Van oude dingen, mensen die voorbij gaan

Breda's Museum

En toen mocht het Bredaas Museum de deuren sluiten. Want deze coalitie doet volgens sommigen natuurlijk niets liever dan welke voorziening dan ook het liefst tot de grond toe af te branden. Maar nee, de deuren sluiten, dat was nu net niet de bedoeling van een door GroenLinks en D66 ingediende motie over het museum.

Ik heb me als raadslid altijd hard gemaakt voor de positie die culturele voorzieningen en initiatieven in de stad hebben. Wat mij betreft geen onevenredige bezuinigingen op cultuur, zoals dat bijvoorbeeld landelijk door dit kabinet wèl gebeurt. Wij willen geen kaalslag of een grote kaasschaaf over het totaal aan cultuurbudgetten. Tot nu toe zijn de bestaande cultuurgelden dan ook in stand gebleven. En sterker, is er een extra investeringsintentie in het kader van Brabant Culturele Hoofdstad. Dat is in Nederland in deze bezuinigingstijd uniek.

Tegelijk echter, besef ik dat in deze tijd, waarin tal van gebieden geconfronteerd worden met forse budgetverlagingen, ook het beleidsveld cultuur niet geheel ontzien kan worden. Maar wat mij betreft geen ongerichte bezuiniging. Dus niet: tig initiatieven en culturele evenementen korten of de nek omdraaien. Dat zou naar onze mening namelijk desastreus zijn voor de culturele dynamiek in Breda. Dan kies ik er liever voor om binnen de cultuurbudgetten één scherpe keuze te maken. Eén scherpe keuze die een flinke besparing oplevert en die zo min mogelijk ten koste gaat van het maatschappelijk rendement dat cultuur in de breedste zin in de stad oplevert. Het oog viel al snel op een slecht draaiend museum: het Bredaas Museum.

Om de laatst vastgestelde cijfers over 2009 weer te geven: 19.849 bezoekers (doelstelling was 25.000) in het hoofdgebouw. In 2010 waren dit er aanzienlijk meer, omdat het succesvolle tweejaarlijkse evenement Breda Photo het hoofdgebouw gebruikte voor een deel van de exposities. Van de 20.000 bezoekers wordt een kwart behaald met verplichte bezoeken van schoolklassen. De maatschappelijke relevantie van het museum is, met zo weinig bezoekers, alles behalve optimaal.

Tegenover deze bezoekers staat een totale begroting voor het museum van 2,6 miljoen euro. Het grootste deel van dit geld gaat zitten in het beheer en onderhoud van een kostbaar gebouw op één van de duurste locaties van Breda. Een gebouw dat voor een groot deel gebruikt wordt als depot (opslagruimte) en voor een deel (derde verdieping) niet gebruikt wordt. En een gebouw dat niet aan de nieuwe museale eisen voldoet voor de opslag van kunst als erfgoed. Eigenlijk is het enige lichtpuntje voor het Bredaas Museum het succes van een aantal dependances. Uitstallingen in de Grote Kerk, de zilvercollectie in het Begijnhof en het beeld van Hercules (Vuile Jan) dat opgesteld staat in het casino behalen jaarlijks ruim het dubbele aantal bezoekers van de tentoonstellingen in het hoofdgebouw. De dependances zijn hèt succes van een verder vrij slecht draaiend museum.

Nu snap ik als geen ander dat bezoekerscijfers alleen niet het geschikte meetinstrument zijn voor het afmeten van cultureel of maatschappelijk belang. Maar daar waar de doelstelling van het museum is om het erfgoed van de stad te ontsluiten aan de stad, weet het museum deze doelstelling niet op een succesvolle wijze te volbrengen. Dat heeft in mijn ogen vooral te maken met het feit dat een erfgoedmuseum oude stijl als concept niet meer aansluit bij de beleving van potentieel geïnteresseerden. Het museum moet naar een andere werkwijze toe: erfgoed ontsluiten via wisseltentoonstellingen op verschillende locaties. Locaties die een relatie hebben met het thema van de tentoonstelling. Het erfgoed wordt dan op een relevantere manier ontsloten, namelijk in een context waarin locatie, plaats en object elkaar versterken. Maar tot nog toe heeft het museum op dat vlak nog te weinig gedaan.

Ik ben ervan overtuigd dat een nieuwe formule meer mensen trekt en het huidige dure gebouw dan ook niet meer nodig is. Het depot kan verhuizen naar een opslagruimte op een veel minder dure locatie. Een depot dat wèl voldoet aan de huidige eisen van opslag. Dit kan een flinke besparing opleveren, tot wel één miljoen. Daarnaast kan de huidige werkwijze van het museum veel beter. Minder aankopen, gerichtere collectieopbouw en betere scholing van het personeel en een efficiëntere bedrijfsvoering.

Daarom stond mijn handtekening onder een motie van GroenLinks en D66. Om de discussie over een toekomstvast museum dat wèl relevant is voor de stad eindelijk eens van de grond te tillen. En ja, een museum dat daarmee ook een bijdrage levert aan de bezuinigingsopgave van de stad. Een kleiner, beter museum. Ik ben ervan overtuigd dat dat gaat lukken.

