Op de agenda van de commissie bestuur stond een rapport over de Bredase drugsscene. Koren op de molen van CDA-raadslid Erkal Uçerler om weer eens alle repressieve maatregelen uit de kast te halen, variërend van een pasjessysteem tot – zijn ultieme droom – sluiting van alle shops.
Al jarenlang gaat het CDA ervan uit dat wanneer de toegang tot coffeeshops wordt ontzegt, de behoefte aan soft-drugs verdwijnt. Telkens komt de fractie daarom met repressieve ideeën, hetzij de sluiting van coffeeshops, hetzij nu weer de invoering van een pasjessysteem. Het blokkeren van de ingang leidt echter in geen enkel geval tot vermindering van soft-drugsgebruik. Nu is het de vraag welk doel het CDA voor ogen heeft. Voert de partij een ideologische oorlog tegen alles wat met drugs te maken heeft, of wil zij de overlast en ongewenste gevolgen van druggebruik zoveel mogelijk beperken? Laat ik uitgaan van het laatste. In dat geval moet Breda vier stappen zetten naar een vrijer drugsklimaat.
1. De Bredase coffeeshops zijn vrij toegankelijk voor iedereen boven de 18
Hoe gek het ook lijkt, er is weinig verband tussen het bestaan van coffeeshops enerzijds en het gebruik van drugs anderzijds. Ik heb zelf een jaar in Engeland gewoond, waar geen shops waren. Het was geen enkele belemmering voor mijn huisgenoot, een student filosofie, om elke dag weer aan voldoende ‘splifs’ te komen. Het enige verschil, hij kocht zijn spul via straathandelaren, die naast hasj en weed ook tal van andere, minder onschuldige drugs op voorraad hadden. De coffeeshops in Breda verkopen uitsluitend softdrugs. De verleiding om van soft-drugs over te stappen naar andere drugs is hier dus minimaal.
Wanneer mensen niet in een coffeeshop terecht kunnen, zoeken ze automatisch naar alternatieven. Dat is ofwel een andere gemeente, ofwel de straathandel. Die illegale handel brengt extra overlast met zich mee en is oncontroleerbaar. Daarnaast beperkt de illegale handel zich niet tot de verkoop van hash en weed. Met hetzelfde gemak kan de klant ook aan xtc, ghb, crack en cocaïne komen. Drugs die de illegale handelaar maar wat graag verkoopt, vanwege de hogere winstmarges en de in sommige gevallen grotere verslavingskans. Een uitermate onwenselijk stukje ‘klantenbinding’. Een pasjessysteem wat voorziet in verkoop aan alleen de eigen bevolking leidt tot een toename van de illegale handel en het ontstaan van drugspanden. Wie dat wenst is niet goed wijs.
2. Breda handhaaft minimaal negen coffeeshops
Hoe kleiner het aantal shops, hoe groter de klantenkring. Daardoor verdwijnt de rust uit de coffeeshops en vindt er een monopolisatie plaats van de ‘achterdeur’. Die criminele achterdeur is een gedrocht dat de Haagse politiek zelf geschapen heeft dankzij het tweeslachtige gedoogbeleid. Soft-drugs mag legaal verkocht worden aan klanten, maar de kweek en toelevering van de voorraad is nog steeds illegaal. Zolang de achterkant niet gelegaliseerd is, moeten machtsconcentraties in het criminele circuit, zoveel mogelijk worden voorkomen.
3. Breda gaat lankmoedig om met kwekers
Elk zakje weed dat verkocht is, is ergens gekweekt. In sommige gevallen gebeurt dat in woonhuizen. Criminele bendes verleiden mensen, vaak in financiële problemen, tot het kweken van weed op zolder. Vaak met ondeugdelijke installaties en illegaal afgetapte stroom. Vanwege de brandgevaarlijke situaties moet hier actief worden opgespoord en vervolgd. Grootslalige thuiskwekers moeten, ongeacht of het hier een koop- of een huurwoning betreft, vervolgd worden op gevaarzetting. Een ander verhaal is het wanneer met professionele organisaties gekweekt wordt op loodsen en schuren in het buitengebied. De installatie is dan relatief veilig. Door lankmoedig om te gaan met controles buiten de woonwijken, wordt de gevaarlijke thuisteelt, met alle overlast die erbij hoort, ontmoedigd.
4. Breda vangt haar drugtoeristen op aan de rand van de stad
Nu Roosendaal en Bergen op Zoom hun shops hebben gesloten, zijn er voor de bewoners in West-Brabant weinig alternatieven meer buiten Breda. Hetzelfde geldt voor de drugtoeristen in België en Frankrijk. Nu zijn er twee soorten drugtoeristen: degene die behalve een coffeeshop ook de stad bezoeken. Voor hen is een bezoek aan de coffeeshop slechts een onderdeel van hun programma. Deze toeristen zijn, net als elke andere toerist, meer dan welkom. De andere groep komt hier alleen maar om hasj of weed in te kopen. Deze toeristen rijden hier naar toe, doen hun inkopen, nemen een blowtje en rijden vervolgens onder invloed terug. Dat bezorgt overlast. En kan daarom het best worden bediend met een coffeeshop buiten het centrum, aan één van de toegangswegen van onze stad. De burgemeester heeft dat onderwerp inmiddels taboe verklaard. Kennelijk neemt hij de toestroom van drugtoeristen die niet meer in België en Frankrijk terecht kunnen op de koop toe.
Het is uiteindelijk Den Haag waar de keuze gemaakt moet worden om soft-drugs te legaliseren. Alleen dan kan er een echt consistent beleid gevoerd worden tegen vermenging van soft- en harddrugs, het tegengaan van overlast en het voorkomen van illegale thuisteelt. Elke andere richting die Den Haag aangeeft, maakt het voor de lokale overheid lastig om grip te houden op de drugscene. Tot het zover is, zal Breda zelf zijn eigen, vrijere drugsklimaat moeten scheppen om de overlast zo goed mogelijk te beteugelen. Een pasjessysteem hoort daar in ieder geval niet bij.