Homo Fortunatus – vr 20 juni 2008

Portemonnee

Ik had een onverwachte vrije dag. Ik was aanvankelijk van plan om deze vrijdag in Utrecht nog wat te werken. Maar aangezien ik mijn portemonnee de avond ervoor was verloren, kon ik nergens heen.

Nu had dit allemaal heel dramatisch af kunnen lopen. Want los van de vijftig euro contant bevatte de portemonnee ook mijn NS-jaarkaart, twee bankpassen, een creditcard en toegangspassen van diverse gebouwen. De portemonnee in kwestie was echter teruggevonden door de barman, die me na sluitingstijd per SMS verwittigde van het feit dat ik het ding 1) kwijt was en dat het 2) weer was gevonden, nog voordat ik zelf wist dat ik ‘m kwijt was. Daar kwam ik de volgende ochtend bij lezing van de sms immers pas achter.

Aangezien de Boulevard pas om vier uur ‘s middags open gaat, besloot ik zo goed en zo kwaad als het ging thuis maar te werken. Ik moest nog wat voorbereidingen doen voor een actie bij Natuur en Milieu. Om vervolgens ‘s avonds, in dezelfde kroeg waar ik de portemonnee verloren was en ik hem enkele uren eerder had opgehaald, op klein beeldscherm en zonder geluid de wedstrijd tussen Kroatië en Turkije te zien. Waarvan uiteindelijk vooral het laatste kwartier de moeite waard was.

Voor de orde: ik heb niet meegetoeterd.

Homo Fanaticus – ma 16 juni 2008

feestende Turken

In een vrijwel uitgestorven Beyerd volgde ik op zondagavond vanaf een klein schermpje de wedstrijd Tsjechië tegen Turkije. Een vrij saaie wedstrijd, die sommigen al een kwartier voor het einde wilden uitzetten. Dat zou jammer geweest zijn.

In dat laatste kwartier vielen nog drie doelpunten en een rode kaart, waarmee de Turken zich terugwerkten naar een 3-2 voorsprong. Einde Tsjechië.

60 seconden, zei de barman toen de scheidsrechter de wedstrijd had afgefloten. In hij had gelijk. Binnen zestig seconden reden de eerste Turken al toeterend door de stad. Wat dat betreft mag je blij zijn met het integratieproces: in de Turkse dorpen zouden ze ook met geweren in de lucht geschoten hebben.

Toen het vaste groepje personeelsleden van de Griek binnenkwam voor hun wekelijkse potje Biljart en het vriendelijke ‘goedenavond’ werd beantwoord met ‘noem je dit een goede avond?’, besloot ik ze maar een rondje te doen. Namens heel Turkije.

Homo Detergens – do 5 juni 2008

hoofddoekjes

De hoogste Turkse rechtbank heeft de opheffing, enkele maanden geleden, van het hoofddoekjesverbod op universiteiten weer teruggedraaid. De strijd tussen religieus en seculier Turkije gaat door.

De hoofdoekjeskwestie is in Turkije een gevoelig punt. Misschien wel één van de gevoeligste. Het hoofddoekje staat symbool voor het Turkse secularisme. En die is nogal anders dan de scheiding tussen kerk en staat zoals wij die kennen.

Om een voorbeeld te geven: de Turkse seculiere staat kent een minister van geloofszaken. Iets wat in Nederland ondenkbaar zou zijn. Hier betekent de scheiding tussen kerk en staat immers dat de staat zich verre houdt van de organisatie, inrichting en beleving van religie. In Turkije moet de religie door de overheid worden gereguleerd.

Voor de duidelijkheid, als het gaat om Nederland ben ik voor de vrijheid van religie en dus ook voor de vrijheid om hoofddoekjes, keppeltjes, kruisjes, chadors en weet ik veel wat te dragen. Dat behoort een individuele keuze te zijn: zonder groepsdrang, maar ook zonder overheidsdrang. Slechts in bepaalde functies, die van rechter bijvoorbeeld, is het dragen van religieuse (of politieke) symbolen ongepast. En als ik dat voor Nederland vind, zou ik daar wat Turkije betreft niet anders over moeten denken.

