Zijn verblijf in Nederland had geen meer treurige aanleiding kunnen hebben. Na een maand werd het tijd om terug te keren naar zijn woonplaats, Santiago de Chile. Op zaterdagavond ontmoetten we elkaar voor wat vermoedelijk de laatste keer in een lange tijd zal zijn. We spraken over andere onderwerpen. En vooral over zijn broer.
Gedurende de avond verplaatsten we ons van Boulevard, naar Bruine Pij, naar Speeltuin. De verhalen reisden met ons mee. Een monument voor het onvermogen om te gaan met het immense verlies.
Het was diep, diep in de nacht. In een overvolle Speeltuin danste een indrukwekkend grote hardrocker met lang blond haar op een grunge-plaat uit de eerste helft van de jaren negentig. Hij volgde de bewegingen van de energieke hardrocker zwijgzaam en met een opmerkelijke precisie. Na enige tijd sloeg hij zijn ogen op en vroeg: „Kun jij je voorstellen dat zo iemand dood gaat?”
Je hebt van die boeken die van kaft tot kaft net iets te weinig bladzijden hebben. En die dan ook nog eens zo lekker weglezen dat het tempo waarin de bladzijden verorberd worden net iets te hoog ligt.
Van die boeken waarvan de laatste hoofdstukken het meest aangrijpend, het meest spannend en het meest onthullend zijn. Boeken waarbij je bij het op één na laatste hoofdstuk het liefst wil terugbladeren naar ergens begin de helft, omdat je niet wilt dat het ophoudt.
Een goede vriend zette afgelopen nacht een punt achter de laatste zin van zijn roman. Ik zou willen dat ik terug kon bladeren.
Omdat zijn medische conditie achteruit ging was het vieren van iets dat lijkt op een verjaardag er niet bepaald van gekomen. Om toch nog iets van een cadeau te geven, had één van zijn vriendinnen bedacht dat het wel leuk zou zijn om hem een weekeindje Sicilië aan te bieden. En dat we dan allemaal mee zouden gaan natuurlijk.
We hadden natuurlijk tal van minder leuke redenen kunnen bedenken voor de reis, maar dat deden we niet. Het was een verjaardagscadeau, en we zouden de boel eens flink op stelten zetten. In plaatselijke klederdracht. Punt uit.
En zo stapten we op de laatste vrijdagmiddag van november op het vliegtuig naar Trapani. Nadat ik eerst uiteraard door het veiligheidspersoneel van Eindhoven Airport was beroofd van mijn lenzenvloeistof en Parucci Funky Styler. Maar hoe het ook zij, een aantal uren later genoten we in een klein restaurantje aan het water van een breed assortiment van anti-pasta en wijn.
En zo kon het gebeuren dat de voorspelde regenbuien uitbleven en de bewolking wegtrok. En dat we wandelend door het Middeleeuwse Erice de akoestische versie van Ayo Technology zongen zonder dat we de tekst kenden. De ‘jarige’ sjokte dapper achter ons aan. Van eetmoment naar eetmoment. Buitenland moet je proeven.
Eind november, met je blote bast op het strand. Of ‘s ochtends op het te mooie dakterras van een te idyllische bed & breakfast. ‘s Nachts op een terras in Palermo waar Sof op een gegeven moment de pianist wegstuurt en zelf een lied begint te spelen. ‘Fine’, van Krezip. Wrang, maar dat kreeg ik pas veel later door. Dit weekeinde was even een andere realiteit.
Toen we maandagavond terugkeerden in Nederland was het koud en lag er ineens overal sneeuw. De winter was ingetreden. Een kille confrontatie met de werkelijkheid. Met weer een werkweek voor de boeg voor de meesten. En voor sommigen de zoveelste in een eindeloze reeks afspraken met een doctor.
Zucht. Ik zit na een campagnedag in de trein, onderweg van Groningen naar Breda en laat de vermoeidheid van me afglijden op de blauwe stoelen van de vernieuwde koploper richting Den Haag.
Ik bedenk me dat er al weer bijna een half jaar voorbij is sinds ik het laatste stukje op mijn weblog typte. Zo’n 160 lege bladzijden die ik nooit van zijn leven meer ga vullen. Er is weer zo veel gebeurd sinds 24 september 2009.
De verkiezingen hebben totnogtoe een zware wissel getrokken. En toen vorige week het kabinet viel, en het besef drong niet eens direct tot me door, betekende dat dat mijn geplande vakantie van April ook niet door zou gaan. En zo hobbel ik van campagne naar campagne.
