Rare jongens, die Belgen. Peeters: kaas en wijnboer annex colporteur in sokken en ondergoed
Aangezien Florance voorlopig is uitgesteld om gezondheidsredenen (zie web-log za 24 juli 2004) had ik bedacht dat we dan maar moesten lunchen in Parijs. Het is een gek idee dat ik wel vaker heb, even naar Parijs gaan. “You rock my weekend”, was het antwoord van Cb en dus gingen we.
Voorbij Antwerpen werd het zicht door de achterruit al erg belemmerd door een modderachtige substantie tegen de ruit, en voorbij Kortrijk ging ineens het olielampje branden. De motor stond helemaal droog. Gelukkig heb ik altijd olie bij me en al was het nog maar een kwart liter, we kwamen ermee tot de volgende pomp, waar ik er nog een litertje heb bij gegooid.
Het mocht niet baten: nog geen uur en 100 kilometer later ging het lampje opnieuw branden en, na het bijvullen weer honderd kilometer verder gereden te hebben, herhaalde zich het ritueel voor een derde keer. Zo’n 160 kilometer voor Parijs en al te laat voor de lunch (een diner kon natuurlijk nog wel) stonden we voor de moeilijke keuze: door gaan of omkeren. Het is omkeren geworden, mede aangezien ik altijd nog iets meer gehecht ben aan m’n Ford Escort dan aan een croissant in Parijs.
Het werd dus Gent (voor niets 6,80 aan tol betaald). Waar we naar een wandeling door de binnenstad belandden in een aardig restaurantje waar Cb zich heeft gewaagd aan een Gentse Stoverij en ik een Tournedos kreeg voorgesteld met een niet te versmaden roquefort-saus. Na nog een lange stadswandeling (altijd onthouden waar je auto geparkeerd staat maar vooral hoe je er weer geraakt) vervolgden we onze reis terug naar Breda, in de parkeergarage in Gent een vervelende plas olie achterlatend.