El Tourista – zo 11 jan. 2009

het oude Havengebied van Buenos Aires
het oude Havengebied van Buenos Aires

Een kleine twee dagen is natuurlijk veel te kort om Buenos Aires te zien. Dus haastten we ons de volgende dag uit ons hostel om het Museo Nacional de Bellas Artes te zien. En eigenlijk is voor een bezoek aan alleen dat museum twee dagen al te kort.

Maar we hadden nu eenmaal een strak schema. We moesten immers ook het graf van Evita Perron nog even bezichtigen. Voor wie dat zo één twee drie niet kan vinden op het Cementerio de la Recoleta: volg de touristen. Ook de vele bloemen die nog dagelijks bij het graf van de familie Duarte worden gelegd, zijn een goede hint.

En, gewoon omdat het zo ontzettend fout is, brachten we ook nog een kort bezoekje aan het Hard Rock Café van Buenos Aires. Waar het in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden overigens een tamelijk matte bedoening is.

Toen we die avond terugkeerden in Montevideo, wachtte ons nog het verjaardagsfeest van Oscar. Waar Sebi, Perla en ik als muzikaal trio nog een keer het publiek mochten vermaken.

Lees verder “El Tourista – zo 11 jan. 2009”

Homo Excogitens – wo 11 juni 2008

opening

Eindelijk was het zover: het Nationaal Museum voor Grafische Vormgeving, inmiddels omgedoopt tot Graphic Design Museum, werd geopend. Door niemand minder dan hare koninklijke majesteit, de koningin.

De openingshandeling was dan wellicht niet heel spectaculair, het museum zelf is meer dan de moeite waard. Niet zomaar een affiche-museum, maar een overzicht van de veelheid aan disciplines binnen de vormgeving. De rood-gele ontwerpen van Van Nelle koffie bijvoorbeeld, of het papiergeld van de bejubelde Ootje Oxenaar.

Aanvankelijk waren de raadsleden weggestopt in het museumcafé, vanaf waar zij de opening vanaf een beeldscherm konden volgen. Op het laatste moment werd deze misser nog enigszins rechtgezet door in ieder geval de fractievoorzitters nog een plaats te geven in het auditorium. Bij de koningin dus.

Nu heb ik zelf niet de indruk dat hare majesteits glorie op mij afstraalt door in dezelfde ruimte te zitten en heb ik ook niet de behoefte gevoeld om haar aan te spreken of een handje te geven. Mij dunkt dat Beatrix al door genoeg mensen wordt lastiggevallen. En uiteraard waren er ook onder de 225 genodigden mensen die het niet konden laten de koningin vast te leggen op fototoestel of telefoon. Gênant. Je vraagt je onwillekeurig af of dit soort plichtplegingen haar niet de koninklijke strot uitkomt.

Gelukkig heeft de koningin een bijzondere belangstelling voor kunst en design. Dat de rondleiding door het museum haar uitermate goed bevallen is, geloof ik dan ook meteen. Ik kan ‘m iedereen in ieder geval van harte aanbevelen.

Homo Artificiosus – za 17 mei 2008

Veilingmeester Van der Velden

De voormalige kunsthal De Beyerd had nog enkele stukken in eigendom waar ze niet zoveel meer mee konden. Het past niet in hun nieuwe functie als Nationaal Museum voor Grafische Vormgeving. De stukken werden geveild onder de leden van de Business Club. En de raad had ook een tafel.

Interessant fenomeen, zo’n veiling. Het begint met een paar glazen gratis champagne en een diner met diverse soorten wijn. Pas dan begint de veiling.

Nu had ik me voorgenomen om niet te bieden. Maar eerlijk is eerlijk, ik had mijn oog ook al een beetje laten vallen op twee interessante kavels. Dus toen de bieding op een glazen tafel van Le Corbusier zo tegen de tweeduizend euro begon te lopen, besloot ik me er ook maar eens mee te gaan bemoeien. Meneer Akinci zou wel even laten zien dat hij niet onder doet voor de leden van de businessclub die op hun vrije zaterdagavond even een paar kunstwerkjes komen kopen.

Nadat er aanvankelijk nog twee andere bieders waren, ging het al snel alleen nog tussen de gemeentesecretaris, die zich namens het gemeentebestuur kon bedienen van het collegebudget, en ondergetekende. Enkele keren boden we tegen elkaar op, het bedrag nog met een euro of vierhonderd omhoog stuwend, maar bij de 2600 euro hield ik het voor gezien. Iets te duur voor een tafel die de eerste de beste keer dat er een vriend langskomt en iets te onbeholpen zijn voeten op tafel rust ongetwijfeld zal breken.

Een tweede in mijn ogen boeiend kavel bestond uit een serie van vier foto’s van de conceptuele Engelse kunstenaar Stephan Willats. ‘Living in Isolation’ toont een desolaat DDR-landschap van betonnen flats met daarin afbeeldingen van de mensen die er leven. Vrijwel niemand vond het mooi en k kan me ook niet voorstellen dat dat de bedoeling van Willats was toen hij in 1979 het vierluik maakte.

