Cola en peuken. Het deed me denken aan de proefwerkweken. Of beter, eigenlijk de schoolonderzoeken die we hadden in het vijfde jaar van de Havo. Het leren ging me vrij makkelijk af, dus zocht ik mijn uitdaging in het helpen van mensen die aanmerkelijk minder goed waren in vakken als economie, wiskunde en natuurkunde.
Het waren leuke en vaak late avonden, die me niet alleen de waardering van enkele docenten opleverde, maar me vooral mateloos populair maakten bij een aantal van de meest populaire klasgenoten die, niet geheel toevallig, ook diegenen waren met de slechtere cijfers. Koen was er eentje van, blonde gast, rookte ongeveer een pakje per dag. Er hing nogal wat vanaf voor hem, en dus behandelden we, gedrogeerd door liters koffie en meerdere pakjes peuken, op mijn slaapkamer de zoveelste formule van Friedman of Keynes.
De planten op mijn kamer hadden het op die avonden meestal het zwaarst te verduren. Bij gebrek aan een asbak – ik weet overigens echt niet waarom ik die niet had – verdwenen de peuken in de potgrond van dan wel de moederplant, dan wel de clivia op mijn kamer. De Clivia heeft het tot op de dag van vandaag overleefd. De moederplant viel een minder gelukkig lot ten deel.
Soms vraag je je af wat er van mensen terecht is gekomen. Of het zin heeft gehad. Ooit had zo’n vraag nog iets romantisch, waarbij je mijmerend boven een doos met vergeelde foto’s fantaseerde over hoe het al die klasgenoten is vergaan. Maar die tijd is voorbij. Binnen drie seconden wist ik dat Koen computerprogrammeur is geworden en waarschijnlijk zo’n vijf minuten fietsen van mij vandaan woont.