„Piep piep”, zei de telefoon. Joris sms’te met de vraag of ik thuis was. En of hij even langs kon komen. Beide was het geval.
Nu kwam hij op zich alleen maar even de sleutel brengen, zodat ik de komende weken op hun plantjes kon passen. Maar een biertje gaat er ook altijd wel in, dus Joris bleef nog even hangen.
Een goed gesprek werd het niet. Terwijl Joris vrolijk vertelde over van alles en nog wat, kon ik alleen communiceren in rudimentaire gebarentaal of door op een laptop te tikken.
„Ik ga maar weer eens”, zei Joris. „Ik vindt dit toch een beetje ongemakkelijk.” Zo gaat de buitenwereld dus om met gehandicapten. Maar gelijk had hij wel, ik voelde me ook bepaald niet op zijn comfortabelst.
Ben jij nu zo’n beroemde Wajonger?
[sÇ: over jong gesproken: is er al nieuws?]
Nee hoor. Deze week gaat er sowieso iets gebeuren. Maar ik stel voor dat ik je niet via deze plek op de hoogte breng.