De Monoloog – do 27 aug. 2009

Stilte-coupé
Stilte-coupé

Een vrouw en een hond bezetten samen twee zitplaatsen in de stiltecoupé.

Een enkele keer blafte de hond zachtjes en ingetogen. De vrouw begon te praten. Even hoopte ik nog dat de vrouw tegen de hond zou zeggen dat deze zijn mond moest houden. Niets was minder waar.

De vrouw begon een ellenlang verhaal, daarbij af en toe een vraag stellend. De vrouw gaf er ook zelf telkens antwoord op. Zo werd het een levendige discussie, die de hond gelaten aanhoorde.

‘Woef’, blafte de hond vrijwel onhoorbaar toen de vrouw even pauzeerde in haar verhaal. Alsof hij tegen zijn baasje wilde zeggen dat ze in een stiltecoupé zat. Maar de vrouw luisterde niet. Zij herpakte zich en ging weer verder in haar monoloog.

De Limbo – wo 29 juli 2009

Stilte-coupé
Stilte-coupé

Natuurlijk heb ik geen hekel aan Limburgers. Het zou raar zijn om iemand op afkomst of woonplaats te beoordelen.

Het valt me wel op dat ze altijd zo hard praten in dat zijige taaltje van ze. En dat valt me de laatste dagen nog extra op, want dankzij de zomerregeling van de NS mag het vergrijzende smaldeel van Limboland nu ook voor negenen al in de trein stappen. En met het warme weer maken ze gretig gebruik van die mogelijkheid, waarbij ze en passant ook nog eens het hele gezin meenemen voor een dagje aan het strand.

Het heeft wel iets, zo’n eigen wereld met een eigen fantasietaal. Heerlijk lijkt me dat, als je met al je vrienden zo vloeiend geheimtaal kan praten. Ik heb dus helemaal geen hekel aan Limburgers. Sterker nog, ik vindt ze zo leuk en aardig dat ik ze een heel eigen treinstel gun.

Dus kan dat luidruchtige gezin uit Sittard, Geleen of waar de fuck ze dan ook vandaan komen asjeblieft nu ook SUBIET OPDONDEREN uit mijn stilte-coupé.

Homo Paenitens – di 26 aug. 2008

Stiltecoupé

Zonder blikken of blozen stak ik in de treincoupé een sigaret op. Even werd het stil.

Totdat als eerste de mevrouw, die net nog in een zeer geanimeerd gesprek met haar vier al even luidruchtige vriendinnen was verzeild, haar stem begon te verheffen. Waar ik wel niet mee bezig dacht te zijn en of ik dan helemaal geen fatsoen in mijn donder had.

Ook anderen begonnen zich er mee te bemoeien. De twee jonge Afrikanen konden mijn vermeend rebelse daad wel waarderen. Anderen vonden het niet door de beugel kunnen. Of ik niet besefte dat andere mensen daar kanker van konden krijgen. Een zachtaardige man probeerde met een pedagogische insteek zelfs uit te leggen dat het roken in de trein toch al weer zo’n acht jaar geleden is afgeschaft.

„Sorry”, antwoordde ik, maar als jullie mogen praten in de stiltecoupé, mag ik vast ook wel roken in deze niet-rokerscoupé. Toen het stil werd drukte ik tevreden mijn peuk uit.

Althans, zo ging dat in mijn hoofd. In het echt zat ik me natuurlijk de hele reis groen en geel te ergeren.