Van oude dingen, mensen die voorbij gaan

Breda's Museum

En toen mocht het Bredaas Museum de deuren sluiten. Want deze coalitie doet volgens sommigen natuurlijk niets liever dan welke voorziening dan ook het liefst tot de grond toe af te branden. Maar nee, de deuren sluiten, dat was nu net niet de bedoeling van een door GroenLinks en D66 ingediende motie over het museum.

Ik heb me als raadslid altijd hard gemaakt voor de positie die culturele voorzieningen en initiatieven in de stad hebben. Wat mij betreft geen onevenredige bezuinigingen op cultuur, zoals dat bijvoorbeeld landelijk door dit kabinet wèl gebeurt. Wij willen geen kaalslag of een grote kaasschaaf over het totaal aan cultuurbudgetten. Tot nu toe zijn de bestaande cultuurgelden dan ook in stand gebleven. En sterker, is er een extra investeringsintentie in het kader van Brabant Culturele Hoofdstad. Dat is in Nederland in deze bezuinigingstijd uniek.

Tegelijk echter, besef ik dat in deze tijd, waarin tal van gebieden geconfronteerd worden met forse budgetverlagingen, ook het beleidsveld cultuur niet geheel ontzien kan worden. Maar wat mij betreft geen ongerichte bezuiniging. Dus niet: tig initiatieven en culturele evenementen korten of de nek omdraaien. Dat zou naar onze mening namelijk desastreus zijn voor de culturele dynamiek in Breda. Dan kies ik er liever voor om binnen de cultuurbudgetten één scherpe keuze te maken. Eén scherpe keuze die een flinke besparing oplevert en die zo min mogelijk ten koste gaat van het maatschappelijk rendement dat cultuur in de breedste zin in de stad oplevert. Het oog viel al snel op een slecht draaiend museum: het Bredaas Museum.

Om de laatst vastgestelde cijfers over 2009 weer te geven: 19.849 bezoekers (doelstelling was 25.000) in het hoofdgebouw. In 2010 waren dit er aanzienlijk meer, omdat het succesvolle tweejaarlijkse evenement Breda Photo het hoofdgebouw gebruikte voor een deel van de exposities. Van de 20.000 bezoekers wordt een kwart behaald met verplichte bezoeken van schoolklassen. De maatschappelijke relevantie van het museum is, met zo weinig bezoekers, alles behalve optimaal.

Tegenover deze bezoekers staat een totale begroting voor het museum van 2,6 miljoen euro. Het grootste deel van dit geld gaat zitten in het beheer en onderhoud van een kostbaar gebouw op één van de duurste locaties van Breda. Een gebouw dat voor een groot deel gebruikt wordt als depot (opslagruimte) en voor een deel (derde verdieping) niet gebruikt wordt. En een gebouw dat niet aan de nieuwe museale eisen voldoet voor de opslag van kunst als erfgoed. Eigenlijk is het enige lichtpuntje voor het Bredaas Museum het succes van een aantal dependances. Uitstallingen in de Grote Kerk, de zilvercollectie in het Begijnhof en het beeld van Hercules (Vuile Jan) dat opgesteld staat in het casino behalen jaarlijks ruim het dubbele aantal bezoekers van de tentoonstellingen in het hoofdgebouw. De dependances zijn hèt succes van een verder vrij slecht draaiend museum.

Nu snap ik als geen ander dat bezoekerscijfers alleen niet het geschikte meetinstrument zijn voor het afmeten van cultureel of maatschappelijk belang. Maar daar waar de doelstelling van het museum is om het erfgoed van de stad te ontsluiten aan de stad, weet het museum deze doelstelling niet op een succesvolle wijze te volbrengen. Dat heeft in mijn ogen vooral te maken met het feit dat een erfgoedmuseum oude stijl als concept niet meer aansluit bij de beleving van potentieel geïnteresseerden. Het museum moet naar een andere werkwijze toe: erfgoed ontsluiten via wisseltentoonstellingen op verschillende locaties. Locaties die een relatie hebben met het thema van de tentoonstelling. Het erfgoed wordt dan op een relevantere manier ontsloten, namelijk in een context waarin locatie, plaats en object elkaar versterken. Maar tot nog toe heeft het museum op dat vlak nog te weinig gedaan.