Het is, op één vrije week in december na, nu al weer dertien maanden geleden dat ik vakantie heb gehad. Uruguay, met Cbi en Perla. Met hen heb ik ook dit jaar de jaarwisseling gevierd. Cbi was in goede doen, ging zelfs de halve avond jammen. Hij hoefde die week even geen kuur. Gelukkig nieuwjaar, wensten we elkaar. Een nieuw decennium.
Verder lijkt zo’n beetje alles in het teken te staan van de campagne. Ik zie de collega-politici vaker dan mijn eigen vrienden, heb de laatste weken vaker debatten dan scharrels en heb door de drukte al meerdere malen een spijkerbroek uit de wasmand moeten trekken omdat zelfs het draaien van een wasje er als gevolg van de strakke planning bij inschiet. En als ik dan een moment voor mezelf heb, zit ik inderdaad liever in de kroeg met wat vrienden, dan turend voor mijn wasmachine.
Afgelopen dinsdag was het verkiezingsdebat van het platform Marokkanen. Het ging over integratie, en of die nu wel of niet van de grond komt. Normaal ben ik daar heel positief over, maar het feit dat het debat gelijk met de olympische tien kilometer schaatsen was gepland, getuigde daar niet van. Toen het debat eenmaal afgerond was kon ik nog net snel genoeg naar huis fietsen om Sven zijn verkeerde wissel te zien maken. Verbijsterd zat ik vastgeketend aan mijn stoel. Zelfs de politicus had er geen woorden voor.
Volgende week is het drie maart. En nog één keer kan de Bredanaar op mij stemmen. En als alle andere lijsttrekkers na de verkiezingen stoppen met bloggen, neem ik me voor het omgekeerde te doen. De campagne is voorbij, ik heb er hopelijk weer wat tijd voor.
Dagelijks? Ik vrees van niet. Die dwangneurose ben ik de afgelopen maanden kwijtgeraakt. Ik kijk door het raam van de treincoupé naar buiten en zie de lichten van het station van Amersfoort. Zelfs die lijken anders te schijnen dan elders. Ik klap mijn scherm dicht. Niets wordt zoals het was.
Ik was ‘s ochtends op het landelijk bureau van GroenLinks in Utrecht voor een vergadering. Een goede gelegenheid om die middag een bezoek te brengen aan de vriend met wie het niet zo goed gaat.
Het was lekker weer. Met een kopje thee zaten we in de tuin. Een dikke week eerder was hij opnieuw aan een chemo-kuur begonnen en vandaag was de eerste dag dat hij zich weer een beetje goed voelde.
Hij twijfelde of hij die avond naar een repetitie zou gaan. Hij was gevraagd mee te spelen op het Amsterdam Reggae Festival, maar wist niet zeker of hij fit genoeg was om te repeteren. Het was een moeilijke keuze: ofwel een mooi optreden in de HMH laten schieten ofwel alle energie verzamelen om een hele avond te repeteren.
We dronken nog een kop thee en ik stak nog een sigaret op. Hij vertelde over de afgelopen jaren en hoe hij toch wel een beetje opzag tegen de nieuwe kuur waar hij aan begonnen was. Dat het niet zo ‘makkelijk’ ging als de eerste drie kuren. En, cynisch, dat hij zich in ieder geval geen zorgen meer maakte over zijn pensioen.
Die avond is hij naar de repetitie gegaan. Het ging geweldig.
Het gaat niet zo goed met de gezondheid van een vriend van me. En slecht nieuws reist snel. Maar helaas nooit zo volledig. En dus had een aantal gemeenschappelijke vrienden gevraagd of ik hen kon inlichten over de situatie.
Niet dat ik alle ins en outs van de situatie kende. Maar in het land der blinden is één oog koning. En dus mocht ik die middag de niet zo vrolijke situatie uit de doeken doen. Heftig.
De nuchtere waarheid is dat het vooruitzicht er niet zo goed uitziet. Maar er is ook altijd hoop. En daar houden we ons dus allemaal aan vast. Soms heeft het leven niet veel meer te bieden dan een dun draadje.
Cbi vierde zijn verjaardag. Ook al was het alles behalve zijn verjaardag. Eigenlijk was het meer dat hij iets meer dan een jaar geleden als een vaatdoek in de Daniël de Hoedkliniek lag om een portie nieuw beenmerg in zijn lijf gemetseld kreeg.
