Goed, het tijdstip kon wellicht wat beter gekozen zijn, ook al is het aannemelijk dat de buren in de stad waren. Maar uiteindelijk hangen de vier panelen van Stephen Willats er, en daar ging het in eerste instantie om.
Het zal een uur of twee ‘s nachts geweest zijn toen Joris en Jaap ineens besloten dat die kunstwerken nu maar eens opgehangen moesten worden. Nu had dat idee bij mij natuurlijk ook al wel eens postgevat, maar telkens waren het ofwel andere prioriteiten, ofwel een ongunstig tijdstip die me telkens weer afhielden van het daadwerkelijk ter hand nemen de boormachine. Voor Jaap en Joris golden echter geen wetten of praktische bezwaren en vier gaten later hingen de panelen in woon- en slaapkamer.
Inmiddels is het probleem rond het werk van Willats niet meer zozeer of het hangt, maar of het mooi is. En wellicht de nog fundamentelere vraag: is het werk op zichzelf kunst, of is het een overblijfsel van een project dat indertijd gold als kunst. Of is het alleen maar opbouwwerk?
Willats maakte met enige regelmaat kunstprojecten die zich richtten op de interactie tussen het leven van mensen en hun stedebouwkundige en architectonische leefomgeving. ‘Living in Isolation’ is één van de voorbeelden daarvan, gesitueerd in het gespleten Berlijn van 1979 en 1980. In vier panelen schetst hij de wereld van de mensen die wonen in anonieme betonkolossen en daarbinnen, ondanks de stedelijke grauwheid, toch hun eigen, warme plekje proberen te creëren. Het leven van mensen binnen de context van een ontworpen ruimte die schromelijk tekort schiet in het bereiken van het doel waarvoor ze in essentie ontworpen zou moeten zijn.
Tuurlijk is het werk niet bedoeld om mooi te zijn. Het is bedoeld om een punt te maken.