Vandaag stond een samenvatting van een opinie-artikel van mij in NRC Handelsblad. Het ging over de Armeense Genocide. Hieronder het gehele artikel. Bovenstaande foto is van Armin T. Wegner, en spreekt boekdelen. Voor hen met een sterke maag.
De officiële ontkenning van de Armeense genocide door de regering van Turkije is één van de struikelblokken bij de onderhandelingen over Turkse toetreding tot de EU. Vooraanstaande Turkse migranten in de EU zouden zich moeten inspannen om de discussie in Turkije open te breken.
“Dertigduizend Koerden en een miljoen Armeniërs zijn er in dit land vermoord en niemand durft er iets over te zeggen.” Die zin uit een interview kostte romanschrijver Orhan Pamuk bijna zijn vrijheid. In het land waar de Koerdische strijd om zelfbeschikking al uiterst gevoelig ligt, is de Armeense Genocide volstrekt onbespreekbaar. Slechts na zware druk van de Europese Unie werd de aanklacht tegen Pamuk geseponeerd.
De georganiseerde deportatie, concentratie en afslachting van de in het Ottomaanse Rijk levende Armeniërs wordt door de Turkse regering nog altijd ontkend. Ook het overgrote merendeel van de Turken is ervan overtuigd is dat de genocide een grove overdrijving, zelfs een verzinsel is van de Armeniërs. Het gaat zelfs zover dat veldonderzoekers van een gezamenlijk Turks/Armeens onderzoek naar de wederzijdse beeldvorming stuitte op tegenwerking van overheden en argwaan en vijandelijkheid van geënquêteerden. De gevoeligheid wordt verder geïllustreerd door het ongemeend felle debat op de discussiefora van de Engelstalige versie van Wikipedia, een door internetgebruikers zelf te redigeren encyclopedie. Het lemma over de Armeense genocide is om redenen van vandalisme noodgedwongen bevroren.
Dat tot op de dag van vandaag zoveel moeite wordt gedaan de genocide te ontkennen, is te verklaren aan de hand van het nationalisme dat onder Atatürk werd gepropageerd. Voor het voortbestaan van het steeds verder afbrokkelende Turkije was dit nieuwe nationalisme van groot belang. Dat de Turkse republiek is gebouwd op de lijken van de door de Jong-Turken vermoorde Armeniërs, kwam daarbij niet van pas, ook al vond de genocide plaats in de nadagen van het Ottomaanse rijk, voor de oprichting van de republiek door Atatürk. Eveneens ongemakkelijk was dat een aantal hooggeplaatste functionarissen dat verantwoordelijkheid droeg voor de wandaden, in ruil voor steun aan de opstand van Atatürk, later posten aangeboden kreeg in de regering van de republiek.
Atatürk heeft vanaf het begin nagestreefd Turkije om te vormen tot een moderne, naar westers model ingerichte democratie. Ondanks de vele hervormingen uit die tijd bestaan er tot op de dag van vandaag echter ernstige belemmeringen van de vrijheid van meningsuiting. Meest in het oog springende voorbeeld daarvan is artikel 301 van het onlangs nog vernieuwde strafrecht, dat het ‘omlaaghalen’ van de Turkse identiteit, de republiek of de assemblee strafbaar stelt, zoals onder andere Pamuk heeft ondervonden. Daarmee belemmert het Turkse recht elke discussie over de genocide.
De ontkenning van de genocide op de Armeense minderheid dreigt een heet hangijzer te worden in de toetredingsonderhandelingen tussen Turkije en de EU. VVD, ChristenUnie en SP hebben zelfs geëist het als ontbindende voorwaarde op te nemen in de toetredingseisen. Het is echter de vraag of door een EU opgelegde erkenning in zal leiden tot een klimaat waarin de Turken de genocide ook als historisch feit zullen accepteren en Turks/Armeense betrekkingen kunnen normaliseren. Turkije is meer gebaat bij een open discussie over het onderwerp. Alleen zo kunnen mensen overtuigd worden van de stelselmatige poging de Armeense bevolking in Turkije uit te roeien. Dat betekent in eerste instantie dat wetsartikelen die de vrijheid van meningsuiting verlammen, moeten worden opgeheven. Deze eis uit de toetredingsonderhandelingen is voor de democratisering van Turkije vele malen waardevoller dan een opgelegde erkenning van de Armeense genocide.
Erkenning van de Armeense Genocide door Turkije is van groot belang voor de normalisatie van de Armeens-Turkse betrekkingen. Erkenning van de genocide zou het einde betekenen van een in Armenië lange tijd gevoelde miskenning van de wreedheden waaraan dit volk heeft blootgestaan. Maar ook voor Turkije is het van groot belang dat vrijelijk gediscussieerd kan worden over de zwarte bladzijden van de geschiedenis. Alleen dan kan Turkije zich verder ontwikkelen tot een volwassen democratie. Niet de erkenning van de genocide an sich, maar het maatschappelijke debat dat daar in Turkije aan vooraf gaat, heeft die heilzame werking.
Om de discussie nu al op gang te brengen, is het wenselijk dat Turken in den vreemde zich uitspreken over de Armeense Genocide. Het strafrecht belemmert een vrije discussie in Turkije. Buiten Turkije kan deze wèl gevoerd worden. Vooraanstaande Turken in het buitenland, zoals schrijvers, politici en opiniemakers moeten daarom een voortrekkersrol nemen. Een maatschappelijk debat met en onder de Turkse gemeenschap in Europa kan in Turkije niet onopgemerkt blijven en zal ook daar leiden tot een voorzichtig debat. Erkenning van de verschrikkelijke gebeurtenissen tussen 1914 en 1923 kan dan op termijn dan niet uitblijven. Dat is voor zowel de plaats van de Armeense genocide in de Turkse geschiedenis als voor de vrijheid van meningsuiting in Turkije vele malen waardevoller dan een schoorvoetend gegeven erkenning die door de Turkse publieke opinie zal worden beschouwd als niets meer dan een door de Europese Unie afgedwongen concessie. Het is betreurenswaardig dat de kandidaat-kamerleden Tonca, Elmaci en Saçan hun kans niet hebben gegrepen om daarbij een voortrekkersrol te spelen.
Selçuk Akinci is lid van het algemeen bestuur van GroenLinks en is fractievoorzitter voor deze partij in de gemeenteraad van Breda.