Ik ben ervan overtuigd dat een nieuwe formule meer mensen trekt en het huidige dure gebouw dan ook niet meer nodig is. Het depot kan verhuizen naar een opslagruimte op een veel minder dure locatie. Een depot dat wèl voldoet aan de huidige eisen van opslag. Dit kan een flinke besparing opleveren, tot wel één miljoen. Daarnaast kan de huidige werkwijze van het museum veel beter. Minder aankopen, gerichtere collectieopbouw en betere scholing van het personeel en een efficiëntere bedrijfsvoering.

Daarom stond mijn handtekening onder een motie van GroenLinks en D66. Om de discussie over een toekomstvast museum dat wèl relevant is voor de stad eindelijk eens van de grond te tillen. En ja, een museum dat daarmee ook een bijdrage levert aan de bezuinigingsopgave van de stad. Een kleiner, beter museum. Ik ben ervan overtuigd dat dat gaat lukken.

De Uitdaging – za 11 juli 2009

Het doel van het driedaagse werkbezoek van de Bredase gemeenteraad aan Hamburg moest vooral inspireren. Breda staat voor een immense herontwikkelingsopgave van zo’n slordige 160 hectare rond het station, de Belcrum en de Markoevers. Hamburg heeft een soortgelijke uitdaging: HafenCity. Ook rond het water en zo’n 155 hectare.

Hamburg, een stad van 1,74 miljoen inwoners, is na Berlijn de grootste stad van Duitsland. Geen vergelijking dus voor Breda, dat met 172.000 inwoners ruim tien keer zo klein is. Dat geeft meteen een beeld van de opgave in Breda. HafenCity behoort tot de grootste herontwikkelingsgebieden van Europa. Breda doet er nog een schepje bovenop. Aan ambitie dus geen gebrek.

Voor een aantal van de deelgebieden zijn de plannen al klaar en wordt er al druk gebouwd. Bij mij in de straat bijvoorbeeld, wordt het oude brouwerijgebouw getransformeerd tot een nieuwe woonbuurt. Nu kan ik vanuit mijn slaapkamer nog net het spoor zien en hoor ik ‘s nachts de goederentreinen voorbij denderen. Binnenkort zal het waarschijnlijk gedaan zijn met dat troostende geluid. Voor een aantal andere deelgebieden staat de hele ontwikkeling nog aan het begin. Dat geldt onder andere voor het terrein van de voormalige suikerfabriek CSM, waar nu voortvarend gesloopt wordt.

Juist de gebieden rond de Mark vragen om extra zorgvuldigheid. De oude industrie aan de westoever van de Mark moet zorgvuldig ingepast worden in het stedebouwkundig plan. Aan de oostzijde zal een compleet nieuwe wijk verreizen. Ook dat vereist verantwoorde keuzes. Wie nu verkeerde keuzes maakt, zit over twintig jaar opgescheept met een wijk waar niemand wil wonen of werken.

Het werkbezoek aan Hamburg heeft me gesterkt in de overtuiging dat de historie van een gebied altijd leidend moet zijn bij het opstellen van stedebouwkundige plannen en uitgangspunten. Aan de westoever is dat het oud-industriële karakter van de wijk, met de loodsen van Backer en Rueb en Van Puijfelik als meest aansprekende voorbeelden. Aan de oostkant moet de nieuwe wijk een link leggen met de rivier en de suikerindustrie die er ruim een eeuw heeft gehuisd.