Probleem is: Turkije is geen Nederland, net zoals Duitsland geen Frankrijk is. De strenge vorm van secularisme in Turkije is een regelrecht gevolg van de tijd van het Sultanaat, toen de geestelijk en politiek leider dezelfde persoon was. Nadat het Sultanaat was gevallen, wilde Mustafa Kemal Atatürk een seculiere staat. En met de daaropvolgende islamisering van het Midden-Oosten is dat secularisme altijd broos gebleven. Het hoofddoekjesverbod op universiteiten en in het parlement heeft een hoog symbolische waarde: valt dat bastion, dan is de islamisering van Turkije begonnen.

Maar het hoofddoekjesverbod heeft een tweede symboolwaarde. Als seculier symbool is het verbod een speeltje van de seculiere politieke elite, die op hoge afstand staat van het volk dat voor 90% (al dan niet gematigd) islamitisch is. Het hoofddoekje is dus ook het ding dat de gevestigde orde, de top van het land, scheidt van de rest. Die seculiere elite is al ruim vijf jaar de macht kwijt, sinds dat de islamitische AK-partij (een soort SGP in CDA-kleren) tot twee maal toe een absolute meerderheid in het parlement heeft weten te bewerkstellingen. De seculiere partijen zijn ‘oude politiek’. De AK-partij is moderne politiek.

De AK-partij, die onlangs het hoofddoekjesverbod heeft opgeheven) is niet geïnteresseerd in individuele vrijheid. Ze is geïnteresseerd in meer ruimte voor gelovige, islamitische Turken. Vooralsnog lopen die twee, min of meer toevallig, gelijk op. De AK-partij lijkt dus een partij die burgerrechten hoog in het vaandel heeft staan, maar ik waag dat te betwijfelen. Concrete bewijzen voor die twijfel heb ik niet. Vooralsnog kom ik niet veel verder dan de constatering dat een gevaarlijke partij veel goede dingen weet te bereiken.

Wat vind ik nu van het hooddoekjesverbod. Principieel ben ik van mening dat dat opgeheven dient te worden. De scheiding tussen moskee en staat moet in Turkije anders, minder rigide, worden ingericht. Moskee en staat zijn aparte grootheden. De moskee houdt zich aan de wet, de staat bemoeit zich niet met de moskee en met religieuze uitingen.

Maar het opheffen van het hooddoekjesverbod? Eigenlijk gun ik de AK-partij deze op religieuze gronden ingegeven overwinning niet. Dan trek ik liever nog op met de elitaire seculier dan met de islamist.

Volgens mij heeft Turkije dringend behoefte aan een progessieve linkse en seculiere groene partij.

Homo Exhaustus – do 23 nov. 2006

zweefvliegtuigje

Wie dacht dat de dag na de verkiezingen een rustige dag zou zijn waarop ik tot diep in de middag op bed kon blijven liggen, laat twee belangrijke factoren buiten beschouwing. Allereerst de uitchecktijd van half elf die het hotel erop na hield en ten tweede de fractievergadering van 12.00 uur in Den Haag. Ik kwam, tot mijn eigen verbazing, slechts een half uur te laat.

De rest van de middag was ik bezig met het archiveren van mijn overvolle mailbox. ‘s Avonds reisde ik af naar Tilburg. Een groep studenten moest als schoolopdracht een tv-uitzending over de Armeense genocide maken en ik was als enige-Turk-in-Nederland-die-de-genocide-erkent uitgenodigd.

Zo sjokte ik met volgepakte rugzak het land door. Totdat ik rond half elf Breda bereikte. Het biertje in de Beyerd lokte, en daarna het bed. Voor het eerst in vier nachten sliep ik weer eens thuis. Als een blok.

Homo Celebratus – do 5 oct. 2006

De telefoon rinkelde de volgende morgen constant. Het was een gekkenhuis. Het opinie-artikel in NRC-Handelsblad had mijn status binnen het Nederlandse medialandschap tijdelijk flink verhoogd.