Het feestje in de voormalige pastorie van de Gerardus Majellakerk begon als een eetfeestje, met een tafel vol stampotten en andere, meer exotische door de gasten meegenomen gerechten. Gradueel veranderde het samenzijn in een drankfeestje, met in mijn geval een combinatie van bier, cava en rosé. En toen, dankzij de aanwezigheid van een akoestische gitaar, werd het ook nog een meezingfeestje met kampvuurrepertoire. Ouderwets wellicht, maar wel erg gezellig.
Mijn bijdrage aan het eetfestijn, ik meen me te herinneren dat we zoiets vroeger een Amerikaanse fuif noemden, volgde pas rond een uur of twee. Ik ging ervan uit dat mensen tegen die tijd wel zin hadden in en vegetarische hotdog, uiteraard met mosterd, ketchup en gebakken ui-ringen. Die veronderstelling bleek juist, waarmee het Amerikaanse gehalte nog wat verder omhoog geschroefd werd.
Nu was het geval dat de meeste mensen bij de feestjes van Cbi vroeger tot tegen de ochtend bleven, om vervolgens ergens in een slaapzak te kruipen en de volgende middag gezellig met elkaar een meesterlijk ontbijt te nuttigen. Maar Brabant is tegenwoordig aangesloten op het nachtnet, waardoor veel mensen ergens halverwege de nacht besloten richting station en richting huis te gaan. Slechts vier mensen bleven dit maal overnachten. Een beter argument tegen nachtnet is niet te bedenken.
Pas rond drie uur ‘s middags stak ik in de zolder van de pastorie mijn hoofd uit de slaapzak, wakker geworden door een schroefboormachine. Kennelijk had ik eerder al door het kerkgezang van de ochtendmis en de heavy-metalmuziek van één van de huisgenoten heen geslapen. Pas rond de avondschemering keerde ik, samen met de laatste twee overblijvers, richting station. Lang leve Cbi. Een beter argument voor het invullen van een donorcodicil is niet denkbaar.
Eerst voor de laatste keer dit jaar asperges gaan eten bij ons mam. Halverwege de zaterdagavond afgereisd naar Tilburg. Cbi was verhuisd naar een anti-kraakpand in Tilburg en vierde zijn house-warming.
Het gaat goed met Cbi. Na zijn beenmergtransplantatie zit hij nog steeds aan meer medicijnen dan in een gemiddelde stadsapotheek te vinden en begint zo langzamerhand weer in de buurt van een redelijk gewicht te komen. Hoewel hij nog steeds niet mag drinken, weerhield dat de rest er niet van om redelijk te slempen. Na het bier volgde n vele flessen rosé. Cbi hield het bij tonic.
Cbi was wel zo slim om het niet te laat te maken. Dat gold uiteraard weer eens niet voor mij. Ik behoorde bij de laatsten, die ver na zonsopgang onze slaapplek opzochten. Toen om negen uur ‘s ochtends mijn telefoonwekker ging, ben ik daar dan ook glorieus doorheen geslapen. Wel vond ik mijn mobieltje enkele uren later in één van mijn schoenen, met vervolgens enkele sokken daarin gepropt. De verjaardag van mijn grootmoeder, die zij ‘s ochtends in Terheijden vierde, heb ik dus behoorlijk gemist.
Nadat ik pseudo-wakker was geworden, bleek Cbi al weer super-actief. Hij had de hele woonkamer al opgeruimd en bakte daarna voor iedereen omeletten. Zelf was ik nog zo duf als een planeet. ‘Je moet blij zijn dat je niet mag drinken’, zei ik cynisch tegen Cbi, die me een vriendelijke mep verkocht met een opgerolde krant.
Rond een uur of drie was ik in Breda. Ik had beloofd Joris en Liesbeth te helpen verhuizen. Daar werd opnieuw duidelijk hoe slecht een bachanaal voor je conditie is. Al bij het de trap op tillen van de eerste doos, brak bij mij het koude zweet uit. Het werd een zware dag.
Ik liet Koninginnedag aan me voorbij gaan. Ik had immers een vrije week en had me voorgenomen elke middag op het dakterras te zitten. Tegen de avond reisde ik af naar Jaap in Delft.
