De Broodschrijver – za 18 juli 2009

 

ik... vroeger
ik... vroeger

 

Ooit was ik 23. En werkte ik op de kunstredactie van regionaal dagblad BN/DeStem. De wekelijkse kunstbijlage had in dat jaar een vaste rubriek, ‘de kunst van’, waarin een willekeurige redacteur iets kon schrijven wat vaak, maar niet altijd, niets met kunst of cultuur te maken had. En bij gebrek aan welwillenden vroeg mijn chef of ik niet ook eens een poging wilde wagen.

De kunst van… ouder worden

Anderhalf jaar geleden zat ik in mijn quarter-life crisis. De eerste grijze haren rond mijn slapen werden zichtbaar. Het leven was een aaneenschakeling van frustraties en tot overmaat van ramp was ik ook nog eens verliefd. Een onbeantwoorde liefde kun je met name in de herfst niet gebruiken. Het crisisjaar ben ik redelijk ongeschonden doorgekomen, maar de jeugdige onschuld, voor zover daar nog over gesproken kon worden, was definitief weg.

Met trots kan ik mededelen dat ik inmiddels tot het kamp der volwassenen ben toegetreden. Een optimistische levenshouding heeft plaats gemaakt voor cynisme. Het enige dat nog rest van een rebels verleden is mijn lange haar. De enige reden dat ik het niet kort knip is mijn angst voor verandering. Help, ik word conservatief!

Vroeger, en het beangstigt me dat ik dat woord durf te gebruiken, wilde ik nog wel eens wat doen voor een betere wereld. Ten tijde van de Brent Spar-affaire bezette ik met een groep van dertig mensen het Shell-laboratorium te Amsterdam. Een hele dag konden leveranciers het complex niet op. De oliebaron moest plezierboatjes inhuren om het personeel via het IJ op het terrein te krijgen. Het was de enige ingang die we niet konden blokkeren

Maar ook toen had actievoeren al zijn grenzen. Om vijf uur wilden we naar huis Het schoonmaakpersoneel smeekte ons de blokkade nog even vol te houden, zodat ZIJ niet hoefden te poetsen, maar WIJ waren onvermurwbaar.

Het is lastig actievoeren op een lege maag. Tegenwoordig beperkt mijn bijdrage aan een betere wereld zich tot het uitknippen van het plastic doorkijkje van de vensterenveloppen van mijn bankafschriften, opdat het afval zo zorgvuldig mogelijk gescheiden wordt. Daarnaast doe ik nog wat vrijwilligerswerk, waarmee ik ook dit jaar geen lintje heb verdiend.

Mijn schaarse vrije tijd breng ik aan het eind van elke dag door in de kroeg. Met vrienden haal ik herinneringen op uit de tijd dat we aan de toog wilde toekomstplannen smeedden, waarvan er nooit een is gerealiseerd. Met minachting praten we nu over de jeugd van tegenwoordig die, compleet versuft door de commerciële televisie, totaal niet meer maatschappelijk geëngageerd lijkt te zijn. Ondertussen bestellen we nog een rondje en een bitterballengarnituur. Sluitingstijd halen we zelden meer, omdat we er de volgende morgen weer vroeg uit moeten.

Ik ben een onderdeel geworden van het poldermodel dat ik zo verafschuwde. Meningsverschillen worden bedekt met de mantel der liefde. De discussie is doodgeslagen. Me afzetten tegen de maatschappij is er niet meer bij. Alleen wanneer ik mijn rijwiel plaats voor een bordje ‘hier geen fietsen a.u.b.’ ben ik nog recalcitrant. Gelukkig zijn er nog een paar mensen die zich weigeren te conformeren, maar een handjevol acties van boeren en machinisten zal de wereld niet verbeteren.

De echte verandering moet komen van de jongeren. Van de huidige generaties hoeven we niets meer te verwachten. De regenten hebben afgedaan! Kom op jongens, zet die tv uit en klim uit jullie luie stoelen. Ren de straat op en ga die wereld van jullie nu eens verbeteren. Weg met het hedonisme. Weg met de wetten tussen droom en daad. Maak je dromen waar en fuck de realiteit!

Het is lente en ik voel me ineens weer 23. Hoe maak je ook alweer een spandoek?

Selçuk Akinci

BN/DeStem
4 mei 2001

De Broodschrijver – za 4 juli 2009

 

wachthuisvloer op perron 2/3 op Station Breda
wachthuisvloer op perron 2/3 op Station Breda

 

Ooit was ik journalist. Of broodschrijver, zo je wil. Ik zette mijn eerste stappen als redacteur bij het lokale dagblad BN/DeStem. En zo werd acht jaar geleden ook onderstaande column van mij gepubliceerd. Ik moest er aan denken, waarschijnlijk door mijn verzuchting van gisteren.