Allereerst belde de GPD. Na aanleiding van de gedeeltelijke publicatie in NRC had de opinieredactie mij gegoogled, en zodoende kwamen ze de volledige versie van het artikel tegen op mijn weblog. Of ze dat zaterdag in de GPD-bladen mochten publiceren. Ja, tuurlijk. Zolang NRC daar geen problemen mee heeft natuurlijk.

Vervolgens: „Hallo met NOVA. Is het goed als we U vanmiddag een paar vragen komen stellen”. „Wacht even”, riep een stem op de achtergrond. „We weten nog niet zeker of we hem wel willen”. Maar NOVA kwam toch en toen collegae Rogier en Jesse dat hoorden, sleepten ze me acuut mee naar de Zara om daar in de drie kwartier die er nog was me even snel een nieuwe outfit aan te meten. Die ik voor de goede orde wel zelf moest betalen natuurlijk.

Tijdens het zoeken naar een geschikt jasje (‘best wel duur, kunnen we ook even naar de H&M?’) belde ook Trouw nog op voor een aantal aanvullende vragen over de Armeense Genocide. En tijdens het zoeken van een aanvaardbare kleurcombinatie (‘jongens, dat overhemd met die jas kan echt niet, ik wil toch dat jasje van Zara’) wilde TV-West nog even weten of ik misschien toevallig Armeniërs kende die met hun kop op de regionale tv wilden.

Enigszins verbaasd vroeg Rogier af wat er nu zo bijzonder was aan het artikel. Hij gaf zelf het antwoord: de media hebben eindelijk een Turk gevonden die de genocide wil erkennen. En iedereen wil er een stukje van.

Homo Scribens – wo 4 oct. 2006

...

Vandaag stond een samenvatting van een opinie-artikel van mij in NRC Handelsblad. Het ging over de Armeense Genocide. Hieronder het gehele artikel. Bovenstaande foto is van Armin T. Wegner, en spreekt boekdelen. Voor hen met een sterke maag.

De officiële ontkenning van de Armeense genocide door de regering van Turkije is één van de struikelblokken bij de onderhandelingen over Turkse toetreding tot de EU. Vooraanstaande Turkse migranten in de EU zouden zich moeten inspannen om de discussie in Turkije open te breken.

“Dertigduizend Koerden en een miljoen Armeniërs zijn er in dit land vermoord en niemand durft er iets over te zeggen.” Die zin uit een interview kostte romanschrijver Orhan Pamuk bijna zijn vrijheid. In het land waar de Koerdische strijd om zelfbeschikking al uiterst gevoelig ligt, is de Armeense Genocide volstrekt onbespreekbaar. Slechts na zware druk van de Europese Unie werd de aanklacht tegen Pamuk geseponeerd.

De georganiseerde deportatie, concentratie en afslachting van de in het Ottomaanse Rijk levende Armeniërs wordt door de Turkse regering nog altijd ontkend. Ook het overgrote merendeel van de Turken is ervan overtuigd is dat de genocide een grove overdrijving, zelfs een verzinsel is van de Armeniërs. Het gaat zelfs zover dat veldonderzoekers van een gezamenlijk Turks/Armeens onderzoek naar de wederzijdse beeldvorming stuitte op tegenwerking van overheden en argwaan en vijandelijkheid van geënquêteerden. De gevoeligheid wordt verder geïllustreerd door het ongemeend felle debat op de discussiefora van de Engelstalige versie van Wikipedia, een door internetgebruikers zelf te redigeren encyclopedie. Het lemma over de Armeense genocide is om redenen van vandalisme noodgedwongen bevroren.

Dat tot op de dag van vandaag zoveel moeite wordt gedaan de genocide te ontkennen, is te verklaren aan de hand van het nationalisme dat onder Atatürk werd gepropageerd. Voor het voortbestaan van het steeds verder afbrokkelende Turkije was dit nieuwe nationalisme van groot belang. Dat de Turkse republiek is gebouwd op de lijken van de door de Jong-Turken vermoorde Armeniërs, kwam daarbij niet van pas, ook al vond de genocide plaats in de nadagen van het Ottomaanse rijk, voor de oprichting van de republiek door Atatürk. Eveneens ongemakkelijk was dat een aantal hooggeplaatste functionarissen dat verantwoordelijkheid droeg voor de wandaden, in ruil voor steun aan de opstand van Atatürk, later posten aangeboden kreeg in de regering van de republiek.