Een eerste stap in die richting is inmiddels gezet. Enige tijd geleden was ik in de raad nog de enige die er voor pleitte om in het stedebouwkundig ontwerp van de oostoever te refereren aan de suikerindustrie. Dat kan door vorm en volume van de silo’s op die plek als uitgangspunt voor de nieuwe bebouwing te gebruiken en een aantal andere elementen, waaronder de karakteristieke gele letters van de CSM, te integreren in het ontwerp. Het feit dat wethouder Aarts me vertelde dat de gemeente Breda de letters inmiddels in haar bezit had, biedt goede hoop voor de toekomst.

De Schilder – ma 25 mei 2009

CSM-silos gezien vanaf Havenbrug
CSM-silo's gezien vanaf Havenbrug

Een tijdje geleden schreef ik al over het debat over het behoud van de suiker-silo’s. Behoud bleek toen onmogelijk. Wel was er steun voor een alternatief voorstel van mijn kant: een stedebouwkundig plan waarin vorm en volume van de huidige silo’s worden opgenomen en elementen van de huidige bebouwing, zoals de belettering, terugkeert.

Er is in de tussentijd al heel wat gesloopt op het oude terrein van de suikerfabriek. De pulp-loods is van zijn beplating ontdaan en verworden tot een unheimisch aandoend metalen karkas. De silo’s zelf staan er nog steeds en elke dag vormen zij voor mij een referentiepunt in de stad. Onderweg naar het centrum, aan mijn rechterzijde, vormen zij robuuste silhouetten scherp afstekend tegen de laaghangende avondzon. Of onderweg terug vanuit Den Haag, als de intercity naar Venlo de betonnen kolossen rakelings voorbij glijdt.

Nog even, voordat deze bakens aan de Markoevers voorgoed verdwenen zijn. Weemoedig denk ik terug aan de herfstmaanden, als de CSM de stad vulde met de heerlijk weeïge geur van suikerbieten. Het valt al niet meer op hoe lelijk ze eigenlijk zijn. Ik passeer, kijk omhoog en breng een groet hen, deze iconen van een verdwenen industrie.

De laatste weken vraag ik me ineens af. Welke mafketel heeft toch de C van CSM roze geschilderd?

Suikersilo’s – week 16 2009

CSM-silos, gezien vanaf de Boschebrug
CSM-silo's, gezien vanaf de Boschebrug

De laatste weken is er in Breda een discussie losgebarsten over het al dan niet slopen van de silo’s van de voormalige suikerfabriek CSM. De vraag: gelden de betonnen silo’s uit de jaren zestig als industrieel erfgoed.

CSM stopte al een paar jaar geleden met de verwerking van suikerbieten. Spijtig, want daarmee verdween de heerlijke, weeïge  geur van de bietencampagne uit de stad. En sinds kort wordt er op het immense terrein van de CSM ook geen suiker meer verwerkt. Nu staat het CSM-terrein pal naast het historische centrum van de stad, aan de westoever van de Mark. De silo’s zijn dus met recht beeldbepalend te noemen. Waarmee overigens niet gezegd is dat deze betonklotzen ook mooi zijn.

Aanvankelijk was de afgifte van de sloopvergunning voor de silo’s een ambtelijke kwestie, die door GroenLinks-wethouder Willems geagendeerd is voor bespreking in het college. Daar bleek hij de enige die überhaupt wilde onderzoeken of de silo’s wellicht monumentwaardig waren. De bouwwerken werden langs de erfgoedmeetlat gehouden en vervolgens werd het onderwerp geagendeerd in de commissie Bouwen en Wonen. Volgens de erfgoedmeetlat scoorden ze net onvoldoende om in aanmerking te komen voor een status als gemeentelijk monument.

De meeste partijen waren voor sloop van de silo’s. Dat klopt wel ongeveer met de mening van de stad. Wat me opviel in gesprekken die ik hierover de afgelopen weken met diverse mensen heb gehad, is dat met name jongere Bredanaars de silo’s als onderdeel van de Bredase geschiedenis zagen. Ouderen, die nog hebben meegemaakt dat silo’s decennia geleden verrezen, zien ze liever vandaag dan morgen verdwijnen.

