De Broodschrijver – za 4 juli 2009

 

wachthuisvloer op perron 2/3 op Station Breda
wachthuisvloer op perron 2/3 op Station Breda

 

Ooit was ik journalist. Of broodschrijver, zo je wil. Ik zette mijn eerste stappen als redacteur bij het lokale dagblad BN/DeStem. En zo werd acht jaar geleden ook onderstaande column van mij gepubliceerd. Ik moest er aan denken, waarschijnlijk door mijn verzuchting van gisteren.

Het is een drukke tijd voor de scholieren die net de resultaten van het eindexamen hebben gekregen. De sociale agenda staat vol eindexamenfeestjes. Voor het eerst sinds jaren was ik weer bij een dergelijke gelegenheid aanwezig. Bij de voordeur hing een plakkaat met daarop de mededeling dat de buren lief zijn en er dus niet in hun tuin gekotst diende te worden. Binnen stond de muziek, of wat daarvoor door moest gaan, hard genoeg om de buren aan beide zijden ongewild mee te doen laten deinen. Er werden geen concessies gedaan: om twee
uur ging de stereo geen streep zachter. In de In de achtertuin zaten de blowers en op het trapveldje twee straten verderop lag een door vermoeidheid overmande knaap ongegeneerd te pitten.

Toen het buiten weer licht begon te worden, was het slagveld pas goed te overzien. Lege en halflege pijpjes bier ontsierden tuin en woonkamer. Het was onvoorstelbaar hoe snel en veel die kids van zeventien konden drinken. Vijftien kratten hadden de jongeren soldaat gemaakt. Tussen de ravage zat ik stomdronken te mijmeren over mijn eigen eindexamentijd. Ik vrees zelfs dat ik een jongen op het hart heb gedrukt toch vooral te genieten. Het is immers de mooiste tijd van je leven.

Selçuk Akinci

BN/DeStem
21 juni 2001

Homo Recordans – do 16 okt. 2008

foto-ophaalbonnetje

Cola en peuken. Het deed me denken aan de proefwerkweken. Of beter, eigenlijk de schoolonderzoeken die we hadden in het vijfde jaar van de Havo. Het leren ging me vrij makkelijk af, dus zocht ik mijn uitdaging in het helpen van mensen die aanmerkelijk minder goed waren in vakken als economie, wiskunde en natuurkunde.

Het waren leuke en vaak late avonden, die me niet alleen de waardering van enkele docenten opleverde, maar me vooral mateloos populair maakten bij een aantal van de meest populaire klasgenoten die, niet geheel toevallig, ook diegenen waren met de slechtere cijfers. Koen was er eentje van, blonde gast, rookte ongeveer een pakje per dag. Er hing nogal wat vanaf voor hem, en dus behandelden we, gedrogeerd door liters koffie en meerdere pakjes peuken, op mijn slaapkamer de zoveelste formule van Friedman of Keynes.

De planten op mijn kamer hadden het op die avonden meestal het zwaarst te verduren. Bij gebrek aan een asbak – ik weet overigens echt niet waarom ik die niet had – verdwenen de peuken in de potgrond van dan wel de moederplant, dan wel de clivia op mijn kamer. De Clivia heeft het tot op de dag van vandaag overleefd. De moederplant viel een minder gelukkig lot ten deel.

Soms vraag je je af wat er van mensen terecht is gekomen. Of het zin heeft gehad. Ooit had zo’n vraag nog iets romantisch, waarbij je mijmerend boven een doos met vergeelde foto’s fantaseerde over hoe het al die klasgenoten is vergaan. Maar die tijd is voorbij. Binnen drie seconden wist ik dat Koen computerprogrammeur is geworden en waarschijnlijk zo’n vijf minuten fietsen van mij vandaan woont.