Het was achteraf niet zo verstandig om na de nieuwjaarsreceptie van GroenLinks nog te blijven hangen. En al helemaal niet om vervolgens ook nog een fles whiskey open te trekken. Ik kon mijn alcoholische escapade voor de KNO-arts dan ook niet verhullen.
Ik had expres een vroege afspraak gemaakt, in de veronderstelling dat de wachtkamer om negen uur nog niet vol zit. Het tegenovergestelde bleek waar. Pas na een kwartier of drie was ik aan de beurt. Ik vertelde hem ver mijn permanente heesheid en dat mijn huisarts niet veel nuttigers kon zeggen dan dat ik moest stoppen met roken. „Ach ja”, antwoordde de KNO-arts nonchalant, „dat kan natuurlijk nooit kwaad”.
De medische stand blijft zich doorontwikkelen, zo ondervond ik. In plaats van een houtje kreeg ik een ijzeren staafje in mijn mond en moest ik niet ‘aaa’ maar ‘iiii’ zeggen. Vervolgens ging de KNO-arts met een glasvezelkabeltje mijn neus in om zo mijn stembanden eens goed te kunnen bekijken. Sowieso al niet een echt fijn gevoel, maar al helemaal niet als je drie uur eerder nog een laatste glas whiskey op hebt.
De dokter had het snel bekeken. De poliep was, als ik de arts mag geloven, dan ook moeilijk te missen. Te vergelijken met Jantje Smit, zei de arts, waarna ik me af begon te vragen of het ding even groot was als de poliep van Jan Smit, of misschien wel Jan Smit zelf.
Over enkele weken ben ik er vanaf.