De partijen die voor het behoud van de silo’s pleitten, waren de SP, D66 en GroenLinks. De SP omdat zij vond dat er in de silo’s wel goedkope woningen voor studenten en kunstenaars gerealiseerd konden worden. D66 was van mening dat met de sloop van de silo’s een belangrijk stuk industriële historie uit de stad zou verdwijnen. Ik was het met D66 eens. Maar ik had daarbij wel een aantal kanttekeningen.

De betonnen silo’s zijn gebouwd om bieten in op te slaan. De ringbewapening in de betonnen cilinder is vooral bedoeld om zijwaartse druk op te vangen. Voor een bouwconstructie moet een silo vooral neerwaartse druk kunnen opvangen, en dat vereist een andere constructie. Herbestemming zou dus betekenen dat er in de silo een aparte, zelfdragende constructie gebouwd zou moeten worden. Niet het meest eenvoudige werk. Daarnaast moeten er uit de silo’s op zijn minst ramen gezaagd worden. Een ingrijpende wijziging in de bouwconstructie van de silo’s. Daarnaast staan de silo’s pal naast het spoor. Met de huidige veiligheidseisen mag daar niet zomaar voor bewoning gebouwd worden. Het pand zou, gezien het transport van gevaarlijke stoffen over de brabantroute, op zijn minst ernstig verstevigd moeten worden.

Behoud van de silo’s is kostbaar en technisch lastig. Daarnaast, wie score op de erfgoedmeetlat goed bestudeerd, valt op dat de silo’s vooral hoog scoren vanwege hun herinnering aan de inmiddels verdwenen suikerindustrie, hun inpassing in het stedelijk landschap en hun structuur. Met name belevingsargumenten dus. Dat bracht me op het volgende idee: in plaats van een technisch ingewikkelde operatie van herbestemming van de huidige silo’s, is het ook mogelijk om op dezelfde plaats nieuwbouw te plegen die in vorm en omvang herinnert aan de huidige silo’s. Indien in die nieuwbouw nog elementen van de huidige silo’s verwerkt kunnen worden, de belettering bijvoorbeeld, is die verwijzing naar het verleden van de suikerindustrie in mijn ogen voldoende gewaarborgd.

Of het allemaal kan, is nog de vraag. Maar het college was bereid om mijn suggestie als uitgangspunt mee te nemen in de stedebouwkundige randvoorwaarden voor het gebied. Nu nog een maand per jaar een paar bieten koken en de herrinnering aan de suikerfabriek is compleet.

Ter kerke – vr 23 jan. 2009

Heilig Hartkerk Breda
Heilig Hartkerk Breda

Ik was nog niet koud een dag in Nederland, of er stonden al weer afspraken in mijn agenda. En dus trok ik om vier uur naar het stadskantoor voor een overleg met wethouder Aarts over de toekomst van de Heilig Hartkerk.

Het was een aparte combinatie van mensen. Allereerst bestond het gezelschap geheel en al uit GroenLinksers (Piet Hein en ik) of CDA-ers (de rest). De rest, dat waren in dit geval Wethouder Aarts, raadslid Mattie Boidìn en de burgemeester van Woudrichem en voorzitter van de taskforce toekomst kerkgebouwen, Frank Petter. Nu ken ik Mattie, behalve als collega raadslid, al veel langer als de moeder van schoolgenoten van mij op de middelbare school. En Frank Petter op zijn beurt, is de zwager van Piet Hein. Terug in Nederland viel me ineens weer op hoe klein de wereld soms kan zijn.

