De hoogste Turkse rechtbank heeft de opheffing, enkele maanden geleden, van het hoofddoekjesverbod op universiteiten weer teruggedraaid. De strijd tussen religieus en seculier Turkije gaat door.
De hoofdoekjeskwestie is in Turkije een gevoelig punt. Misschien wel één van de gevoeligste. Het hoofddoekje staat symbool voor het Turkse secularisme. En die is nogal anders dan de scheiding tussen kerk en staat zoals wij die kennen.
Om een voorbeeld te geven: de Turkse seculiere staat kent een minister van geloofszaken. Iets wat in Nederland ondenkbaar zou zijn. Hier betekent de scheiding tussen kerk en staat immers dat de staat zich verre houdt van de organisatie, inrichting en beleving van religie. In Turkije moet de religie door de overheid worden gereguleerd.
Voor de duidelijkheid, als het gaat om Nederland ben ik voor de vrijheid van religie en dus ook voor de vrijheid om hoofddoekjes, keppeltjes, kruisjes, chadors en weet ik veel wat te dragen. Dat behoort een individuele keuze te zijn: zonder groepsdrang, maar ook zonder overheidsdrang. Slechts in bepaalde functies, die van rechter bijvoorbeeld, is het dragen van religieuse (of politieke) symbolen ongepast. En als ik dat voor Nederland vind, zou ik daar wat Turkije betreft niet anders over moeten denken.
Probleem is: Turkije is geen Nederland, net zoals Duitsland geen Frankrijk is. De strenge vorm van secularisme in Turkije is een regelrecht gevolg van de tijd van het Sultanaat, toen de geestelijk en politiek leider dezelfde persoon was. Nadat het Sultanaat was gevallen, wilde Mustafa Kemal Atatürk een seculiere staat. En met de daaropvolgende islamisering van het Midden-Oosten is dat secularisme altijd broos gebleven. Het hoofddoekjesverbod op universiteiten en in het parlement heeft een hoog symbolische waarde: valt dat bastion, dan is de islamisering van Turkije begonnen.
Maar het hoofddoekjesverbod heeft een tweede symboolwaarde. Als seculier symbool is het verbod een speeltje van de seculiere politieke elite, die op hoge afstand staat van het volk dat voor 90% (al dan niet gematigd) islamitisch is. Het hoofddoekje is dus ook het ding dat de gevestigde orde, de top van het land, scheidt van de rest. Die seculiere elite is al ruim vijf jaar de macht kwijt, sinds dat de islamitische AK-partij (een soort SGP in CDA-kleren) tot twee maal toe een absolute meerderheid in het parlement heeft weten te bewerkstellingen. De seculiere partijen zijn ‘oude politiek’. De AK-partij is moderne politiek.
De AK-partij, die onlangs het hoofddoekjesverbod heeft opgeheven) is niet geïnteresseerd in individuele vrijheid. Ze is geïnteresseerd in meer ruimte voor gelovige, islamitische Turken. Vooralsnog lopen die twee, min of meer toevallig, gelijk op. De AK-partij lijkt dus een partij die burgerrechten hoog in het vaandel heeft staan, maar ik waag dat te betwijfelen. Concrete bewijzen voor die twijfel heb ik niet. Vooralsnog kom ik niet veel verder dan de constatering dat een gevaarlijke partij veel goede dingen weet te bereiken.
Wat vind ik nu van het hooddoekjesverbod. Principieel ben ik van mening dat dat opgeheven dient te worden. De scheiding tussen moskee en staat moet in Turkije anders, minder rigide, worden ingericht. Moskee en staat zijn aparte grootheden. De moskee houdt zich aan de wet, de staat bemoeit zich niet met de moskee en met religieuze uitingen.
Maar het opheffen van het hooddoekjesverbod? Eigenlijk gun ik de AK-partij deze op religieuze gronden ingegeven overwinning niet. Dan trek ik liever nog op met de elitaire seculier dan met de islamist.
Volgens mij heeft Turkije dringend behoefte aan een progessieve linkse en seculiere groene partij.