Het was een knappe jongen die me op het feestje helemaal het hof maakte. Donker haar, atletisch lichaam en vooral heel lief. Gewillig liet ik me inpakken.
Het feestje was in een immens groot studentencomplex waar tientallen, misschien wel een kleine honderd mensen woonden. Een soort omgebouwd kantorencomplex moet het geweest zijn, want iedereen had zeeën van ruimte voor zichzelf. De jongen met het donkere haar woonde er ook.
Vreemd was het wel. Doorgaans is het toch vooral mijn taak om mensen achterna te jagen. Maar dit maal kwam er niet eens veel opzienbarend geflirt aan te pas. Het ging bijna vanzelf. Timide, rustig. Wauw.
Toen hij, zonder enige discussie, een tweede matras tegen de zijne schoof, was dat ook als volstrekt vanzelfsprekend. Toen hij zich om me heen vouwde voelde het warm, veilig. Thuis. Romantisch.
Uiteraard was het zo rond die tijd dat de maandagochtend me meende wakker te moeten maken. Als water tussen mijn vingers sijpelde de droom weg. Vreemd, dacht ik, inmiddels volledig wakker, enkele minuten later. Ik zit helemaal niet te wachten op romantiek. Blèh. Wat probeert mijn onderbewuste me hier nu eigenlijk mee te vertellen?