Overigens, het hoofd Erfgoed was er ook bij. We waren dan ook bijelkaar gekomen om te praten over de Heilig Hartkerk. Stichting Woonzorg Nederland had het in zijn hoofd gehaald het middenschip van de kerk te slopen ten behoeve van nieuwbouw om zo de voorgevel te kunnen redden. Aangezien het hier een rijksmonument betreft, hadden wij daar weinig trek in. Daar moest de wethouder alleen ook nog van overtuigd worden.

Dat laatste bleek aanmerkelijk makkelijker dan dat ik eerst dacht. Sterker nog, ze had zichzelf al overtuigd. Mijn vacantie heeft haar goed gedaan, dacht ik nog even. De rest van het uur waren we dus vooral bezig met het uitwisselen van kennis en ideeën over hoe de kerk opgeknapt en in de toekomst ingevuld zou kunnen worden. Dat was nog geen gemakkelijke opgave. Je kunt niet zo maar alles in een kerk kwijt.

Mijn eerste dag terug in Nederland en ik ben nou al weer kerken aan het redden. En dat voor een atheïst.

Homo Nefastus – wo 29 okt. 2008

Heilig Hartkerk

Een maand geleden schreef ik al dat ik het gehele dossier van de Heilig Hartkerk had opgevraagd om er nu eens achter te komen wat de laatste stand van zaken was en of de gemeente haar regie-rol wel goed oppakte.

De oogst was teleurstellend. Het metersdikke dossier herbergde bezwaarschriften tegen de voorgenomen sloop zon tien jaar geleden. Recente correspondentie bevatte de dikke mappen echter niet. Totdat er een kopie van een recente brief van de eigenaar van de kerk, Stichting Woonzorg, in mijn mailbox belandde.

In die brief vroeg Woonzorg aan de gemeente hoe zij stond tegenover het idee om alleen de toren, voorgevel en pastorie te laten staan en het schip te slopen om daar woningen voor in de plaats te zetten. Mijn mond viel open van verbazing. Jaren eerder had de toenmalige eigenaar, Ouwehand, al eens een soortgelijk plan gelanceerd, dat toen op geen enkel draagvlak kon rekenen. En toen had de kerk niet eens een beschermde status. Dat Woonzorg jaren later hetzelfde plan indient voor wat inmiddels een rijksmonument is, en vervolgens denkt daar mee weg te komen, is ronduit schofterig te noemen.

Sinds de sluiting in 1986 is de neogotische kerk object van speculatie geweest voor diverse projectontwikkelaars. In die twintig jaar heeft er, op wat kleine reparaties door krakers na, geen enkel onderhoud aan het pand gepleegd. Het is tijd dat de eigenaar zijn verlies neemt en doet wat haar te doen staat, namelijk het pand gewoon opknappen. Dat dat de eigenaar een flinke duit zal kosten, zal me een zorg zijn. Het is immers ook de schuld van de speculanten dat het pand in een bouwkundig slechte staat verkeert.

Samen met collega Mattie Boidìn van het CDA stelde ik er vragen over. Lees verder “Homo Nefastus – wo 29 okt. 2008”

Homo Ecclesiasticus- vr 26 sept. 2008

Het behoud van de Heilig Hartkerk is al jarenlang, of beter gezegd decennia lang, een belangrijk punt voor GroenLinks. En dus dringt de fractie al jarenlang aan op het opknappen van het pand. Desondanks lijkt er maar geen schot in te zitten.

Zonder opnieuw de geschiedenis te herhalen: de Heilig Hartkerk is al sinds halverwege de jaren ‘80 niet meer in gebruik. De parochianen zijn in 1986, toen ze de kerk uit protest tegen de sluiting hadden bezet, door de politie biddend uit de kerk gedragen. Een dik jaar later werd de kerk gekraakt.

In de tussentijd ging de kerk van hand tot hand. Speculanten en projectontwikkelaars wilden de kerk slopen om er luxe appartementen te bouwen. Sloop van de kerk werd jarenlang door omwonenden en monumentenliefhebbers voorkomen. Toen de sloop van de kerk vrijwel niet meer te voorkomen was, werd de kerk vier jaar geleden alsnog op de rijksmonumentenlijst geplaatst. Kerk gered, zou je zeggen.