Het is een drukke tijd voor de scholieren die net de resultaten van het eindexamen hebben gekregen. De sociale agenda staat vol eindexamenfeestjes. Voor het eerst sinds jaren was ik weer bij een dergelijke gelegenheid aanwezig. Bij de voordeur hing een plakkaat met daarop de mededeling dat de buren lief zijn en er dus niet in hun tuin gekotst diende te worden. Binnen stond de muziek, of wat daarvoor door moest gaan, hard genoeg om de buren aan beide zijden ongewild mee te doen laten deinen. Er werden geen concessies gedaan: om twee
uur ging de stereo geen streep zachter. In de In de achtertuin zaten de blowers en op het trapveldje twee straten verderop lag een door vermoeidheid overmande knaap ongegeneerd te pitten.

Toen het buiten weer licht begon te worden, was het slagveld pas goed te overzien. Lege en halflege pijpjes bier ontsierden tuin en woonkamer. Het was onvoorstelbaar hoe snel en veel die kids van zeventien konden drinken. Vijftien kratten hadden de jongeren soldaat gemaakt. Tussen de ravage zat ik stomdronken te mijmeren over mijn eigen eindexamentijd. Ik vrees zelfs dat ik een jongen op het hart heb gedrukt toch vooral te genieten. Het is immers de mooiste tijd van je leven.

Selçuk Akinci

BN/DeStem
21 juni 2001

De Debatleider – wo 10 juni 2009

 

Het Gespuis
Het Gespuis

 

Socrates had mij gevraagd of ik een debat wilde leiden. Weliswaar niet de Socrates, maar een circa 2500 jaar jonger exemplaar van wie de ouders het destijds een goed idee vonden om hun zoon te vernoemen naar de grondlegger van de filosofie.

Waar het aanvankelijk nog de bedoeling was het debat in het Vondelpark te houden, koos de organisatie er omwille van de ruimhartige regenval voor om uit te wijken naar Het Gespuis. Het was jaren geleden dat ik voor het laatst voet in dit voormalig linkse bolwerk, ingeklemd tussen coffeeshops en raamprostituees, had gezet.

Het Gespuis was ooit de thuisbasis voor DWARS, de in die dagen nog behoorlijk anarchistische jongerenorganisatie van GroenLinks. Het was in de tijd dat iedereen bij DWARS nog vegetariër was en ik mijn bammetjes met salami schuldbewust in een stil hoekje naar binnen werkte.

Hoofdhuurder van Het Gespuis was de ANJV, een ooit aan de CPN gelieerde jeugdbeweging die het communisme had overleefd. Naast DWARS woonden in het pand ook afdeling Amsterdam van de Jonge Socialisten, de Migrantenraad en de toen behoorlijk links te noemen Amsterdamse tak van de Jonge Democraten.

Het Gespuis, gelegen aan de Spuistraat 47a1, zit ingeklemd tussen coffeeshops en raamprostituees. Ooit, als jonge puber, belde ik per ongeluk bij het verkeerde adres, 47a aan. Er werd niet open gedaan. De prostituee van weleer zal wel druk geweest zijn met een klant. Of mij te jong gevonden hebben om me met geruststellende woorden naar binnen te loodsen. Gelukkig maar. Mijn tere jongensziel zou voor eeuwig gehavend zijn geweest. Ik kwam niet naar Amsterdam voor seks. Ik kwam naar de hoofdstad om de wereld radikaal te veranderen.

Ik heb dat bewuste weekeinde dat doel helaas niet mogen bereiken.

Homo Recordans – do 16 okt. 2008

foto-ophaalbonnetje

Cola en peuken. Het deed me denken aan de proefwerkweken. Of beter, eigenlijk de schoolonderzoeken die we hadden in het vijfde jaar van de Havo. Het leren ging me vrij makkelijk af, dus zocht ik mijn uitdaging in het helpen van mensen die aanmerkelijk minder goed waren in vakken als economie, wiskunde en natuurkunde.

Het waren leuke en vaak late avonden, die me niet alleen de waardering van enkele docenten opleverde, maar me vooral mateloos populair maakten bij een aantal van de meest populaire klasgenoten die, niet geheel toevallig, ook diegenen waren met de slechtere cijfers. Koen was er eentje van, blonde gast, rookte ongeveer een pakje per dag. Er hing nogal wat vanaf voor hem, en dus behandelden we, gedrogeerd door liters koffie en meerdere pakjes peuken, op mijn slaapkamer de zoveelste formule van Friedman of Keynes.

De planten op mijn kamer hadden het op die avonden meestal het zwaarst te verduren. Bij gebrek aan een asbak – ik weet overigens echt niet waarom ik die niet had – verdwenen de peuken in de potgrond van dan wel de moederplant, dan wel de clivia op mijn kamer. De Clivia heeft het tot op de dag van vandaag overleefd. De moederplant viel een minder gelukkig lot ten deel.

Soms vraag je je af wat er van mensen terecht is gekomen. Of het zin heeft gehad. Ooit had zo’n vraag nog iets romantisch, waarbij je mijmerend boven een doos met vergeelde foto’s fantaseerde over hoe het al die klasgenoten is vergaan. Maar die tijd is voorbij. Binnen drie seconden wist ik dat Koen computerprogrammeur is geworden en waarschijnlijk zo’n vijf minuten fietsen van mij vandaan woont.