Eigenlijk was het me maanden geleden al gevraagd. Of ik een maandelijks column wilde schrijven voor een GroenLinks e-zine. Ja hoor, dat wilde ik wel. Eindelijk werd twee weken geleden de eerste column gepubliceerd. En hoewel het inmiddels een beetje mosterd na de maaltijd is – wie kan zich immers de bikini-rel van de ChristenUnie nog herinneren, wil ik ‘m toch niet onthouden aan de niet-GroenLinksers die dit weblog wellicht ook wel eens bezoeken.
Eén ding dat de ChristenUnie de afgelopen maanden in ieder geval bereikt heeft, is dat een bonte coalitie van feministen, liberalen en kapitalisten bij elk nieuw idee van deze partij wijst op de volstrekte achterlijkheid daarvan.
Terwijl je natuurlijk ook zou kunnen zeggen dat de CU inmiddels niet meer tegen euthanasie en abortus is en daarbovenop ook nog eens het homohuwelijk heeft omarmd. Maar dat doen we niet.
Het was dan ook volstrekt voorspelbaar dat, toen de Utrechtse CU-fractievoorzitter Mirjam Bikker ageerde tegen een groot affiche van een dame in gouden bikini, diezelfde wereldlijke coalitie reageerde als de hond van Pavlov. Opnieuw werd de ChristenUnie verweten dat zij vrijheden en verworven rechten wilde afnemen. De vergelijking met het sluieren van vrouwen in Islamitische landen was snel gelegd.
Dat terwijl er heel wat te zeggen is voor het standpunt van Bikker. Het meer dan levensgrote affiche van de dame in de gouden bikini hangt immers op de gevel en dus onderdeel van het straatbeeld. Daarmee is het de facto publieke ruimte. En de publieke ruimte is van iedereen, ook van mensen die niet tegen wil en dank geconfronteerd willen worden met prikkelende afbeeldingen van al dan niet gephotoshopte dames met weinig of niets om het lijf. Hoe openbaar is dit gebied dan nog voor vrome christenen of moslims? Of kinderen?
De vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van kunstuitingen, daar mag niet aan getornd worden. Maar aan de verpornografisering van de openbare ruimte in het kader van ordinaire handelsreclame kan wel degelijk paal en perk gesteld worden.
De publieke ruimte wordt steeds meer in beslag genomen door reclame. Gemeenten door heel het land financieren de aanleg van bushokjes door langdurende contracten met exploitanten van abri’s, muppies en billboards. Die dingen, die in eerste instantie bedoeld zijn om aandacht te trekken, staan ook nog eens bij voorkeur op kruispunten waar verkeersdeelnemers hun aandacht beter op het overige verkeer kunnen richten. Op het station worden steeds meer fietsenrekken ingenomen door reclamefietsen, niet bedoeld om op de rijden, maar alleen bedoel om gezien te worden. En de binnenstad wordt, uiteraard alleen op momenten dat je toch al niet door kunt lopen, bevolkt door studenten met zware sandwichborden of een stapel flyers van de niet zo plaatselijke hamburgergigant.
Het toppunt van de infantilisering van de publieke ruimte maakte ik vandaag mee toen een schuimrubberen zaktelefoon met twee armen en twee benen mij een mobiel abonnement probeerde aan te smeren met een nog goedkopere SMS-bundel. Het werd mij ineens duidelijk. Deze naargeestige ontwikkeling moet worden gekeerd.
Als nieuwe architectuur door een welstandscommissie moet worden beoordeeld, dan kan er ook een toetsingscommissie in het leven geroepen worden voor reclame-uitingen. Een commissie die beoordeelt op goede smaak. Een commissie die er voor zorgt dat de vrijheid van de ondernemer om op de meest ordinaire wijze zijn of haar producten aan te prijzen, niet ten koste gaat van de bewegingsvrijheid en belevingsvrijheid van de normale burger. En als er dan ook meteen iets gedaan kan worden aan medepassagiers die te veel goedkope en onwelriekende parfums over hun lijf heen gieten, of aan mannen met lelijke knokkelknieën die desondanks menen een korte broek aan te mogen doen, dan kan ik nog meer genieten van mijn eigen belevingsvrijheid.
Ondertussen wacht ik ongeduldig op het moment dat de winkel tegenover mij zijn handelswaar gaat aanprijzen middels een affiche met daarop een halfnaakte, enigszins gebronsde, atletische man. Het zou een verrijking van het straatbeeld zijn. Blijmoedig zou ik van de schepping Gods genieten. Daar kan toch niemand tegen zijn. Toch?
Gemeentelijke welstandscommissies beoordelen niet alleen architectuur, maar ook reclameuitingen in de openbare ruimte. Dat doen ze natuurlijk wel aan de hand van vantevoren vastgesteld (reclame-)beleid, waarin bijv. afmetingen van reclameuitingen kunnen worden opgenomen. Dat een zo groot reclamebord in Utrecht mag betekent dus niks anders dan dat ze in Utrecht een belabberd reclamebeleid hebben.
[sÇ: columns vragen zelden om een serieuze reactie. Maar het siert je.]