Sinds die tijd is er alleen niet zoveel meer gebeurd. De bewoners zijn onder het mom van een brandgevaarlijke situatie tijdelijk hun pand uit gejaagd, op het dak is een lek ‘gedicht’ door er een plastic zeil tegenaan te spannen en sinds kort is de kerktoren met steigers gestut om het ontzetten van de torenspits tijdens een eventuele storm te voorkomen. Maar van definitieve plannen voor invulling lijkt nog steeds geen sprake. De huidige eigenaar, Stichting Woonzorg, lijkt expres de boel te vertragen in de hoop dat het pand vanzelf omvalt, zodat de grond alsnog met dikke winst wordt verkocht. En tussendoor heeft woonzorg ook nog een subsidiebedrag voor reatauratie van vier miljoen misgelopen omdat ze te laat waren met het versturen van een brief.

Ik heb het volledige dossier dus maar bij de gemeente opgevraagd om mijn vinger erachter te krijgen. Bij elkaar een meters dik dossier, maar de echt relevante documenten ben ik er niet in tegengekomen. De correspondentie met Woonzorg bijvoorbeeld. Want wanneer gaat die organisatie het pand nu eens echt opknappen. En als ze dat nu echt niet willen, kunnen ze het wat mij betreft ook gewoon weggeven aan iemand die er wel wat mee wil doen.

Homo Vernus – vr 14 mrt. 2008

selcuk akinci

Gisteren vond voor de tweede maal het pré-kadernotadebat plaats, waarin de fracties aangeven welke prioriteiten zij voor het komende jaar stellen. Hieronder mijn bijdrage.

Voorzitter,

Een jaar geleden, bij de pre-kadernota, legde ik drie accenten voor de toekomst van de stad, die ik kortheidshalve samenvat als duurzaam, sociaal en gericht op de toekomst.

Enkele maanden later, bij de behandeling van de Kadernota 2008, vertelde ik U het verhaal van Tobias de Ridder, die in 2050 door de stad fietst en wandelt. Rond de stad een prachtig aaneengesloten groen buitengebied, daar midden in: de stad, vol eigenzinnige, openhartige Bredanaars in een cultureel bruisende stad.

En bij de begroting vertelde ik U het verhaal van de treinreis naar nieuwe bestemmingen. En ik sloot af met de zin “We zien uitdagingen te over voor de tweede helft van de bestuursperiode, die ik graag oppak met de collegae”.

Vandaag is voor deze coalitie het begin van die tweede helft. Twee jaar geleden was er onderling vertrouwen, maar voelde het af en toe ook wat ongemakkelijk. Nu zeg ik vol overtuiging: deze coalitie is geen verstandshuwelijk. Het is veel meer. Het is een gesamptkunstwerk waarbij alle vier de partners duidelijk hun eigen inbreng hebben, maar het resultaat van ons allemaal is.

Voor de Kadernota 2008 legt GroenLinks een aantal expliciete wensen neer op de thema’s natuur en milieu, cultuur en erfgoed. De gemene deler van al die zaken is dat ze te maken hebben met de beleving van de stad en de dorpen, de vezels van Breda, ons DNA.

In het kader van de reconstructie heeft Breda nog grote opgaven liggen waarvoor financiering ontbreekt. Dat geldt allereerst voor De Rith en de Flessenhals Teteringen, maar ook voor andere verbindingszones, waaronder het groenblauwe Raamwerk bij Bavel. De financiering voor die projecten zouden wij graag terugzien in de Kadernota.