Er was veel om over te praten. Bijvoorbeeld dat zijn zus is opgenomen in een kliniek en dat zijn vriendin en zijn moeder een meningsverschil hebben dat nogal uit proporties dreigt te geraken. Of het overlijden van Johan en dat ik vorige week ook nog hoorde dat het er slecht uitziet voor iemand die ik ken via de Bredase politiek.
Gelukkig was er ook nog goed nieuws dat ik hem kon vertellen. Vorige week dinsdag hing Cbi ineens aan de telefoon. Na een maandenlange radiostilte voelde hij zich sinds een week ineens stukken beter. Hij kon zelfs weer gewoon eten en zat zich al dagen vol te proppen met alles wat maar vet en koolhydraten in zich heeft.
Cbi heeft afgelopen december een beenmergtransplantatie gehad die ertoe moest lijden dat zijn non-Hodgkin variant van lymfklierkanker eindelijk ‘ns weg zou zijn. Het probleem van een beenmergtransplantatie is echter dat er enige tijd overheen gaat voordat dat nieuwe afweersysteem uit dat beenmerg begint te werken. Tot die tijd heb je eigenlijk nauwelijks afweer en krijg je dus de ene infectie of ontsteking na de andere. Niet verwonderlijk dat Cbi daarom zwaar aan de Prednison zit. En daar krijg je honger van. En een nogal opgezwollen, hamster-achtig gezicht.
Hij kan het allemaal hebben. Als gevolg van alle behandelingen en kuren weegt hij niet veel meer dan vijftig kilo en daar moeten er minstens tien bij. Dus toen Cbi belde met de vraag wat ik die avond te doen had, veegde ik meteen de agenda schoon om met hem te gaan eten. En nog even in de kroeg te zitten. Ik aan het bier, hij aan de tonic. Er gaan nog een paar maanden overheen voordat hij weer aan de alcohol mag en dan komen ongetwijfeld de flessen absint weer op tafel.
We proostten dus maar op Cbi en zijn voor meer dan 95% kankervrij verklaarde lijf. Dat zijn goede cijfers, zeker voor iemand die zich de afgelopen vijf maanden meer vaatdoek dan mens heeft gevoeld.
De knuffel-collectie van Bart Smit was opvallend roze. En aangezien het een beterschapsknuffel moest worden zonder onbedoelde insinuaties, leek me dat nu niet de juiste kleur. Daarnaast wil je niet dat iemand naast de actuele gezondheidstoestand ook nog continu de herkomst en betekenis van een knuffel aan iedereen moet uitleggen.
Daar bleek, tot mijn grote vreugde, al snel dat het horrorverhaal dat ik afgelopen weekeinde via het via-via circuit had gehoord, niet erg accuraat. Dat komt ongetwijfeld door een begrijpelijk overbezorgde en tevens niet helemaal voor drama ongevoelige kennissenkring, in combinatie met een gebrek aan medische kennis. Dus toen ik het nogal vage verhaal (zijn nieuwe afweersysteem en zijn lichaam zijn het niet met elkaar eens) met behulp van google en wikipedia in een medische diagnose probeerde om te zetten (te extreme craft-vs-host), was mijn conclusie weliswaar medisch waterdicht, maar niet van toepassing op de situatie van mijn vriend in het ziekenhuis.
Goed, hij was, na aanvankelijk ontslagen te zijn een week later weliswaar terug in de Daniël den Hoedkliniek, maar dat had vooral met opspelende blaasproblemen te maken. Wel om chagrijnig van te worden, maar niet zorgelijk. Zij zat dan ook vrolijk in de serre van afdeling B2, waar een andere ziekenbezoeker voor hem enkele riedeltjes op de gitaar speelde. De knuffelleeuw werd met blijdschap ontvangen.
Het blijft klote, een vriend die in een luttele twee jaar tijd drie keer behandeld moet worden voor een lymfklierkanker die maar niet weg wil gaan. Iemand van 25 zou zich met andere, veel futielere zaken moeten bezighouden dan vechten om in leven te blijven. Anderzijds kom ik telkens weer tot de conclusie dat als iemand het karakter, het optimiste en de onverwoestbare vrolijkheid heeft om zich hier doorheen te slaan, hij het wel moet zijn. Desondanks heb je soms iets nodig om op te slaan, als het even wat minder gaat. Of een leeuwenhart, als je het even niet meer ziet zitten. Vandaar de knuffelleeuw. Gevoel voor drama is ook mij niet vreemd.