Dit maal was het de museumdirecteur die mijn laatst overgebleven tegenbieder was. En dit maal gaf hij het op. Waarmee ik de nieuwe eigenaar ben van een 2600 euro kostend kunstwerk, exclusief btw.

Een veiling is net een casino, stel ik me zo voor, alhoewel ik nog nooit in een casino ben geweest. De sport van het tegen elkaar opbieden, de adrenaline, godbetere, misschien zelfs testosteron. Tegelijk is het ook pervers. De marktwaarde die door veiling bepaald wordt, staat soms in schrik contrast met de culturele waarde. Een simpele offsetprint van Picasso uit een oplage van 300 ging voor veel meer dan de geschatte waarde terwijl een werk van Carel Visser, geschat op zo’n achtduizend, bleef steken op niet veel meer dan een derde van dat bedrag. De koper mag zich rijk rekenen.

Homo Visens – do 10 apr. 2008

op bezoek in het Museum voor Grafische Vormgeving

De commissie Mens en Maatschappij wilde een rondleiding door de nog net niet afgewerkte nieuwbouw van het Museum voor Grafische Vormgeving. Ik had nog gehoopt op plaatjes van politici met knalgele beschermhelmen op, maar dat viel tegen.

„Waren wij nu uiteindelijk voor of tegen het museum”, vroeg Rian me aan het begin van de rondleiding. Dat was een moeilijke vraag. Onze fractie was namelijk ooit voor (pro-cultuur), toen tegen (te duur), toen weer voor (het geld is gevoteerd, nu gaan we met een positieve houding meedenken), toen weer tegen (ja, maar we gaan natuurlijk niet een deel van het monumentale gebouw slopen), toen weer voor (het is nu toch al gesloopt en nu gaan we er potjandorie ook het mooiste museum van Nederland van maken). Ik kwam tot de conclusie dat we vier keer voor en drie keer tegen zijn geweest. Per saldo waren we dus voor.

Dat nu uitgerekend de GroenLinks-wethouder er voor zorgt dat het museum op tijd en ook nog eens binnen het beschikbare budget afkomt, mag in het Bredase om tal van redenen een wonder heten. Aan de andere kant, we waren het eigenlijk ook wel aan onze stand verplicht.

Homo Somnians – vr 5 okt. 2007

Breda's Museum

Jeroen Grosfeld is de directeur van het Breda’s Museum. In het kader van het Stedelijk Cultuurdebat gaf hij een presentatie over de toekomstvisie van het museum.

Jeroen had grootste plannen. Nieuwbouwplannen zelfs. Er moest een grote ruimte bijgebouwd worden. Een vierkant blok dat ruimte moest gaan bieden aan de mooiste stukken uit de collectie. Een replica van het Turfschip bijvoorbeeld, schaal 1 op 4. En aan de achterzijde van het gebouw moest een nieuwe ingang komen. De voorkant van het Breda’s Museum staat nu namelijk nogal onzichtbaar in een nieuw-gebouwde woonwijk.

Dat laatste komt omdat het museum is gevestigd in het statige hoofdgebouw aan de rand van het terrein van de voormalige Chassé-kazerne. Op het kazerneterrein is een moderne woonwijk verrezen. Het museum-gebouw is dus nogal naar binnen gekeerd.

En als die nieuwe ingang er komt, uitkijkend over de weg langs het voormalige kazerneterrein, dan moeten er wellicht ook wat doorkijkjes gemaakt worden in de aan de overzijde gelegen Lange Stallen. Dit voormalige stallen is al lange tijd in gebruik als woon- en atelierruimte en herinnert nog aan de klassieke houten stalstructuur uit de zeventiende eeuw. De huidige, stenen bebouwing dateert uit 1765, ware het niet dat er enkele decennia geleden een verdieping opgebouwd is, voorzien van oerlelijke, driehoekige dakkapellen. Het gebied achter de Lange Stallen is nu een lelijk parkeerterrein, waar ooit een boerderij had gestaan, maar wordt binnenkort ontwikkeld als extra toevoeging aan de detailhandel in de binnenstad. Geen wonder dus dat Grosfeld graag doorgangetjes wil die uitkijken op de ingang van zijn museum. Toch ging hij wat mij betreft daar toch echt te ver. De Lang Stallen zijn monument: een doorkijkje of twee zou van één lange stal drie korte stalletjes maken. Weg historische structuur. Een historisch museum zou beter moeten weten.

De plannen van Grosfeld waren al met al een beetje over de top. Toch waardeer ik het als museumdirecteuren out-of-the-box durven te denken. Onafhankelijke geesten met droomwensen. En laat ik hem op één punt gelijk geven. Het huidige museum heeft evenveel tentoonstellingsruimte als depotruimte in zijn museum. Dat is een duur depot op dure grond, midden in het centrum van Breda. Als we het depot kunnen verplaatsen naar een goedkopere ruimte aan de rand van de stad, dan kan het museum zijn tentoonstellingsruimte zonder veel problemen verdubbelen. Geen dure verbouwingen, geen rare nieuwbouw. Gewoon logisch nadenken.