Op het gebied van het klimaat en de luchtkwaliteit maakt Breda stappen voorwaarts. Maar de problemen in de stad zijn ook bovenmatig groot. Met innovatieve maatregelen, zoals groene daken of de aanplant van boomsoorten die meer lucht zuiveren, kan weer een slag geslagen worden. Voor dit soort groene innovatie willen we graag een investeringsbedrag reserveren.

Breda moet werk maken van het verbeteren van de waterkwaliteit. Onderdeel daarvan is zorgen voor voldoende retentiecapaciteit en een goede doorstroming van het water van zuid naar noord. Het doortrekken van de Haven en de Nieuwe Rivier kan een bijdrage kan leveren aan deze problematiek. Oftewel: wat we investeren in de Nieuwe Mark, kunnen we op andere plekken juist besparen. GroenLinks zou graag een gedegen onderzoek willen zien waarin staat welke positieve effecten het doortrekken van de Nieuwe Mark heeft, wat we daar allemaal voor moeten doen en wat we vervolgens aan andere maatregelen kunnen besparen. Op basis van die informatie kan de raad straks besluiten om van de Nieuwe Mark een echt stromende rivier te maken.

Voorzitter,

Op het punt van Cultuur heeft deze stad vorig jaar een groots Cultuurdebat gehad. Voor het eerst ging de gemeente, ging de politiek de dialoog aan met de kunstenaars en de bewoners van deze stad. Het resultaat: hernieuwd vertouwen en een heldere visie. De kracht van Breda zit in de beeldcultuur en daarop moeten we verder bouwen. Dat moeten we dan wel kunnen: GroenLinks vraagt een investeringsbudget om die beeldcultuur op poten te kunnen zetten, onder andere voor de Markstudio’s. Maar we willen ook een structurele verhoging van het budget: voor het stimuleren van de broedplaatsen, het faciliteren van een filmfestival, kortom, voor allerlei initiatieven die passen in het concept van de beeldcultuur.

Tot slot het punt van Erfgoed, mevrouw Vossenaar heeft het al genoemd. De Heer Vos vroeg de vorige raadsvergadering nog wat dan het geeigende moment was om daar geld voor te vragen. Wel, mijnheer Vos, dit is dat moment. GroenLinks wil de achterstand in de inventarisatie inlopen, de beleidsadvieskaarten veilig stellen, en ruimte creëren voor de ongedekte ambities. Overigens, wethouder, denkt U dan ook meteen aan het behoud van Veemarktstraat 58? Heel graag.

Voorzitter, deze coalitie heeft nog andere ambities, als het gaat om participatie, jeugd en gezin en het onderwijs. Andere partners zullen daar in hun bijdrage ook nog op terugkomen. Eén wil ik er al wel vast noemen: dat gaat om het onderhoud van de stad. In de hoorzitting horen we veel problemen van bewoners van de stad die daar betrekking op hebben. We zouden graag zien dat deze in relatie tot de bestaande onderhoudsplanning worden bezien en meegenomen. Daarbij denk ik onder andere aan de speelveldenproblematiek zoals deze is aangekaart door de medewerkers van NAC, de boomwortelopdruk in de Haagse Beemden, de bloembakken in het centrum of de toekomstige financiering van de Fietsplannen. En ook voor het boek van de vogelwerkgroep of de kinderboerderij Haagse Beemden moet binnen de reguliere budgetten toch wel financiering te vinden zijn. De GroenLinks-fractie vraagt daar bij het college aandacht voor.

Voorzitter, ik rond af
De voorstellen die U straks van PvdA, CDA, Breda ‘97 en GroenLinks zult krijgen, zijn niet zonder visie. Ze gaan over de toekomst van Breda, over mensen, over zorg, over cultuur, over natuur en milieu. En wellicht zijn er nog meer voorstellen van anderen in deze raad die een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van onze stad. Het aandeel van GroenLinks in dat totaalpakket is volgens mij onmiskenbaar. Wie dat niet wil zien, is ziende blind.

Weet U wat ik denk? Ik denk dat het lente wordt.