkig stond de muziek zo hard dat praten niet zoveel zin had. Ik moest immers nog enige stemrust in acht houden.
Dansen was er vanwege de drukte niet echt bij. Roken, bij gebrek aan een officiële rookruimte, ook niet. Gelukkig valt het in die drukte niet zo op wanneer je een sigaret opsteekt. En goed voorbeeld doet goed volgen, dus binnen de kortste keren staken er meerdere mensen een peuk op.
Mijn nederige excuses. Ik blijf nu eenmaal een beetje recalcitrant. Het is de aard van het beestje.
Ik dacht dat dat rookverbod juist voor/door Groenlinksers bedacht was.
[sÇ: gelukkig zijn wij niet de bedenkers. ik moest nog eens mijn lidmaatschap opzeggen anders.]
Jammer dat de kroegbaas een boete riskeert en jij niet.
[sÇ: dat ben ik helemaal met je eens. de kroegbaas is geen politieagent en hoort dat dus ook niet te hoeven spelen.]