Atatürk heeft vanaf het begin nagestreefd Turkije om te vormen tot een moderne, naar westers model ingerichte democratie. Ondanks de vele hervormingen uit die tijd bestaan er tot op de dag van vandaag echter ernstige belemmeringen van de vrijheid van meningsuiting. Meest in het oog springende voorbeeld daarvan is artikel 301 van het onlangs nog vernieuwde strafrecht, dat het ‘omlaaghalen’ van de Turkse identiteit, de republiek of de assemblee strafbaar stelt, zoals onder andere Pamuk heeft ondervonden. Daarmee belemmert het Turkse recht elke discussie over de genocide.

De ontkenning van de genocide op de Armeense minderheid dreigt een heet hangijzer te worden in de toetredingsonderhandelingen tussen Turkije en de EU. VVD, ChristenUnie en SP hebben zelfs geëist het als ontbindende voorwaarde op te nemen in de toetredingseisen. Het is echter de vraag of door een EU opgelegde erkenning in zal leiden tot een klimaat waarin de Turken de genocide ook als historisch feit zullen accepteren en Turks/Armeense betrekkingen kunnen normaliseren. Turkije is meer gebaat bij een open discussie over het onderwerp. Alleen zo kunnen mensen overtuigd worden van de stelselmatige poging de Armeense bevolking in Turkije uit te roeien. Dat betekent in eerste instantie dat wetsartikelen die de vrijheid van meningsuiting verlammen, moeten worden opgeheven. Deze eis uit de toetredingsonderhandelingen is voor de democratisering van Turkije vele malen waardevoller dan een opgelegde erkenning van de Armeense genocide.

Erkenning van de Armeense Genocide door Turkije is van groot belang voor de normalisatie van de Armeens-Turkse betrekkingen. Erkenning van de genocide zou het einde betekenen van een in Armenië lange tijd gevoelde miskenning van de wreedheden waaraan dit volk heeft blootgestaan. Maar ook voor Turkije is het van groot belang dat vrijelijk gediscussieerd kan worden over de zwarte bladzijden van de geschiedenis. Alleen dan kan Turkije zich verder ontwikkelen tot een volwassen democratie. Niet de erkenning van de genocide an sich, maar het maatschappelijke debat dat daar in Turkije aan vooraf gaat, heeft die heilzame werking.

Om de discussie nu al op gang te brengen, is het wenselijk dat Turken in den vreemde zich uitspreken over de Armeense Genocide. Het strafrecht belemmert een vrije discussie in Turkije. Buiten Turkije kan deze wèl gevoerd worden. Vooraanstaande Turken in het buitenland, zoals schrijvers, politici en opiniemakers moeten daarom een voortrekkersrol nemen. Een maatschappelijk debat met en onder de Turkse gemeenschap in Europa kan in Turkije niet onopgemerkt blijven en zal ook daar leiden tot een voorzichtig debat. Erkenning van de verschrikkelijke gebeurtenissen tussen 1914 en 1923 kan dan op termijn dan niet uitblijven. Dat is voor zowel de plaats van de Armeense genocide in de Turkse geschiedenis als voor de vrijheid van meningsuiting in Turkije vele malen waardevoller dan een schoorvoetend gegeven erkenning die door de Turkse publieke opinie zal worden beschouwd als niets meer dan een door de Europese Unie afgedwongen concessie. Het is betreurenswaardig dat de kandidaat-kamerleden Tonca, Elmaci en Saçan hun kans niet hebben gegrepen om daarbij een voortrekkersrol te spelen.

Selçuk Akinci is lid van het algemeen bestuur van GroenLinks en is fractievoorzitter voor deze partij in de gemeenteraad van Breda.